Spring naar de content
bron: remco koers/anp

Boos boekenjaar

2021 was een goed voor jaar voor literaire prijzen, voor non-fictie en voor boze mannen. Intussen groeit de angst om het verkeerde te zeggen. O, en het papier is op. Een terugblik.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thomas van den Bergh

Afgaand op het aantal literaire bekroningen was 2021 een prijzenswaardig jaar. De Sybren Poletprijs, de Gerrit Krolprijs, de Poëziedebuutprijs, de European Union Prize for Literature, de Gouden Strop, de K. Schippers-prijs, het Gouden Boek, de Holocaust Literatuurprijs, de Hans Vervoort-prijs, de C. Buddingh’-prijs, de Jan Wolkersprijs, de Tzumprijs, de J.C. Bloemprijs, de Confituur Boekhandelsprijs, de Thea Beckmanprijs, de Gouden Ganzenveer, de Filter Vertaalprijs, de Prinsjes-boekenprijs – al deze literaire prijzen, en meer, werden het afgelopen jaar uitgereikt. Op één na. Die heb ik bedacht. Als u weet welke, bent u buitengewoon goed ingevoerd in de letteren, of een schrijver die wanhopig op zijn eerste bekroning wacht.* 

K. Schippers

Hoewel het aantal literaire prijzen dus niet tegenvalt, is er altijd ruimte voor nieuwe. In 2022, zo werd onlangs bekendgemaakt, zal de eerste Prijs voor het Belangrijkste Boek van het Jaar worden uitgereikt. Deze PBBJ zal gaan naar boeken die ‘een duidelijke maatschappelijke impact hebben: het is een boek dat je nu moet lezen om deze tijd te begrijpen; het is relevant, invloedrijk en biedt een nieuw perspectief’.

De instelling van een prijs voor ‘belangrijke boeken’ is tekenend voor wat er in deze verwarrende tijden van een boek wordt verwacht: engagement, inzicht en bij voorkeur een glimpje hoop. Geen wonder dat literatuur het in toenemende mate aflegt tegen de non-fictie. Kijk de bestsellerlijsten en de boekenbijlagen er maar op na. Fictie, vooral vertaalde fictie, zit in het verdomhoekje. Tenzij een schrijver zijn roman heeft volgestopt met straatrumoer. De nieuwe van Dave Eggers, een drammerige dystopie waarin de schrijver andermaal big tech onder vuur neemt, werd in alle kranten breeduit besproken. 

Romans die ‘impact’ hebben op het debat krijgen nog volop de ruimte. Auteurs met een bewogen levensverhaal of een scherpe opinie (liefst beide) schuiven geregeld aan bij de late night-tafels. Het succes van Lale Gül, wier roman Ik ga leven al 36 weken op de bestsellerlijst van de CPNB staat, is voor een groot deel te danken aan haar onverhulde islamkritiek. Introverte, literaire auteurs als Roos van Rijswijk, Rob van Essen of Gerda Blees zul je minder snel op tv zien. Zij publiceerden mooie maar ingewikkelde romans en verhalen waarin het meer draait om vorm en spel dan om hun meningen.

Anno nu is het aanbevelenswaardig om verontwaardiging uit te stralen. Boosheid is de grondtoon van het publieke debat, en schrijvers vormen hierop geen uitzondering. Waar hun polemieken vroeger in de bedeesde kolommen van een literair tijdschrift werden uitgevochten, gebeurt dat tegenwoordig in de arena van de sociale media. Luidruchtige literatoren als Jamal Ouariachi, Leon de Winter, Pieter Waterdrinker en Abdelkader Benali (inderdaad, vooral mannen) gaan er in hun blogs, tweets en Facebook-posts bij voorkeur met gestrekt been in.

Zo nam die laatste het afgelopen jaar neerlandici op de korrel (‘de studie Nederlands is een knekelhuis’), waarna op Twitter een lieve tegenactie op touw werd gezet met de hashtag #wijzijnneerlandici. Daan Heerma van Voss schoot met scherp op leraren Nederlands in het middelbaar onderwijs. Gerbrand Bakker deed een oproep aan lezers om meer werk van eigen bodem te kopen (‘eigen literatuur eerst!’). Pieter Waterdrinker was boos op… nou ja, waarop niet? En Ouariachi maakte zich geregeld kwaad over de cancelcultuur in de letteren, en daarbuiten.

Er zijn al uitgevers gesignaleerd die hun hele uitgeefprogramma moesten aanpassen aan de papierschaarste

Wat dat betreft had hij in 2021 een goed jaar. De discussie omtrent inclusiviteit en white privilege bereikte een kookpunt toen uitgeverij Meulenhoff de vertaalrechten verwierf van ‘The Hill We Climb’, het spoken word-gedicht dat Amanda Gorman ten gehore gaf bij de inauguratie van president Joe Biden op 20 januari. Toen de uitgeverij bekendmaakte dat het gedicht door Marieke Lucas Rijneveld vertaald zou worden, brak de hel los. Waarom niet een Nederlandse spokenwordartiest gevraagd, in plaats van deze witte, gearriveerde schrijfster (m/v)? Op zichzelf een terechte vraag, al was het wellicht nóg logischer geweest om een gerespecteerd vertaler aan de klus te zetten – zwart of wit, man of vrouw. Vertalen is immers een vak op zich. Na alle ophef gaf Rijneveld de opdracht terug en werd spoken word-ster Zaïre Krieger aan het werk gezet.

We leven in gevoelige tijden. Gender en huidskleur liggen onder een vergrootglas. Dat er op die manier meer bewustzijn komt van vooroordelen en stilzwijgend verleende privileges, is alleen maar mooi. Maar een onbedoeld bijeffect is de angst, die bij schrijvers, uitgevers en anderen in de cultuursector stilaan onder de huid kruipt. “Het begint hier te lijken op de DDR,” zei schrijver Stephan Sanders deze zomer bij Het Filosofisch Kwintet. “De waarden van de antiracisme-, MeToo- en vrouwenbewegingen zijn voorschriften geworden.”

En dus heerst alom de angst om het verkeerde te zeggen, het verkeerde te doen. Bij media zie je eenzelfde omzichtigheid. NRC Handelsblad nam het zekere voor het onzekere en liet de vertaling van ‘The Hill We Climb’ recenseren door Quinsy Gario, iemand die bekendstaat als activist en (voormalig) politiek medewerker van Bij1, maar niet als groot kenner van vertalingen.

Herman Brusselmans

Je kunt maar beter luidkeels ‘het goede’ verkondigen. Vooral jonge schrijvers die hun plek op de Olympus nog moeten bevechten, voelen zich geroepen hun correcte intenties te tonen. Toen Vlaming Herman Brusselmans, als altijd de subtiliteit zelve, tijdens een voorlezing op een literair festival in Rotterdam dit najaar het n-woord gebruikte, verlieten schrijfsters Bregje Hofstede en Alma Mathijsen de zaal. Hofstede eiste bovendien dat de organisatie afstand nam van de uitspraken van Brusselmans. Zulks geschiedde.

Wat hier verbaast is niet alleen de verontwaardigde reactie van Hofstede en Mathijsen. Boos worden op het botte, beledigende taalgebruik van Brusselmans is zoiets als naar de Chippendales gaan kijken en dan verontwaardigd het theater uitbenen omdat er blote mannenlijven te zien zijn. Grofheid is de essentie van Brusselmans’ schrijverschap.

Verbazingwekkender is dat een uitspraak van een literair auteur, niet gedaan tijdens een interview maar voorgelezen uit eigen werk achter een katheder, langs een morele meetlat gelegd wordt. Lag de tijd dat romans veroordeeld werden vanwege hun scandaleuze of aanstootgevende inhoud niet ver achter ons? Je kunt Brusselmans’ provocaties smakeloos vinden en kwalitatief onder de maat, maar om een schrijver hiervoor publiekelijk op het matje te roepen is niks anders dan jezelf belangrijk maken.

Waar de ene kwestie luidkeels commentaar ontlokte aan de literaire goegemeente, daar bleef het opvallend stil bij een andere. Eind vorig jaar werd criticus en literatuurmandarijn Arjan Peters ontslagen bij de Volkskrant na aantijgingen van machtsmisbruik door enkele (anonieme) jonge, vrouwelijke schrijfsters. Peters ging in hoger beroep. Op 19 oktober bepaalde de rechter dat het ontslag onterecht was; van machtsmisbruik was geen sprake geweest. Ook was het onderzoek naar de beschuldigingen door de krant ondeugdelijk uitgevoerd. 

Opvallend was de reactie van Volkskrant-hoofdredacteur Klok, daags na de uitspraak. In een column hield hij voet bij stuk: de rechter had ongelijk. Ook suggereerde hij dat er meer aan de hand was geweest maar dat ‘we niet alles openbaar kunnen maken’. Om op die manier het oordeel van het gerechtshof botweg terzijde te schuiven getuigt van weinig respect, zowel voor Peters als voor de rechtstaat. ‘Onschuldig tot het tegendeel is bewezen’ is bij Klok blijkbaar ‘schuldig, zelfs als het tegendeel is bewezen’.

Amanda Gorman

Tussen de bedrijven door was er ook tijd voor klein nieuws. De Harense villa van W.F. Hermans werd voor 1,5 miljoen euro te koop aangeboden. De liefdesbaby van Arnon Grunberg en Niña Weijers heet Alyosha. Astrid Roemer vindt dat Desi Bouterse een standbeeld moet krijgen. En Sofie Lakmaker heet voortaan Tobi Lakmaker.

En dan hebben we het nog niet eens gehad over het nijpendste probleem van het hele boekenvak: de papierschaarste. Terwijl de sector na het horror-coronajaar langzaam overeind krabbelt, mede met dank aan de Zeven zussen-hype, blijkt er niet genoeg materiaal voorhanden om nieuwe boeken mee te maken. Ironisch genoeg zijn het vooral de kartonnen verpakkingen van online-winkels als bol.com die de uitgeverijen nu nekken. Tot op heden werden met name herdrukken uitgesteld, maar er zijn al uitgevers gesignaleerd (zoals Querido) die hun hele uitgeefprogramma moesten aanpassen aan de schaarste. Hierop is maar één antwoord mogelijk: stoppen met online winkelen. Bezoek uw lokale boekhandel, als u iets te lezen in huis wil halen. Is ook beter voor uw cholesterol.  

* De K. Schippersprijs bestaat nog niet. K. Schippers overleed op 12 augustus. Het is een kwestie van tijd voordat deze prijs, voor literatuur die oog heeft voor de poëzie van het alledaagse, in het leven wordt geroepen.