Spring naar de content
bron: martin dijkstra/lumen

Pieter Waterdrinker: ‘Ik laat een moerasgas los dat sommigen niet willen ruiken’

Pieter Waterdrinker (59) schreef niet alleen over de wereldgeschiedenis in zijn romans, hij was er zelf ook bij, als Rusland-correspondent: de Oranjerevolutie, de annexatie van de Krim. Als klassieke sociaaldemocraat spreekt hij links aan op het onvermogen om met de realiteit om te gaan. Dat wordt hem niet in dank afgenomen. ‘Ik laat een moerasgas los dat sommigen niet willen ruiken.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

“For your information,” mailde de schrijver Pieter Waterdrinker vooraf, “ik ben NIET verongelijkt, integendeel. Ik ben zeer gelukkig. Geloof NIET het beeld dat van mij bestaat, of beter: dat sommige idioten van mij hebben gecreëerd.”

Aanleiding voor de veronderstelling was een recensie van de website Joop die hij stuurde: ‘Verongelijkte middenstanderszoon schrijft wereldliteratuur’. De middenstanderszoon is Waterdrinker, wiens ouders een hotelpension dreven in Zandvoort, de wereldliteratuur is diens laatste roman De rat van Amsterdam, vorig jaar juli verschenen.

In het boek draait Ruben Katz, zoon van Letse immigranten, eerst de filantropie en de ethiek een loer in zijn werk voor de Nationale Armenloterij, om zich daarna aan te sluiten bij het Siberisch Front, een duistere organisatie voor Europeanen die in Moskou een nieuw Jeruzalem zien. 

Een rollercoaster van een boek, zoals we van Waterdrinker gewend zijn. Zoals het leven van Waterdrinker zelf, van oktober 1961, een levenslang bezoek aan het pretpark is, of aan de kermis, met af en toe een rit in het spookhuis. Maar nu staat de achtbaan even stil. De schrijver zit vast op het platteland van Zuid-Frankrijk, nabij Toulouse. Vanwege gedoe met zijn visum komt hij Rusland niet in, waar hij al 25 jaar woont, in Sint-Petersburg. 

“Het is heel banaal,” zegt hij. De verlenging van zijn verblijfsvergunning in Rusland heeft vanwege Covid vertraging opgelopen. Zijn Russische vrouw Julia gaat als eerste terug om de papieren in orde te maken. Even wachten op het Franse platteland is geen straf. “Het is hier fantastisch. In Sint-Petersburg ligt nog sneeuw. Hier komen de narcissen op.”

We spreken via Zoom, waarop Waterdrinker groot, dichtbij en energiek gebarend in beeld is. De schrijver heeft het druk. “De Duitse vertaling van mijn roman Poubelle is klaar, die ben ik aan het nakijken. Ik krijg net de Engelse vertaling van Tsjaikovskistraat 40, mijn voorlaatste boek. Ik ben altijd bezig met nieuw werk, ik bedoel, ik schrijf gewoon altijd. En ik weet niet of je de Volkskrant leest, maar rond kerst ben ik tien keer ingevallen voor Sylvia Witteman.”

Vorig jaar kwam er in de eerste maanden van de pandemie een einde aan een kwarteeuw Russisch correspondentschap voor De Telegraaf. Een van zijn beste vrienden, de journalist en schrijver Alexander Münninghoff, was overleden. De Duitse promotietour rond de vertaling van Tsjaikovskistraat 40 ging niet door. De lockdown in Rusland was streng. “Je kon de straat nog niet uit.”

“Mijn vrouw werd ziek, longontsteking. Ik dacht: het is allemaal mooi en aardig, maar ik heb me 24 jaar helemaal het lazarus gewerkt, ik hou dat gewoon niet meer vol, en ik wil het ook niet meer volhouden. Dus ik besloot om dat correspondentschap gewoon op te zeggen, ermee op te houden, omdat mijn schrijverschap uiteindelijk het allerbelangrijkste is.

“Van het ene op het andere moment was ik zonder inkomsten. Ik heb geen pensioen opgebouwd en zelfs bijna geen AOW. Toen heb ik tegen de hoofdredacteur van De Telegraaf gezegd: geef mij een column of zo, juist niet over politiek, maar over literatuur, over kunst, over het leven. Dat is geweigerd.” 

Op Facebook schreef Waterdrinker: “Dertig jaar trouw aan een krant waarvoor ik veel opzij heb gezet, meermaals mijn leven heb gewaagd, is kennelijk niets meer waard.”

In de jaren twintig en dertig sprak bijna elke Nederlander Duits. Nu weten we nog net wie de bondskanselier is

Hij is niet boos. “Dat zeggen andere mensen! Er zijn altijd andere mensen die bepalen hoe ik ben. In de afgelopen 25 jaar hebben mijn vrouw en ik avonden, dinertjes georganiseerd, half Nederland is bij me thuis geweest, van Manon Uphoff en Ilja Pfeijffer tot weet ik veel wie, en iedere keer zijn er dus mensen die totaal niet weten wie ik ben, die gaan bepalen wat ik denk. Je kan je er niet tegen verweren.”

Hij deed het altijd allebei, het schrijven en de journalistiek, waarbij zijn avonturen als verslaggever vaak stof waren voor zijn boeken. ’s Ochtends schrijven, tot elf uur daar en negen uur in Nederland, en dan overal achteraan. Nooit kwam er een stuk te laat. “Als iemand zegt: om vier uur moeten er 520 woorden zijn, dan is het niet één voor of één over vier, en ook niet 519 of 521 woorden. Ik ben disciplinair, ik kan dat gewoon.

“Ik ben wat dat betreft gewoon een werker. Of het nou een roman is, een stuk voor de krant of een column. Uiteindelijk is het allemaal gewoon werk.” In vijf jaar schreef hij drie dikke boeken: Poubelle (2016), Tsjaikovskistraat 40 (‘een autobiografische vertelling uit Rusland’, 2017) en De rat van Amsterdam, samen ruim 1500 pagina’s, te lezen als drieluik, en elk van de titels afzonderlijk niet zonder de pretentie van een Grote Europese Roman. 

Een dag heeft 24 uur, zegt hij altijd. “Acht uur om te slapen, acht uur om te werken en acht uur om te drinken.” Als correspondent stond hij zeven dagen per week áán. “Oorlogen, vliegtuig in, trein uit, boot op, onderzeeboot uit. Ik heb een druk leven, en een druk sociaal leven, altijd gehad. Mijn vrouw en ik hebben in die 25 jaar denk ik een huis aan gastvrijheid uitgegeven.

De rat van Amsterdam werd lovend ontvangen, maar ontbrak desondanks op de longlist voor de Libris Literatuur Prijs. Om de een of andere reden krijgt hij de 

erkenning in zijn moederland soms met Hollandse zuinigheid opgediend. Op Twitter kan Waterdrinker op een laat, met wijn gevuld uur weleens warmbloedig reageren, als de gevestigde orde in de letteren hem en zijn werk weer met de nek aankijkt. 

Hij is een emotioneel mens, twitterde hij. Je krijgt Pieter Waterdrinker altijd met zijn hele hebben en houden. Hij is zo’n schrijver van wie de autobiografie de grondtoon is van zijn werk. Vorig jaar konden we een glimp van dat leven zien, toen de NPO zijn documentaire over Rusland en de MH17 uitzond, Het Rusland van Vladimir Poetin door de ogen van Pieter Waterdrinker. 

De tekst gaat onder de foto verder.

‘Iedere keer zijn er dus mensen die totaal niet weten wie ik ben, die gaan bepalen wat ik denk’
bron: martin dijkstra/lumen

We zien Waterdrinker en Julia thuis in hun appartement aan de Tsjaikovskistraat, eten en wijn drinken met vrienden, inderdaad, we zien hem het huis verderop in zijn straat aanwijzen waar Vladimir Iljitsj Lenin woonde, het Taurische Park, ook in de buurt waar de Russische Revolutie van 1917 begon. We zien Waterdrinker kalm blijven te midden van het lawaai en de haast van een Russische talkshow, als de presentator tegen hem schreeuwt en het studiopubliek hem uitjoelt. 

“Het leven is hier vaak als in een film,” zegt hij in de documentaire. “Vol drama, hartstocht, maar ook met donkere periodes. Intussen heb je wel het gevoel dat je echt leeft.” Hij laat het appartementenblok zien waar Vladimir Poetin opgroeide. Wat je moet begrijpen, zegt hij: in de oorlog werd Leningrad negenhonderd dagen belegerd, met een miljoen doden als gevolg, onder wie de oudere broer van Poetin. Als die met Angela Merkel praat, is het in het volle besef daarvan. 

Waar wij alles vergeten, is de geschiedenis in Rusland dagelijkse realiteit. In dat decor woont Pieter Waterdrinker. De schrijver moet de volgende bladzijde in het geschiedenisboek aan den lijve ondervinden. 

Toen hij veertien, vijftien was, las hij voor het eerst Toergenjev en Tsjechov. “Ik dacht: dat is zo’n fantastische wereld, als ik nou naar Rusland ga, dan stap ik die wereld in. Een beetje een kinderlijke gedachte. Maar uiteindelijk wilde ik gewoon leven.” De prachtige schrijver Isaak Babel uit Odessa wilde ook schrijver worden, vertelt Waterdrinker. Hij toog naar de grote schrijver Maxim Gorki in Petrograd, Petersburg, om te vragen hoe dat moest. “Je moet léven,” zei Gorki. 

Waterdrinker kwam al in de Sovjet-Unie in 1989, waar hij zich onder meer bezighield met de distributie van illegale Bijbels en een handel in spijkerbroeken. De Berlijnse Muur viel in hetzelfde jaar, twee jaar later viel de Sovjet-Unie uiteen. Hij stond in 2004 ’s nachts in de vrieskou op het Maidan-plein in Kiev, waar de Oranje-evolutie plaatshad, was tien jaar later op de Krim tijdens de annexatie door Rusland, stond op de plek in Oost-Oekraïne waar de MH17 was neergestort, een voor Nederland ongekende ramp die hij verwerkte in Poubelle

“Het kan dus nog steeds, in deze tijd: uit de eerste hand getuige zijn van wereldgeschiedenissen,” zegt hij. “Maar het is vooral het decor dat me aantrekt. Het gaat in de literatuur natuurlijk altijd over de eeuwige zaken, liefde of geen liefde, en dan de dood, zoals Reve zegt. Die petite histoire, het menselijk drama, wordt uitvergroot in het decor van het wereldtoneel. Voor mij is dat een aantrekkelijke vorm. Leven en literatuur komen dan samen.

“Toen ik opgroeide, had je het Westen en het Oostblok, dat begon bij de DDR. Achter het IJzeren Gordijn lag een grauwe massa, allemaal bruinkool, grijs, communistisch. Alsof de wereld van papier-maché was gemaakt.” Van die wereld wisten en weten we weinig. “Iedereen weet waar Chicago ligt, iedereen weet waar Los Angeles ligt, maar van Kazan, een grote stad aan de Wolga, of Jekaterinenburg hebben ze nog nooit gehoord.”

Nederland staat met de rug naar het Oosten. “In de jaren twintig en dertig sprak bijna elke Nederlander Duits. Nu weten we nog net wie de bondskanselier is. We denken dat alles achter Duitsland ons niet aanraakt. Maar Moskou is drie uur van Amsterdam, net zo dichtbij als Alicante. De comfortabele wereld waarin we zijn opgegroeid, waarin iedereen zo zou worden als wij, is afgelopen. Wij zijn niet leidend. Rusland wordt gezien als een bedreiging, terecht, maar een nog veel grotere bedreiging is China.” 

Rusland schuift op naar een dictatuur. Kun je merken dat het leven er verandert? 

“Nee. Dat is heel erg moeilijk om uit te leggen. Omdat je met elke vorm van nuance die je aanbrengt als het Rusland betreft al heel snel wordt gezien als een verdediger van het regime. Een Versteher. Mag ik vragen: een stad als Moskou, wat voor beeld heb jij daarbij?”

Dat van een grote, moderne, kosmopolitische stad.

“Moskou is het enige Manhattan van Europa. De metamorfose die daar de afgelopen kwarteeuw heeft plaatsgevonden is ongelooflijk. Moskou is een bruisende metropool van 14 miljoen inwoners. In de Sovjettijd was de stad grijs en grauw als het hele Oostblok, er was niets. Nu is het een blinkende etalage. De winkels zijn er 24 uur per dag open, er zijn restaurants; als je geld hebt, kun je er alles krijgen. Er is een groot verschil tussen arm en rijk. 

“Er loopt een rechtstreekse lijn van het negentiende-eeuwse tsaristische Rusland via de Sovjet-Unie naar het regime van Poetin. Het is geen democratie, het is een onrechtvaardig land, oneerlijk, een kleptocratie, er is een enorm nepotisme. Maar tegelijk is het leven voor de meeste Russen verbeterd. Dat heeft Poetin lange tijd veel krediet gegeven.” 

Links heeft de boel de afgelopen decennia compleet verraden. Ik houd hun een spiegel voor. Dat wordt door velen niet gepikt

En daarom moeten de Russen maar leven met een crimineel regime? 

“Maar kijk nou eens naar de oligarchen in Amerika of in Zuid-Amerika, of de Communistische Partij in China. Dat een groep zich de productiemiddelen heeft toegeëigend en het land leegrooft, dat is een hele normale… ik bedoel, het is abnormaal, maar het is helaas niet alleen in Rusland de praktijk. Het idee dat de hele wereld zou moeten zijn als Nederland is helaas nogal naïef. De wereld is heel erg cynisch.” 

Waterdrinker trok als correspondent enige tijd op met de oppositiepoliticus Aleksej Navalny, die na een mislukte aanslag op zijn leven is veroordeeld tot bijna drie jaar dwangarbeid in een strafkamp. 

Hoe ziet het leven in zo’n kamp eruit? 

“Ik ben lang geleden een keer in een strafkamp geweest, toen er twee Nederlandse meisjes zaten die met drugs waren gepakt op het vliegveld van Moskou. Het lag in Javas, in Mordovië, vijfhonderd kilometer ten oosten van Moskou. Ik kwam er ’s nachts aan, met de trein, als Dokter Zjivago. Het is net een Hollywoord-film: magnesium-achtige lichten in de sneeuw. Het is een tijdmachine: mannen met kalasjnikovs, bontmutsen op, barakken. Ik herinner me de stank, de afgebladderde muren, de vrouwen in bruine jurken, alsof het 1905 is.

“De omstandigheden in zo’n kamp zijn heel erg hard. Ik weet niet hoe Navalny wordt behandeld. Dat hangt helemaal af van de intentie van het Kremlin: willen ze hem dood hebben, of willen ze hem levend houden? Je kunt in dat soort kampen beide opties met gemak uitvoeren.” 

Waterdrinker praat zoals hij schrijft: beeldend en wijdlopig, maar kraakhelder. Een zich van gewonemensentaal bedienende intellectueel (‘dat kun je niet ontkennen’), die strooit met anekdotes uit de geschiedenis en de literatuur, over de grote Franse schrijvers, Flaubert, De Maupassant, Stendhal, de Russen natuurlijk. Van ‘het grote verhaal’ in zijn hoofd dient zich steeds een ander onderdeel aan om juist dán te vertellen, beweeglijk en gepassioneerd. Op zijn voorhoofd rust een bril die hij af en toe een duwtje omhoog moet geven. 

Ruben Katz uit De rat van Amsterdam ziet ook overal het verleden door het heden heen schemeren: “Ik keek door de zaken heen; ik draaide de klok terug en weer vooruit, zette hem soms stil.” In een van de scènes wordt Ruben tot in zijn merg vernederd als zijn vader, een briljant germanist die noodgedwongen in een snackbar werkt, door Rubens brallende klasgenoten van het Spinoza Lyceum in Amsterdam-Zuid wordt afgeblaft als een ondergeschikte. 

Waterdrinkers vader heeft zijn hele leven in een keuken gewerkt. Hij las De Telegraaf, waar zoon Pieter ging werken. “Een vriend van mij had geschiedenis gestudeerd en wilde journalist worden. Z’n moeder zei: leuk, journalist, ik ken Geert Mak, ik bel ’m wel even. Een week later werkte hij bij NRC Handelsblad. Zó werkt het in de wereld.”

Dat je connecties moet hebben, bedoel je. 

“Nee, dat alles in het leven toeval is.”

Sommige mensen hebben een verkeerd beeld van jou, schreef je. Waaruit bestaan die misverstanden dan? 

“Die komen ten eerste door de geografische afstand, en ten tweede omdat ik in mijn boeken de wereld toon op een manier die mensen liever niet willen zien. Ik beschouw mezelf als een sociaaldemocraat van de oude stempel. Mijn leven lang ben ik opgekomen voor de underdog. Dat is literatuur ook voor mij: aandacht niet voor de succesvolle, maar voor de ‘kleine’ mens. Het leven is toch vooral ook tegenslag, ziekte, verdriet. Maar links heeft de boel de afgelopen decennia compleet verraden. Ik houd hun een spiegel voor. Dat wordt door velen niet gepikt.

“Ik denk weleens dat elke Nederlandse schrijver van importantie inmiddels is geëmigreerd. Er bestaat stilaan een hele Exil-Literatur; Arnon Grunberg woont in New York, Ilja Pfeijffer woont in Italië, Jaap Scholten woont in Hongarije, Geerten Meijsing in Italië, Sander Kollaard, Librisprijs-winnaar, woont in Zweden. Alle schrijvers die ertoe doen zijn geëmigreerd. Of ze zijn in ieder geval innerlijk geëmigreerd. Innere Emigration.

“Er is in Nederland bijna geen intellectueel klimaat, er is amper intellectuele uitwisseling. Wat je nu ziet, met Marieke Lucas Rijneveld, die woke-cultuur, dat je dus niet meer als blanke… Wat nu in Nederland gebeurt, heb ik eerder gezien, dat schrijvers en intellectuelen zich laten meeslepen. Door de angst om niet goed gevonden te worden, de angst om een faux pas te maken. De angst om niet mee te doen.

Het identiteitsdenken en de woke-cultuur uit Amerika, het is een rechtstreekse herhaling van wat er in de Sovjet-Unie gebeurde na de Revolutie, toen mensen schuld moesten bekennen, zeggen dat ze slecht waren, van de Culturele Revolutie in China, toen hoogleraren schuld moesten bekennen enzovoort.”

De tekst gaat onder de foto verder.

bron: martin dijkstra/lumen

Je hebt snel een stempel ‘fout’. 

“Het is nog erger, dat schrijvers zichzelf censureren omdat ze bang zijn om niet mee te kunnen in de nieuwe standaard. In de DDR hielden inoffizielle Mitarbeiter dossiers bij van mensen op scholen, universiteiten en in bedrijven, of die wel de juiste mening hadden. Inmiddels heeft Rijneveld de vertaalopdracht van dat Amerikaanse gedicht teruggegeven. Het is de totale knieval van intellectueel Nederland. Een grote schande. Omdat ik me daar wél over uitspreek, word ik als rechts of zelfs reactionair gezien. Dat ben ik juist niet. Ik heb wél meer ervaring met de recente geschiedenis dan veel anderen. Zoals met quota en soorten van mensen: het boekhoudkundig bijhouden van ras en kleur is het regelrechte pad naar de hel. Toen mijn vrouw in Leningrad op de universiteit zat, waren er quota voor joden.”

Wat nog erger is: er is geen literair debat. Mijn laatste drie romans zijn heel erg geëngageerde boeken, waarin ik de huidige tijd een spiegel voorhou. Ik heb in De rat van Amsterdam echt een portret gemaakt van deze tijd, een aanklacht ook tegen de hypocrisie van een bepaalde klasse. Het heeft nu gevolgen. Men loopt schouderophalend door.

“Een intellectueel als Bas Heijne heeft het in zijn essays vaak over Oost en West, over het neoliberalisme en de Verlichting en zo. Nooit is er in een artikel van Bas Heijne een allusie of een toespeling op een boek van mij.” 

Waarom niet, denk je? 

“Ik weet het niet. Het wereldbeeld dat er uit mijn boeken spreekt bevalt hem niet, ik weet het niet.”

Wat zou Heijne niet aan dat wereldbeeld bevallen? 

“Dat ik in mijn romans een bepaalde… laat ik het zo zeggen, dat ik een moerasgas loslaat dat sommige mensen niet willen ruiken. Een van de kernthema’s in mijn boeken is dat wij in onze voortreffelijkheid altijd heel goed weten wat er fout is, maar vervolgens niet met oplossingen komen. Nederlandse intellectuelen zijn sterk in de analyse, het trekken van parallellen, vooral tussen de gevaren van nu en nazi-Duitsland, en dan komt het vingertje: pas op. Er worden rekeningen opgesteld: hoe je moet leven, wat je moet doen, maar die rekening moet altijd iemand anders betalen.” 

Wat zouden die intellectuelen dan op hun analyse moeten laten volgen?

“Gedrag! Handelen! Velen veroordelen het gedrag van anderen, maar doen zelf niets. Ze zeggen: we moeten die helpen en we moeten die helpen, maar het zijn altijd andere mensen die het moeten betalen. Het is lippendienst bewijzen, liefde die niks kost.

“Heel concreet zou de elite kunnen zeggen: onze Jean-Paul gaat niet studeren in New York, dat geld gaat naar de maatschappelijke kwesties die wij zo belangrijk vinden. Rijk links en rijk rechts hebben in Nederland exact hetzelfde leven en exact dezelfde belangen. Ze wonen in de mooiste huizen in de beste buurten, hun kinderen zitten op de beste scholen. Ze stemmen op de VVD of GroenLinks, het maakt niet uit. Ze weten prima wat er mis is en hoe het beter moet, maar dat gaat nooit ten detrimente van hun eigen voortreffelijke leven.”

“Nederland is in bepaalde opzichten gewoon een provinciaal land,” zegt Waterdrinker. “De literatuur is een hele kleine kliek, iedereen kent elkaar, het zijn groepjes. Ik hoor nergens bij. Ik schrijf net zo makkelijk voor De Telegraaf als voor de Volkskrant als voor Vrij Nederland of de VARA-gids. Je bent in Nederland een misdadiger als je niet te plaatsen bent.” 

Je bent heel gelukkig, schreef je. Hoe ziet dat geluk van jou eruit? 

“Geluk is de afwezigheid van ongeluk. En daarvan heb ik in mijn leven ook heel veel meegemaakt, helaas. Ziekte en ellende. Als het rustig is op dat front, ben ik al heel tevreden. Behalve dat ben ik een vitaal schrijver die schrijft, die gepubliceerd wordt en gerecenseerd, mijn boeken verkopen. Wat heb ik nog meer te wensen?

“De enige schrijver op wie ik jaloers ben is Sander Kollaard, die vorig jaar de Libris-prijs heeft gewonnen. Niet om die prijs, maar we zaten een tijdje geleden te eten in Amsterdam, en toen zei hij: ik ga morgen naar mijn ouders toe. Zijn ouders zijn allebei in de negentig, leven nog. Daar gaat het om in het leven, begrijp je. Dat is zo belangrijk. En al die andere shit…”

Wil jij niet een keer een prijs krijgen? 

“Ik zal nooit een prijs krijgen, en dat hoeft ook niet. Daar ben ik te omstreden voor. Ik heb veertien boeken geschreven, en ik heb nog nooit op een shortlist gestaan. De rat van Amsterdam kwam niet eens op de longlist. Poubelle was ook een grote roman. Ook die kwam niet op de longlist.”

Hoe kan dat nou?

“Er zijn twee dingen mogelijk. Of je behoort tot het grondsop van de literatuur, het bezinksel, het allerlaagste, of er is iets anders aan de hand.”

Wat dan? 

“Alles in de wereld is context hè, beeldvorming. Erbij horen of niet. In Nederland is het heel eenvoudig: als je het Vossius-gymnasium doet en je vader werkt bij de VPRO, dan ga je zelf al snel ook bij de VPRO werken. Dan heb je de makkelijke weg. Ik heb zelf altijd moeten vechten. Dat vind ik helemaal niet erg. Maar ik heb gezien hoe volstrekt krankzinnig het werkt. De ons-kent-onscultuur, de grachtengordel.”

Ik zal nooit een prijs krijgen, en dat hoeft ook niet. Daar ben ik te omstreden voor

In 2008 was Waterdrinker er in Tbilisi, Georgië getuige van hoe in de chaos van de oorlog een oude ziekenwagen bij het mortuarium aankwam, met RTL-journalist Jeroen Akkermans, met kapotte kleren, onder het bloed, en achterin de door een granaat omgekomen cameraman Stan Storimans. Waterdrinkers verslag, in geuren en kleuren, over de stank, het bloed, het zweet en de hitte, was een dag later de voorpagina van De Telegraaf

“De reacties: wát een vreselijke smerige riooljournalistiek. Terwijl ik betrokken ben geweest en mijn onmacht en verdriet heb beschreven.” Dezelfde middag belde Vrij Nederland: of hij een dag later 3500 woorden over het gebeurde kon leveren. Op zijn hotelkamer tikte hij de hele lap, en zette er – door tijdgebrek gedwongen – copy-paste het Telegraaf-verslag over de aankomst bij het mortuarium in. 

“Ik kreeg allemaal berichten: wat een mooi verhaal, zo sereen wat jij hebt geschreven over Stan Storimans.”

Zo werkt het, zegt Pieter Waterdrinker. De schrijver gaat vrolijk door, monter tegen de klippen op, net als de Russen. “Het is opgeruimdheid tegen de melancholie en de depressie in.” Zo is hij ook te zien in zijn documentaire: in de ene scène krijgt hij op tv tweehonderd schreeuwende Russen over zich heen, in de volgende vertelt hij thuis op de bank in een frisgewassen overhemd dapper verder. 

Het is bijna avond. Zo meteen gaat Waterdrinker wijn drinken. “Dat heb ik altijd al belangrijk gevonden. Gewoon een beetje met goede vrienden wijn drinken enzovoort. Het leven zelf is veel belangrijker dan literatuur hè.”