Spring naar de content
bron: ezo wolf

Exodus

Voorpublicatie uit de verhalenbundel Twaalf incorrecte verhalen van Sylvain Ephimenco.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Sylvain Ephimenco

Guus stond op en begon de keukentafel af te ruimen. Traag en met zorg. Eerst de boerenboter die al zacht was geworden. Hij opende de koelkast om de boter erin te leggen, maar bleef onbewogen staan. Hoe snel vergeet je die dingen die niet passen in de alledaagse handelingen? De koelkast was leeg, op een pot zure augurken na die toch niet konden bederven. En onverlicht. Hij had in de ochtend de laatste restjes voedsel in een vuilniszak gekieperd en de stekker van de koelkast eruit getrokken. Hij opende de zak, liet de boter erin vallen en vervolgens de sneetjes brood, twee resterende plakjes jong belegen en het gekookte ei dat hij niet door zijn keel had kunnen krijgen. De tafel was nu opgeruimd. 

Hij keek naar de bruine vochtige kring die zijn mok met zwarte koffie in het hout had geprent. Hij knopte zijn rode zakdoek van zijn nek los en legde die op de bruine vlek. Als een levenloos aandenken dat de gemorste koffiekring moest maskeren. Vervolgens keek hij door het raam naar het weiland dat onder een verstikkende dekken van zonlicht glom. De ochtenddauw was op dit vroege uur nog niet verdampt. Tot in de verte heerste de leegte. Groene leegte door het felle azuurblauw begrensd.

In een hoek van de keuken stonden de twee koffers op wieltjes die hij op Markplaats had gekocht. Een flauwe glimlach vervormde zijn mond maar in werkelijkheid had hij best zin om te vloeken. Ach, wist hij nog de wijze woorden van zijn vader? ‘Als de R in de maand is, ga mosselen koken, maar wanneer de brok je in de keel staat, moet je knokken.’  

Guus keek verontrust naar de voordeur die hij straks zou passeren. Het was een zware eiken deur die zijn grootvader ooit op maat had laten maken om de oorspronkelijke deur, opgevreten door de tijd en de houtwormen, te vervangen. Maar daar, achter die deur, zwol een ondefinieerbaar rumoer aan. Een melange van ongeduld en luider wordende stemmen. Als een tij van opkomende decibels dat tegen de eikendeur klotste. 

Hoe kon het zo ver zijn gekomen? Guus kon natuurlijk wel de tijd en de plek aangeven, zoals iedereen eigenlijk: het gebeurde jaren geleden, op de vijfde dag van juli om precies te zijn, op de oprit van snelweg A32 bij Heerenveen. Op die avond vuurde een politieagent een kogel op de tractor van de actievoerende boerenzoon Jouke. Die zestienjarige protesteerde toen vreedzaam, samen met talrijke anderen, tegen het stikstofbeleid van de regering. 

Guus moest even proesten ondanks zijn opzwellend onbehagen. Alle stikstofmaatregelen waren uiteindelijk teruggedraaid. En die kaart van Nederland met de gekleurde regio’s bestond nog alleen in de digitale archieven van het internet. Alles was tevergeefs geweest. 

De kogel miste op een haar na het hoofd van Jouke en boorde zich een weg in de spijl van de tractorcabine. Het was een schok in Nederland boerenland. Jouke werd op slag held en martelaar tegelijk. Vals beschuldigd van poging tot doodslag op de schietende agent, werd hij geboeid afgevoerd en bracht de hele nacht door op het politiebureau. Pas de volgende dagen werd hij van alle blaam gezuiverd: de aanklacht was nep, verzonnen om de agent vrij te pleiten.  Nu heeft de boerenzoon een eigen bronzen standbeeld in het Zweedse Moholm, een dorp van zeshonderd zielen gesitueerd in de machtige landbouwregio tussen de twee grote meren Vänern en Vättern.

De moed zakte Guus in de schoenen. Hoe zou dat gaan, straks, het passeren van de eiken deur met al die mensen ervoor? Hij trok een stoel vanonder de tafel en ging zitten. Even wat rust. Even wat kalmte in zijn hoofd vóór de grote sprong. Die kogel in de cabine was nu geschiedenis, maar wel de bepalende gebeurtenis van de Nederlandse boerenomwenteling geworden. Alsof door op Jouke te schieten, de agent van de oprit van snelweg A32 bij Heerenveen op alle boeren in het land had geschoten. In iedere boerderij verschenen gedenkposters. Meestal een eenvoudige foto van het kogelgat in de spijl met in grote rode letters erboven: ‘Nooit meer boeren!’  De ontreddering was algemeen en overal voelbaar. Van de kleine biologische en duurzame boerderijen tot de grote agrarische ondernemingen. 

Wat de zaak niet hielp de-escaleren, was de randstedelijke haat die op de demonstrerende boeren in die tijd werd losgelaten. De columnisten van de randstedelijke kranten gingen helemaal los op de agrariërs en hun aanhangers die ze een ‘aangejaagde uiting van het internationale fascisme’ noemden. De boerenopstand was als ‘extreemrechts’ gebrandmerkt omdat een radicaalrechts clubje, met hooguit vijf zetels in de Kamer, die revolte steunde en ongegeneerd met eigen coronacomplottheorieën had verbonden. Voor de randstad waren veehouders en landbouwers de ultieme ‘fascistoïde vernietigers van de natuur’ geworden. De scheiding tussen stad en boerenland werd sterker. 

Het is in die jaren dat wat men later de ‘BoerenExodus’ is gaan noemen, begon. Eén voor één, maar wel met een paar honderd per dag, sloten boeren hun bedrijven en passeerden een laatste keer de deur van hun boerderij. Het verschijnsel werd massaal, emigreren was het parool. Het gebeurde op het heetst van de klimaatverandering die voor Nederland, met zomertemperaturen van gemiddeld vijfendertig graden, desastreus uitpakte. De lucht werd overal in het land verstikkend en het water steeds schaarser. 

De grens van de klimaatomwenteling lag bij het zuiden van Denemarken. Dat wil zeggen dat in de door de hitte gespaarde Scandinavische landen, ideale omstandigheden ontstonden voor boerenbedrijven. Talrijke Nederlandse boeren emigreerden naar Zweden, Noorwegen, Finland en zelfs in Estland en Letland waren Brabanders en Achterhoekers te vinden. 

In het begin van de BoerenExodus kon de regering tevreden constateren dat steeds meer boerenland vrijkwam om eindelijk huizen te kunnen bouwen en snelwegen te verbreden. Er heerste in die tijd een ongekende woningnood en het verkeer was tot stilstand gekomen met sinds negentienhonderd zeventig een groei van tweeënhalf miljoen auto’s naar meer dan acht miljoen. Een toename die duizelingwekkend genoemd kon worden. 

Naarmate op voormalige boerenerven werd gebouwd en nieuwe wegen werden aangelegd of oude verbreed, nam ook de bevolking explosief toe: er was immers veel ruimte gekomen om te wonen en te gaan filerijden. Samenklonteren was een betere definitie met de grens van negentien miljoen inwoners nabij. Maar ook de stikstofemissies namen explosief toe. Niemand kon de vertrekkende boeren nog daarvan beschuldigen. Ernstiger nog werd de voedselschaarste in het land. Met het vertrek van de boeren zag Nederland zich gedwongen om driekwart van zijn voedsel uit Noorwegen, Zweden en het bevrijde Oekraïne te importeren. Geen koe en geen varken meer te bekennen in de verlaten weilanden. De toegang tot supermarkten werd via een applicatie op smartphones streng gereguleerd en eten werd in vele huizen een duur ritueel. Tegelijk ontstonden burgerbewegingen zoals de populaire ‘DE Boer Is Troef’ (debit) die de geëmigreerde boeren vroegen om terug te keren. Maar na verloop van tijd verstomden de smeekbedes: er was immers amper nog onbebouwde ruimte om te kunnen telen.  

Guus duwde de deur open. Hij deinsde terug, deed een pas achterwaarts om een snellere aanloop te kunnen nemen. Voor hem stond een bonte menigte te golven. Zijn verschijning deed de meute grommen en kreetjes slaken. De fototoestellen van de journalisten knetterden eensgezind. De lampen boven de camera’s floepten aan. Guus trok gedecideerd aan zijn beide koffers. Achter de eerste rijen van randstedelijke reporters was de menigte compact. Sommige mensen huilden, andere riepen leuzen die hij niet kon verstaan. Boven de hoofden zag hij hier en daar spandoeken waarop dezelfde boodschap stond geschreven: ‘blijf bij ons’, of ‘we houden van je’.  

Guus begon zich een weg door de mensenmassa te banen. Hij leek op een renner die op de Alpe d’Huez zich door een haag van supporters moet wringen. Hij kreeg schouderklopjes, maar voelde ook handen die hem bij zijn jas grepen. Een dikke man versperde hem plotseling de weg en schreeuwde bijna in zijn gezicht: ‘Ga niet weg, Guus!’. Een agent duwde hardhandig de dikke man opzij. 

Eindelijk bereikte hij zijn trekker. Er was nog een afstand van zeker acht kilometer af te leggen voor hij het treinstation kon bereiken. Daar zou hij zijn trekker aan de man overhandigen die hem per opbod had gekocht. Voor een fenomenaal bedrag, ook nog. Het moest een rijke verzamelaar zijn, die man die ruim boven het bedrag van de Nieuwe Agrarische Museum had geboden. Hij was nu de trotse eigenaar van de laatste trekker, die van de boer die als laatste Nederland ging verlaten. En Guus was die laatste boer.

Guus wierp zijn koffers in de cabine en klom erin. Links, net buiten wat zijn erf was geweest, zag hij hoe een politiecordon een kleine groep demonstranten in bedwang hield. Agressieve activisten van Extinction Rebellion die ook spandoeken meevoerden. Ze zongen in koor ‘opgeruimd staat netjes’ en op een spandoek las hij ‘De Laatste Die Vertrekt Moet Het Licht Uitdoen’. Achter dit laatste woord was een gele smiley getekend. Die jongens en meisjes hadden besloten om de overwinning van wat ze noemde ‘de natuur op de boerenvervuiling’ ter plekke te vieren. Ook al was dit een pyrrusoverwinning. 

De tractor bereikte eindelijk de weg waarlangs ontelbare auto’s waren geparkeerd. 

Guus transpireerde hevig in de cabine, maar kon een zucht van opluchting niet onderdrukken. Het was hem gelukt. Hij dacht aan Mariëtte die in Moholm op hem stond te wachten. De machtige tractorbanden rolden vrolijk over het grijze asfalt. De laatste Nederlandse boer had zojuist zijn Nederlandse boerenerf verlaten. Guus was het ultieme puzzelstuk dat de boerenexodus compleet maakte, en dat besefte hij maar al te goed. Hij keek in een reflex naar de spijl, aan de rechter zijde van de cabine. Intact. Het was een zonnige ochtend. Onder het verblindende zonlicht, glom de motorkap van zijn John Deere. ‘Guus, de laatste boer’, zoals hij later in geschiedenisboeken zou heten, trapte diep op het pedaal en reed met hoge snelheid de N337 op.