Spring naar de content

Het herdebuut van Martijn Couwenhoven

Arjan Peters bespreekt op deze plek boeken die onlangs verschenen en die nog niet de aandacht kregen die ze verdienen. Deze keer: Het gebed van Jonathan Simmers van Martijn Couwenhoven.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arjan Peters

Laaiende emoties, beheerste vormgeving, en aandacht voor landschappen, voor de wolken erboven en voor het soort stilte waarin je het scheuren van gras kunt horen: de novelle Kleine hellen (2018) van Anne Moon Disko was een debuut dat opviel doordat de thematiek ervan (kindje verdronken, scheiding ouders, terminale kanker) beheerst werd gepresenteerd in een stijl die voorkwam dat de lezer uitsluitend ellende te verstouwen kreeg.

Achter het pseudoniem bleek uitgever en beeldend kunstenaar Martijn Couwenhoven (1972) schuil te gaan. Dat hij de uitgever werd van Jon Fosse is niet verwonderlijk, want ook de Noor grossiert in landschappelijkheid en zwijgzame schilders met een binnenwereld die zich alleen heel voorzichtig prijsgeeft.

De verwantschap lijkt nog eens te worden uitgediept in het eerste boek dat Couwenhoven onder zijn eigen naam publiceert, de roman Het gebed van Jonathan Simmers, dat we een herdebuut kunnen dopen. Ook omdat hoofdpersoon en verteller Jonathan (40) weer een binnenvetter is, zijn moeder is al 10 jaar dood (zelfmoord), zijn halfzus Lieke (15) wil soms liever niet meer leven, zijn vader (bijna 75) zoekt ineens contact maar daar heeft hij geen zin meer in, zijn eertijdse tekenleraar overlijdt ook nog en als hij zijn schilderwerk niet had en zijn liefde voor de stillevens van Morandi, dan zou hij wel eens kunnen stilvallen.

Deze ene zin, die er zelf al voor zorgt dat het beschreven moment wordt gerekt, zegt meer dan de actie van het verhaal dat er in hoofdzaak op neerkomt dat de verteller zijn moeder die hij niet goed heeft gekend, postuum toch weet te naderen.

Hoe krijgt Couwenhoven het voor elkaar om de implosie en impasse voor te blijven? Dat heeft alles te maken met een aandachtvolle stijl. Reeds in de eerste zin kijkt de verteller op een station naar de klok, maar dan wordt hij nog afgeleid door zijn vader daaronder die hij tien jaar niet heeft gezien.

Later denkt hij terug aan het schommelen van de grote wijzer van de stationsklok: ‘hoe hij door zijn zwaarte nog een paar seconden heen en weer schommelde tussen acht voor tien en zeven voor tien, alsof de tijd twijfelde en zich kortstondig in de toekomst en dan weer in het verleden bevond, we zweefde een paar seconden in dat schommelmoment, mijn vader en ik, een moment waarop er geen verleden en geen heden bestond, we zweefden in een tussenmoment, een waarop je noch valt, noch stijgt, een ogenblik waarop je los van alles bent, zoals bij een bungeejump, het moment nadat je naar beneden bent gedoken en het elastiek je weer omhoog heeft getrokken, het is dat moment, het moment waarop het elastiek geen trekkracht meer heeft, waarop je teruggeveerd bent en je ook nog niet voor de tweede keer valt, een moment zweef je in het niets, nog geen seconde, nog geen halve seconde, maar je zweeft in het niets, in een tussenmoment, en daar zou je soms best wat langer willen verblijven, vrij van heden en verleden, zweven in het niets, licht zijn.’

Deze ene zin, die er zelf al voor zorgt dat het beschreven moment wordt gerekt, zegt meer dan de actie van het verhaal dat er in hoofdzaak op neerkomt dat de verteller zijn moeder die hij niet goed heeft gekend, postuum toch weet te naderen. Hij slaagt erin niet te worden overbelast door het verleden of door vrees voor de toekomst, en houdt zijn leven in beweging door goed te kijken en zijn observaties zuiver te verwoorden.

Dat hem zelfs een nieuwe liefde ten deel valt, die zijn wel erg complimenteuze ochtendgroet (‘leuke sokken heb je aan’) overleeft, terwijl het gaat om een roze gebreid paar, zegt iets over de grote ernst van de verteller, wie het kalme geluk waar hij niet meer op had gerekend, ten volle is gegund.

Het gebed van Jonathan Simmers

Martijn Couwenhoven

Thomas Rap

€ 22,99