Spring naar de content
bron: Yvette Kulkens

Susan Smit: ‘Het mystieke is onderdeel van het aardse’

Susan Smit (50) schreef met Alles wat beweegt een historische roman over de Amerikaanse danseres Isadora Duncan. Door welke boeken, muziek en films laat de schrijfster zich inspireren?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Ik kom uit een eenvoudig gezin, maar er werd wel veel gelezen. De woonkamer noemden wij altijd de bibliotheek. Kranten, tijdschriften, boeken uit de bieb – mijn ouders waren altijd aan het lezen. De bibliotheek heeft mijn wereld geopend. Ik merkte door de boeken die ik las dat de wereld groter was dan Noordwijk. Ik herinner me uit die tijd twee boeken die grote indruk hebben gemaakt: Zout op mijn huid van Benoïte Groult en Het huis met de geesten van Isabel Allende. Beide boeken las ik toen ik een jaar of zestien was. Zout op mijn huid gaat over een intellectuele Parisienne die een affaire krijgt met een Bretonse zeeman. Ze zijn allebei getrouwd, maar krijgen een levenslange hartstochtelijke verhouding met elkaar. Zij is wat slimmer en wereldser dan hij, maar hij weet haar open te breken, met name op seksueel gebied. Ik vond dit boek goed vanwege de spannende thematiek, maar ook omdat er vanuit vrouwelijk perspectief over seksualiteit werd geschreven. Dat had ik nog niet vaak op deze manier gelezen; in de meeste boeken stond de mannelijke blik centraal. Het huis van de geesten las ik in diezelfde tijd, misschien iets eerder. Clara, de hoofdpersoon, staat in contact met geesten, maar dat is ondanks de titel van het boek niet de hoofdlijn van het verhaal. Bijna onnadrukkelijk komt dat aan de orde. Het appelleerde heel erg aan mijn eigen ervaringen met het bovennatuurlijke. Ik vergelijk het weleens met de stoom die uit een dampende ketel slaat: het is niet nadrukkelijk aanwezig, als je er niet gevoelig voor bent dan zie je het niet eens, maar het is er wel. Zo is dat in mijn leven ook met het bovennatuurlijke: het hoort bij mijn beleving van de realiteit. Als kind wist ik niet zo goed hoe ik daarmee moest omgaan. Ik vond het op sommige momenten misschien zelfs wel een beetje eng. Mijn moeder stelde me dan altijd gerust door te zeggen: ‘Jij bent lichaam en geest, maar zij zijn alleen geest. Dus jij bent sterker.’ In het boek wordt ook met een soort vanzelfsprekendheid getoond dat het mystieke onderdeel is van het aardse. Die boodschap gaf me veel kracht.

“Boven heb ik een leesplek en een grote boekenkast. Daarin staan de boeken die mij het meest lief zijn. Sándor Márai is een schrijver die ik vaak herlees als ik zelf even niet meer weet welke kant het uit moet met mijn boek. Voor mijn nieuwe historische roman Alles wat beweegt heb ik me onder meer gebaseerd op brieven tussen de Amerikaanse danseres Isadora Duncan en de Britse toneelvernieuwer en decorontwerper Edward Gordon Craig. Ze krijgt in 1906 een kind van hem in Noordwijk, terwijl hij getrouwd is met een ander. Als je die brieven leest, vooral die brieven van haar aan hem, dan voel je hoe die relatie in elkaar steekt en hoe herkenbaar dat soms ook is. Zij wil het liefst met hem samensmelten, maar tegelijkertijd is ze een autonome vrouw die ontzettend aan haar vrijheid is gehecht en tegen het huwelijk is. Dat ze op getrouwde mannen valt is dan ook niet zo gek: een soort veilig verlangen naar een onbereikbare man die geen aanspraak op haar maakt. Met Craig heeft ze een artistieke verwantschap. Ze denkt: wij zijn anders, voor ons gelden de wetten tussen man en vrouw niet. Nou ja, ik vind het dus heerlijk om daarin te peuteren, in die menselijke relaties, net als Márai. Ik beschrijf net als hij ook vaak expliciet wat er in de binnenwereld van een personage speelt. Nederlandse schrijvers en recensenten zweren bij het adagium show, don’t tell. Je mag niet te expliciet worden in je beschrijvingen. Doe je dat wel, dan is dat bijna een literaire misdaad. Terwijl ik dan denk: kom op, er is niets mis mee om iets te tellen, als je het maar goed doet – het moet niet onnodig uitleggerig worden. 

“Rainer Maria Rilke is een andere schrijver die ik vaak herlees en dan met name zijn Brieven aan een jonge dichter. Je ziet het: ik heb zo ongeveer elke regel onderstreept. Rilke raadt de jonge dichter aan om vooral in zichzelf te keren, te verzinken in zijn eigen wereld. ‘Voel uzelf aan de tand en onderzoek de diepten waaraan uw leven ontspringt.’ Die zin is een soort grondtoon voor mijn bestaan. Er is moed voor nodig om jezelf te ontmoeten. Het is niet voor niets dat veel mensen een hekel hebben aan stilte. In de diepte van de stilte komt alles waaraan je dacht te zijn ontkomen weer naar boven. Ik kan niet zonder die stilte. Eigenlijk haal ik daar alles uit waar ik over schrijf: of het nu fictie is of non-fictie.” 

Kunst

“Ik kan van allerlei soorten kunst genieten. Ik snap ook wel waarom sommige kunstwerken heel veel mensen aanspreken, maar mijn eigen smaak neigt toch meer naar het magisch realisme. Ik vind het leuk als een schilderij iets geks heeft, iets humoristisch misschien wel, en tegelijkertijd ook iets mythisch. De schilderijen van Chris Berens vind ik bijvoorbeeld geweldig, net als de werken van Mark Ryden, van die feeërieke figuren met een heel groot hoofd. Berens is een internationaal vermaard kunstenaar. Hij heeft Entgen Luijten geportretteerd na het lezen van De heks van Limbricht. Zo ben ik hem ook op het spoor gekomen. Op het omslag van dat boek staat Lightness of Being van Suzanne Jongmans. Zij is beeldend kunstenaar en maakt zelf kostuums van bijzondere materialen, in dit geval: een soort cape van zware klei. Ik viel meteen voor het magische randje dat rond haar werk hangt. De foto op het omslag is typerend voor Entgen: een eigenzinnige vrouw die in haar tijd onder zware druk kwam te staan. Door haar verhaal te vertellen en haar naam te zuiveren is de zwaarte van haar schouders gevallen. Dat, in combinatie met dat Rembrandt-achtige, maakt dit werk zo treffend. Ik ben al een hele poos voor een werk van haar aan het sparen.

Mark Ryden: Rosie’s Tea Party

“Mijn kinderen zijn tien en twaalf. Ik vind het belangrijk om ze overal kennis mee te laten maken, dus we hebben met z’n allen een Museumkaart en zijn de afgelopen acht jaar in zo ongeveer alle musea geweest die ook leuk zijn voor kinderen. Tegenwoordig zijn zo’n beetje alle musea interactief, dus binnen een straal van anderhalf uur rijden zijn we overal wel geweest. Goof, mijn zoon van tien, was de laatste keer helemaal weg van het Stedelijk. We gingen naar de tentoonstelling Youth van Anne Imhof, die een soort labyrint had gemaakt van autobanden en grijze kratten. Goof houdt zelf enorm van knutselen en gekke dingen maken, dus die vond dat geweldig. Zelf heb ik mijn meest intense kunstervaring ook daar beleefd. Dat was bij het zien van Art Must Be Beautiful, Artist Must Be Beautiful van Marina Abramovic, die overigens vanaf maart een grote tentoonstelling krijgt in het Stedelijk. Ik herinner me een filmpje van een vrouw die haar haar borstelt, maar steeds feller, met steeds meer woede. Op een gegeven moment werd het gewoon zelfkastijding. Die blik verried een soort zelfkritiek: ze wilde zijn wie ze was, maar dat lukte haar nog niet, omdat ze dacht zich te moeten aanpassen aan de sociale conventies. Dat las ik er tenminste in en dat ontroerde me zeer.”

Theater

De dokter van Internationaal Theater Amsterdam is de laatste voorstelling die ik heb gezien. In mei gaat ze in reprise. Het gaat over een meisje dat op sterven ligt in een ziekenhuiskamer. Dan komt er een geestelijke die haar de laatste sacramenten wil toedienen, maar de seculiere dokter houdt dat tegen. Het meisje heeft namelijk helemaal niet om die geestelijke gevraagd. Ze zou er misschien alleen maar angstig van worden, omdat ze dan zeker weet dat ze gaat sterven. Die dokter, die weergaloos wordt gespeeld door Janni Goslinga, komt in het stuk voor verschillende maatschappelijke, ethische en filosofische dilemma’s te staan. Het centrale thema was voor mij groepsidentiteit. In die zin zette de voorstelling mij ook aan het denken. Iedereen moet tegenwoordig bij een bepaalde groep horen. Of het nu gaat om gender, seksuele oriëntatie, nationaliteit, religie of afkomst: iedereen krijgt een labeltje. Om een voorbeeld te geven: ik vecht mijn hele leven al voor de rechten van gays, terwijl ik zelf een rechtgeaarde hetero ben. Veel van mijn vrienden zijn gay, dus ik zit zelf ook een beetje in die queer community. Dat was vroeger nooit een probleem. Ik woonde boven Chez Manfred en kwam regelmatig in de iT. Daar liep alles door elkaar: homo, hetero, bi en alles daartussenin. Dat was mijn wereld. Er werd nooit gevraagd tot welke groep ik behoorde: iedereen was welkom. Nu identificeren mensen zich met een bepaalde kleur op de regenboogvlag en een bepaalde letter in de lhbtqi-afkorting. Jouw hokje is jouw identiteit. Ik denk dat we daarmee moeten oppassen. Kijk, ik denk dat ik zelf van nature woke ben, maar ik denk ook dat het begrip ‘woke’ de laatste jaren is veranderd. Bij die nieuwe vorm van woke voel ik me niet thuis. Een hetero die meevecht voor de rechten van homo’s is in de ogen van sommigen een soort toeëigening, terwijl ik gewoon een bondgenoot ben. Moet je aan de kenmerken voldoen of willen we gewoon gelijkgestemdheid? Dat groepsdenken gaat uit van de uiterlijke verschillen die er zijn, terwijl het zou moeten gaan om gedeelde waarden. Het is veel constructiever om daarop te focussen. Inclusiviteit komt door identiteitspolitiek juist onder druk te staan. Dat lijkt mij een averechts effect.”

De Dokter

Muziek

Kate Bush in 1979

“Ik hou van muziek, maar niet om de stilte te vullen, want ik vind de stilte ook heel prettig. De meeste mensen met jonge kinderen zullen het gevoel wel herkennen dat je soms echt snakt naar een moment rust. Stilte is voor mij de basis om vanuit te schrijven, dus als ik aan het werk ben, heb ik geen muziek op staan. Tori Amos en Kate Bush zet ik regelmatig op als ik in een vrolijke bui ben, maar mijn favoriete artiest is Damien Rice. Die mag ik van mezelf ook niet te vaak opzetten, want dan verdwijn ik er helemaal in. Ik weet nog precies wanneer ik zijn muziek voor het eerst hoorde: in 2002, kort na het verschijnen van zijn debuutalbum O. Ik woonde toen samen met mijn vriend Menno Pot, muziekrecensent bij de Volkskrant. Hij bracht natuurlijk alle nieuwe cd’tjes mee naar huis. Soms dacht hij: dit is wat voor Suus, en dan liet hij mij iets horen. Dat was ook het geval bij O. De eerste keer was ik totaal overweldigd: de muziek ging van ingetogen naar orkestraal, van klein en lief naar groot en dramatisch. Ik werd meteen gegrepen door de emotie die erin zit. De worsteling van het mens-zijn. The Blower’s Daughter, Cold Water en Delicate behoren nog steeds tot de mooiste nummers die ik ken. The Man with the Child in His Eyes van Kate Bush vind ik ook heel bijzonder. Ik ontdekte haar in de jaren tachtig bij Toppop, denk ik. Ik vond haar een soort elfje. Bij dit nummer heb ik altijd het idee dat ze het over een geest heeft. Je moet het maar eens beluisteren met dat in gedachten. Bush is een van de origineelste artiesten die ik ken. Ze heeft helaas niet meer dan tien studioalbums gemaakt, maar dat neemt me ook voor haar in. Damien Rice heeft ook maar drie albums gemaakt. Ze maken iets omdat ze een innerlijke noodzaak voelen om iets uit te drukken. Dat geldt voor alle kunstenaars trouwens. Als je iets uit commercieel oogpunt maakt, dan ben je geen kunstenaar.” 

Film

“Gisteren heb ik met mijn twaalfjarige dochter de laatste aflevering gekeken van The Queen’s Gambit. Ik had de serie zelf al eens gezien, nadat ik eerst het boek had gelezen, maar ik wilde dat zij ’m ook zou zien. De hoofdpersoon bevecht haar innerlijke demonen, maar verder is het allemaal zo mooi en lief. De eerste keer dat ik dat kwetsbare weesmeisje naar de kelder zag gaan om met de conciërge een potje te schaken, dacht ik: o jee… die vent kan niet hebben dat ze van hem wint en neemt haar te grazen. Maar dat gebeurde niet. Ik had die gedachte nog tien keer en elke keer gebeurde er niets. Zo zie je maar hoe gewend we zijn geraakt aan geweld. Bijna elk verhaal is gebouwd om narigheid, om spanning, om ellende, om traumatische toestanden. Dat willen de mensen graag zien. We raken langzamerhand murw van al dat geweld, dus het moet steeds gekker: hup, nog een paar doden, pas dan is het cool. Het is veel moeilijker om een heel subtiel verhaal te vertellen over een innerlijke transformatie. In mijn boeken bijvoorbeeld gebeurt ook nooit zoveel. Ik hou gewoon niet van geweldspornografie. 

“De mooiste film die ik ooit heb gezien is Call Me By Your Name – ook een film waarin eigenlijk weinig gebeurt. Het is zo mooi verfilmd, want het is exact het boek. In de film zag ik precies mijn eigen voorstelling terug van toen ik het boek las, dat gebeurt zelden. De film gaat over een zeventienjarige jongen die gevoelens krijgt voor een iets oudere promovendus die bij zijn ouders in huis logeert. Aan het eind, als de promovendus weer naar huis is, steekt die vader een prachtige monoloog af. Hij zegt, en ik parafraseer: ‘Zoon, je hebt nu voor het eerst liefdesverdriet. Er zijn veel mensen die nooit meer willen voelen wat jij nu voelt. Dan zijn ze dertig en dan kunnen ze bijna niet meer geraakt worden. Dan zijn ze veertig en dan zijn ze blasé: ach de liefde, wat is dat nu helemaal. Ze voelen niets meer. Dus behoud deze kwetsbaarheid, het gebroken kunnen worden, en durf te verwachten.’ Dat is geen show, don’t tell, maar heel expliciet. Ik heb tranen met tuiten gehuild. Je zou iedereen zo’n vader gunnen.”

Call Me By Your Name

Smit in het kort

Susan Smit (1974) is schrijfster. Na haar middelbare school werkte ze tien jaar als internationaal fotomodel en studeerde ze culturele studies aan de Universiteit van Amsterdam, met als hoofdvak Nederlandse taal- en letterkunde. In 2001 debuteerde ze met haar boek Heks. Ze schreef inmiddels twintig succesvolle non-fictieboeken en romans, waaronder Gisèle, De eerste vrouw en De heks van Limbricht. Op 5 maart verschijnt haar boek Alles wat beweegt, over het Nederlandse hoofdstuk in het leven van de Amerikaanse danseres Isadora Duncan.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.