Spring naar de content
bron: x

Waarom ik een bloedhekel aan Jodenhaters heb

De maskers zijn gevallen in Nederland, schrijft Arthur van Amerongen, en het is werkelijk niet te geloven hoeveel openlijke Jodenhaat er in de media wordt uitgebraakt. ‘Jodenhaat is weer salonfähig geworden, alleen heet het beestje nu antizionisme.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen

Ik ben allergisch voor mensen wier hekel aan Joden groter is dan absoluut noodzakelijk, en daarom ga ik het zo over Jos Collignon hebben. De schurft hebben aan Jodenhaters is natuurlijk niet zo heel gek voor iemand die twintig jaar lang een heftige liefdesrelatie had met een Jodin, al ken ik ook mensen die juist door zo’n relatie antisemiet zijn geworden. Dat laatste is kinderachtig, want het is gewoon stom wanneer je uit een aanbod van ruim 16 miljoen Joden wereldwijd gewoon precies die ene verkeerde Jodin of Jood er uit pikt. 

Mijn Grote Ex zat bij de Joodse jeugdvereniging Haboniem (De Bouwers), ging met die club als puber naar Israël, met Leonard Ornstein en Max van Weezel (z”l) als madrichiem (gidsen), was totaal niet rijk, hartstikke gul en ze stemde net als haar ultra-orthodoxe (van Algerijns-Franse komaf) moeder uit de Beethovenstraat op de PvdA, maar ook wel eens op GroenLinks want ze was bevriend met Mirjam de Rijk, die tot overmaat van ramp mijn collega bij De Groene Amsterdammer zou worden. 

Mijn Grote Ex, laat ik haar O. noemen, was niet echt praktiserend religieus, maar zij vierde wel de Joodse feestdagen bij ultra-orthodoxe families in Amsterdam-Zuid. Op vrijdagavond stak ze de kaarsen aan, was er challes en keken we als het even kon geen televisie of films. We namen de telefoon niet op en lazen samen op de bank een boek. Op zaterdag gingen we wandelen door het aanpalende Vondelpark. De sjabbes was kortom heerlijk zen. O. at geen varkensvlees, maar bij ons in de Roelof Hartstraat zat een geweldige Surinaams-islamitische slager en die maakte ham en spek van lamsvlees en heerlijke pekelvlees en rundersalami en dat vond mijn lief prima. Halal was toch een beetje kosjer en ze was heerlijk pragmatisch. Ze deed het vleesbeleg gewoon op een boterham met roomboter, ik bedoel maar. 

Mijn eerste korte verhaal ooit – en het enige dat ik ooit schreef – won meteen de tweede prijs bij een reisverhalenwedstrijd van literair tijdschrift Maatstaf

De titel van het korte verhaal was Terug naar Tlemcen en ging over een reis die ik met O. maakte naar Algerije, een rootsreis zogezegd, net toen Irak Koeweit binnenviel en de Eerste Golfoorlog op uitbreken stond. 

De winnaar was ene Arthur Japin en daar hebben we verder nooit meer iets van vernomen maar die kreeg wel een fijne hoofdprijs: een geheel verzorgde reis van een maand door Brazilië met zijn levenspartner Lex.

Ik vind het met terugwerkende kracht beroerd geschreven en pathetisch, maar de timing was perfect en de jury, met Marion Bloem, Martin Ros en Mark Blaisse, was lovend. Er waren duizend inzendingen. De winnaar was ene Arthur Japin en daar hebben we verder nooit meer iets van vernomen maar die kreeg wel een fijne hoofdprijs: een geheel verzorgde reis van een maand door Brazilië met zijn levenspartner Lex. ik kreeg een doos boeken, vol werken van Cees Nooteboom, ter waarde van 1000 gulden. Die boeken heb ik met mijn dronken kop uitgedeeld in Bar East of Eden, tegenover het Tropenmuseum waar de prijsuitreiking plaatsvond. 

Een stukje uit Terug naar Tlemcen: 

Tien jaar geleden, hij kende haar een maand en ze waren smoorverliefd, was hij voor het eerst bij haar moeder op bezoek gegaan. Een sober ingerichte bovenwoning in Amsterdam-Zuid. Aan de muur een mizrachkleed, overal Hebreeuwse boeken, meubels uit het einde van de jaren zestig, vergeelde foto’s uit Algerije. Bij de thee gaf haar moeder, klein, gitzwart haar, een leesbril op haar neus, hem een tekstje van een Franse rabbijn. ‘Un juif, c’est un juif, c’est un juif,’ stond er boven. Vluchtig had hij de tekst bekeken, het kwam erop neer dat joden vooral met joden moesten omgaan. Woedend was hij opgesprongen: ‘Wat bedoelt u daarmee, dat ik minder ben, minderwaardig, hebben jullie dan helemaal niets van de oorlog geleerd.’ Hij tierde door, verweet haar racisme, zij noemde hem lomp, ongemanierd en onbeschoft. Haar dochter vluchtte de keuken in, begon glazen te spoelen. Niet veel later stond hij buiten, trillend op zijn benen, duizelig van het gekrijs.

Over de oorlog hadden O. en ik het nooit – het verwijt in de passage uit het korte verhaal is literaire vrijheid, ter opbouwing van de spanning – mede omdat haar familie dus uit Algerije kwam en ze dus geen tweede generatie-narigheid kende. In mijn ouderlijk huis was de oorlog wel een dingetje. Mijn vader bezat een uitpuilende bibliotheek met getuigenissen van Joodse oorlogsslachtoffers. Hij had werkelijk ieder dagboek van Auschwitz, Theresienstadt, Birkenau, Dachau en andere kampen. Ik groeide op tussen de lijvige biografieën over nazi’s en het werk van Lou de Jong. Andere delen van de kast waren bestemd voor zware theologische werken en boeken over het weer, mijn vaders grote obsessies. Ieder gesprek wist mijn vader naar die drie onderwerpen te manoeuvreren: kanker, de Holocaust en het weer. Mijn vader sprak nooit over zichzelf. Stiltes vulde hij op met anekdotes, zoals die van de jood Winnetou Cohen die zijn naam in Christiaan Cohen veranderde om niet herkend te worden als één van het oude volk.

O. had het zelden over antisemitisme en ik heb haar maar één keer echt zien ontploffen toen een fotograaf waarmee we uit eten waren gegaan, ineens ‘jullie’ tegen haar zei, in een niet bepaald empathische context.  

Ik ken vrij veel Nederlandse Joden – ik ben zelfs nog Israël-correspondent geweest voor het Nieuw Israelitisch Weekblad, waar Gerard Reve zijn carrière begon net na de oorlog – en die werden en worden allemaal bloedlink als de term ‘jullie’ valt.

Ik ken vrij veel Nederlandse Joden – ik ben zelfs nog Israël-correspondent geweest voor het Nieuw Israelitisch Weekblad, waar Gerard Reve zijn carrière begon net na de oorlog – en die werden en worden allemaal bloedlink als de term ‘jullie’ valt. Ik was vroeger dol op Sal Santen, die onder ander het kleinood Jullie is Jodenvolk schreef, een aanrader. Het groepje Joodse vriendinnen van mijn ex rook een antisemiet op een kilometer afstand en wist al heel snel van een persoon of ‘die deugde’ en of je er bij zou kunnen onderduiken. De term angejiddeld zal weinig lezers wat zeggen maar het betreft iemand die wiens liefde voor Joden groter is dan noodzakelijk, en ook daar houden veel Jodenmensen niet heel erg van. 

Bij alle antisemitische smeerlapperij die nu van de kranten en van het beeldscherm druipt, en op straat wordt gebruld door de Sturmabteilung van Hamas en Verenigd Links, denk ik altijd aan mijn ex, terwijl het inmiddels langer uit is dan dat het aan was. 

En dan kom ik bij de portee van mijn preek: Ik ben echt kotsmisselijk van de virulente jodenhaat die nu wereldwijd de kop opsteekt. En donder op met: ‘ja, maar het is geen antisemitisme hoor, het is antizionisme’.

Ik heb zowel op de Universiteit van Amsterdam als op de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem De geschiedenis van het zionisme, Holocaust Studies en Antisemitisme gestudeerd en weet van de hoed en de rand. Bovendien heb ik vrijwel alle werken gelezen van de Israëlische New Historians, en een aantal daarvan geïnterviewd, zoals Benny Morris, Ilan Pappé, Avi Shlaim, Simha Flappan en Tom Segev. En die zijn een stuk kritischer t.a.v. zionisme en Israël dan ik, kan ik u verzekeren. 

Mijn wetenschappelijke kennis van Jodenhaat, in al zijn gradaties en verschijnselen, heeft me nooit een cent opgeleverd, dus ik kan niet met Ischa Meijer zeggen: ‘Ik heb niets tegen antisemieten, ik lééf ervan‘. 

Wat de stemming in alleen al Nederland betreft, is het gewoon 1939. In plaats van Mussert en zijn stoottroepen, paraderen nu de cheerleaders van Hamas door Amsterdam. Het is werkelijk onvoorstelbaar dat allerlei Joodse bijeenkomsten de afgelopen dagen werden afgezegd omdat de diverse steden de veiligheid van de deelnemers niet konden garanderen. Wat te denken van dit nieuwtje

De geplande onthulling van tien nieuwe stolpersteinen in het centrum van Coevorden, gaat niet door. Dat meldt Stichting Synagoge Coevorden. De organisatie vindt het vanwege de oorlog tussen Israël en Hamas op dit moment verstandiger om niet te veel de aandacht te trekken. De stolpersteine, ook wel struikelstenen genoemd, zijn gedenkstenen met namen van slachtoffers van de Holocaust. De stenen zouden, in het bijzijn van nabestaanden, geplaatst worden in de stoep voor het voormalige woonadres van de slachtoffers.

Niet de aandacht trekken…! Stel je toch eens voor dat er in Coevorden een Marokkaanse kruidenier zit die zich gekwetst zou kunnen voelen door aandacht voor de holocaust, terwijl ‘zijn volk’ wordt ‘uitgeroeid’ in Gaza. Ga je eens verdiepen in de bezetting van de Westelijke Sahara, broer, en vraag eens wat koning Mo allemaal uitvreet met de inheemsen. 

Het narratief is door de krantjes van de Vlaamse kartelmedia nu al zó gekanteld dat de Hamas-hooligans, Antifa, KOZP, BLM, die klimaatkrankzinnigen, BIJ1, de Joke Kaviaars van deze wereld en hun Wajong-bendes met gevaar voor eigen leven gaan demonstreren tegen de ‘genocide’. 

De inktkoelies van de Vlaamse kartelmedia beleven gouden tijden met hun agitprop tegen Israël en alle neuzen van het leger schrijvende apen staan dezelfde kant op.

Kijk dan naar wat die knettergekke Sylvana Simons hier brult, zij is nu echt ‘a suitable case for treatment’. Overigens vind ik Sylvana wel erg ‘antizionistisch’ geworden sinds ze gedumpt werd door Roland Kahn. 

Ik ben het roerend eens met de opinie van Lodewijk Asscher, vandaag in de Volkskrant. De kop: ‘Wat we níét kunnen gebruiken is de boodschap dat de kleine Joodse minderheid de bedreigingen, het schelden, de onlinehaat zelf verzint’.

De maskers zijn gevallen in Nederland, het is werkelijk niet te geloven hoeveel openlijke Jodenhaat er in de media wordt uitgebraakt. Jodenhaat is weer salonfähig geworden, alleen heet het beestje nu antizionisme. De inktkoelies van de Vlaamse kartelmedia beleven gouden tijden met hun agitprop tegen Israël en alle neuzen van het leger schrijvende apen staan dezelfde kant op. Marcia Luyten presteerde het om in haar wekelijkse Volkskrant-column de schuld van de huidige golf van antisemitisme geheel bij extreem-rechts te leggen. De islam wordt niet genoemd in haar cursiefje. Ik citeer: “Op sociale media woekeren virulente haatberichten zoals Louis Ferdinand Céline die negentig jaar geleden schreef. Van de snelheid waarmee het gif zich nu verspreid, had Céline niet durven dromen. Anders dan andere vormen van racisme ziet antisemitisme Joden niet als inferieure wezens, maar als ‘duistere kracht, een vijand die van binnenuit de samenleving aantast en probeert de wereld te domineren’. Die kwaadaardige mythe werd afgelopen jaren opgepookt door extreem-rechts. Verhalen over George Soros en een Joodse samenzwering zijn uitgebraakt door politici als Trump, Orban en Baudet, naar een groot publiek gebracht door figuren als rapper Ye West.” 

Tiepjes zoals Luyten raken opgewonden van de stoere Hamas-strijders, echte kerels in vergelijking met de Nederlandse man die verworden is tot een slaafse dweil. De bloemenmeisjes van Hamas zien de terroristenclub als de flowerpowerbeweging van het mohammedanisme! 

In één adem door debunken deze activistische broodschrijvers de grootste pogrom op Joden sinds de Tweede Wereldoorlog: ‘die slachtpartij heeft niks met de islam te maken, want de islam is liefde!’ Bij deze islamknuffelaars denk ik altijd dat ze – terwijl hun hoofd reeds op het hakblok ligt – zich bij de beul a priori verontschuldigen voor het bevuilen van zijn zo prachtig fonkelende kromzwaard. Qua virulente jodenhaat is Nederland nu ingehaald door België. De allergrootste antisemiet van Belgikistan is Lucas Catherine, naar eigen zeggen de grootste Midden-Oosten-expert en Palestijnenknuffelaar die de failed state ooit gekend heeft. 

In mijn Brusselse tijd zag ik Catherine vaak op de terrasjes aan de Vlaamse Steenweg zitten, altijd met een pint. Bijna een gezellig type, zou je denken, ware het niet dat hij heel vies vet haar had en erg muf rook. Ik heb slecht nieuws en goed nieuws: hij leeft nog, maar hij knettert geen antisemitische hersenscheten meer in de Vlaamse media. 

In 1981 publiceerde Lucas C.L. Vereertbrugghen (zijn echte naam) ‘De Zonen van Godfried van Bouillon – De Zionistische Lobby in België’. In dat pamflet schrijft hij dat de Joodse lobby in België een vooraanstaande rol speelt. Overal in Vlaanderen en  in Wallonië hebben de Joden zich genesteld: in de media, het bankwezen, de politiek en niet in de laatste plaats in de Antwerpse diamantindustrie. Mijn oude hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, Martin van Amerongen, reageerde furieus: “Hoe is het mogelijk dat mensen die zichzelf als links beschouwen tot een dergelijk onverhuld antisemitisme vervallen? Omdat dit soort elementen helemaal niet ‘links’ is, hun vooruitstrevend ogende Arafat-draperieën ten spijt. Het zijn zogenaamde pseudo-linksen, het is loslopend vee, zonder enig gevoel voor geschiedenis en psychologie, het is de schimmel van het socialisme, van welks trotse, humanitaire, verlichte, anti-discriminatoire traditie zij niets hebben begrepen. Hou deze Lucas Catherine in de gaten. Hij is een van de moordenaars van morgen.” 

De prent van Collignon is klassiek antisemitisch en had zo in Der Stürmer gekund, naast een column van professor Leo Lucassen.   

Ik zie godzijdank maar heel weinig optredens in de Vlaamse media van Dyab Abou Jahjah, de huisvriend van Sunny Bergman en mijn mattie Jerry Afriyie. Inderdaad, Dyab is de man die schreef dat de Joden van Israël ‘de keuze hadden tussen de doodskist en de koffer’, een variant van de kreet ‘van de rivier tot de zee’. 

Tien jaar geleden wijdde ik een Volkskrant-column aan Charles Ducal, toentertijd de Belgische Dichter des Vaderlands. Ducal (Frans Dumortier) heeft iets met joden en concentratiekampen en hij rolde over de vloer van het lachen toen  bandparodist Dieudonné M’bala M’bala, bekend van de Quenelle, de halve Hitlergroet, een gaskraan nadeed in het theater. 

Ducal schreef toen een aan Gaza opgedragen gedicht, As in de mond, dat alle Belgische dagbladen klakkeloos publiceerden.

Een fragment: “Je bent nu eenmaal beter. Het staat geschreven in Het Boek. Je ogen zagen de tempel verwoesten, de straatstenen onder de hoeven der kruisridders bloeden. Je bent tweeduizend jaar oud, Habakuk, was erbij in Treblinka, Schirmeck en Dachau.”

Moraal van het verhaal: jullie hebben niks geleerde van de Holocaust en doen nu precies hetzelfde in Gaza. 

Waarom draagt hij trouwens niet eens een rijmpje op aan de honderdduizenden slachtoffers van de mohammedaanse broedertwisten?

Mijn column werd een flinke rel, Arnon Grunberg verdedigde mij en ook de geweldige Benno Barnard schreef een vlammende polemiek

En dan kom ik nu bij de moraal van het verhaal: de cartoon van Jos Collignon in de Volkskrant van gisteren. Daar zijn twee versies van, zie hier mijn tweet. 

Dat is een enorme discussie geworden. Natuurlijk is dat handje op de Lange Arm van de Eeuwige Jood geen Hitlergroet. De Jodenduim tuurt naar de horizon, zoals Winnetou naar een kudde bizons speurt, of naar zijn holmaat Old Shatterhand. Hier betekent het: ‘zijn er nog jammerende Joden die altijd maar klagen over antisemitisme, en er hysterisch naar zoeken terwijl het er helemaal niet is?’ Lodewijk Asscher omschreef het juist.

En wat te denken van de ouders van de tekenaar, die met Palestijns vlaggetje naar PogromTV zitten te koekeloeren? Het is altijd wat met Collignon en ‘hullie’. Kijk maar: hier, hier en verder koekelt u zelf maar. 

De prent van Collignon is klassiek antisemitisch en had zo in Der Stürmer gekund, naast een column van professor Leo Lucassen.   

Bah, bah, bah. 

Ik vermoed dat mijn Grote Ex dit jaar niet op Groep Timmermans gaat stemmen, zoals ze dat vroeger deed. De PvdA is tegenwoordig zo kosjer als een stoofpan vol zure room, kreeft, mosselen, inktvis, garnalen, varkenspens, ham en reuzel en door het duivelspact met GroenLinks kan je Groep Timmermans nu gewoon afserveren als ‘allergisch voor Joden’. En al helemaal na de uitspraak van Julia Matser, het kersverse Statenlid van GroenLinks Utrecht. Het goede van dit kind van Greetje Duisenberg en Driss van Agt is, dat ze hier ook nog eens Frenske keihard aanvalt, waardoor er nog meer scheuren komen in Groep Timmermans. En haar dinnie Sabine Schutzstaffel Scharwachter doet met deze twiet het licht uit bij Groep Frenske. En dat is het enige positieve van deze pandemie van Jodenhaat: dat de griezels van de Linkse Wolk niet eens aan de twintig zetels geraken.

Sjabbat sjalom, of zoals ze in Mokum zeggen: gut sjabbes.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.