Spring naar de content
bron: keke keukelaar

Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Eigenlijk is elke opera goed’

Ilja Leonard Pfeijffer (54) is dit jaar de auteur van het Boekenweekgeschenk. Wat leest, luistert en ziet de gelauwerde dichter en schrijver in zijn vrije tijd?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Op dit moment lees ik – ik heb het bijna uit – een roman van Claire-Louise Bennett: Checkout 19. Ik heb haar ontdekt op een literair festival in Bergen, waar ik een paar weken geleden was. Zij was daar ook en ik ging naar haar openbare interview luisteren, ook omdat het een van de weinige programmaonderdelen was dat niet in het Noors was. Het interview ging onder meer over dit boek en ik werd erg nieuwsgierig. Gelukkig verkochten ze na afloop ook de Engelse editie, dus ik hoef hem niet in het Noors te lezen. Checkout 19 is echt een ontdekking: het is een buitengewoon originele roman, het lijkt nergens op. Dat vind ik op zich al een voordeel. Het is niet eens zo makkelijk om na te vertellen waar het boek over gaat. Het gaat over de ontdekking van een schrijverschap, maar misschien nog wel meer over het vertellen van verhalen. Zij vertelt bijvoorbeeld verhalen na die ze vroeger heeft geschreven, maar dan op een heel andere manier. Het is ook heel nadrukkelijk een vrouwelijke stem. Dat is goed voor mij. Ik vind het belangrijk om ook veel vrouwelijke schrijvers te lezen.

“Van elk boek steek je iets op, al is het maar hoe je het niet moet doen. Elk goed boek geeft je allerlei interessante ideeën en laat allerlei interessante oplossingen zien voor problemen die je zelf misschien ook een keer gaat tegenkomen tijdens het schrijven. Lolita van Nabokov is voor mij al jarenlang een soort ijkpunt. Als ik even vastzit of als ik een beetje te tevreden ben over mezelf, dan lees ik een willekeurige pagina uit dat boek en weet ik weer waar ik naar moet streven. Als ik zeg dat ik fan ben van dit boek, dan bedoel ik dat in de eerste plaats stilistisch. Ik vind het op details superieur geschreven. Het gaat me in eerste instantie niet eens om het verhaal, maar als we het daar toch over hebben: het feit dat het heel erg ongemakkelijk is, is nog geen reden om het boek te weren of terzijde te leggen. Als een boek schuurt, dan is dat júist een reden om het te lezen. Dat vind ik de grote denkfout van cancel culture: dat je door net te doen alsof iets niet bestaat, je het daarmee hebt opgeheven. Je moet juist de confrontatie aangaan met denkbeelden die je niet bevallen.

“Ik wil heel graag nog een tip geven. Een van mijn herontdekkingen van afgelopen jaar: de boeken van Allard Schröder. Ik ken hem persoonlijk en heb vroeger alles gelezen wat hij schreef, maar ik was een beetje achter geraakt. Vorig jaar heb ik drie boeken van hem gelezen en het viel me weer op hoe ontzettend goed die eigenlijk zijn. Schröder is een van onze grootste levende Nederlandse schrijvers. Hij heeft ooit de AKO Literatuurprijs gewonnen voor De hydrograaf, maar hij verdient een veel groter publiek. Stilistisch is hij superieur. Hij is een soort Rembrandt die met een paar penseelstreken, met een paar raak gekozen woorden en zinnen een hele scène kan neerzetten. Dat is groot meesterschap. Waarom hij geen groot publiek heeft? Hij is militant onmodieus. Dat maakt zijn werk voor mij juist heel aantrekkelijk, maar daar krijg je niet zo gauw een groot publiek mee. Misschien is dit interview een keerpunt in zijn carrière en zijn zijn boeken binnenkort niet meer aan te slepen.”

Kunst

“Als je met een kunsthistorica bent, wordt je interesse in kunst sterk aangewakkerd, ook omdat ik op dat gebied zo ontzettend veel van haar kan leren. Daar maak ik dus dankbaar misbruik van. We hebben het vaak over kunst en we gaan vaak naar tentoonstellingen. Zij legt dan uit wat ik eigenlijk moet zien en dat vind ik geweldig. Stella is specialist op het gebied van oude kunst, haar specialisme is zeventiende-eeuwse beeldhouwkunst, maar ze maakt ook weleens uitstapjes. Nu is ze toevallig bezig met het schrijven van een catalogus voor een tentoonstelling van Morandi, die eind dit jaar te zien is in Milaan. Morandi was in mijn hoofd een beetje een saaie twintigste-eeuwse schilder die alleen maar flessen schilderde. Maar als zij dan begint uit te leggen wat ik eigenlijk zou moeten zien, dan worden die flessen opeens een universum. Ik ben in z’n atelier geweest en heb de tafel gezien waarop hij de flessen opstelde en de kast gezien waarin de flessen staan. Die tafel was zijn toneel; de flessen waren zijn personages. Door een fles net iets anders neer te zetten, worden er weer nieuwe interacties gecreëerd op zijn toneel. Je hoeft een fles maar een centimeter te verschuiven en het wordt een totaal andere wereld. Morandi had aan een mensenleven niet genoeg om al die verschillende mogelijkheden te onderzoeken.

Morandi

“Literatuur, theater, muziek en film spelen zich af in de dimensie van de tijd. Dat gaat heel erg over het spelen met verwachtingen, bepaalde verwachtingen bevredigen of juist niet bevredigen, suspense. Beeldende kunst speelt zich af in de dimensie van de ruimte. Daarmee treedt een heel ander soort mechanisme in werking, maar ook door beeldende kunst kan ik ontroerd raken. Het is alleen niet heel erg makkelijk om onder woorden te brengen wat je dan ontroert. Een tijd geleden was ik in Gent en ben ik weer eens naar Het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck gaan kijken. Ik heb dat veelluik vaker gezien, maar toch werd ik er weer door getroffen. Misschien is het de overgave in de details, dat je daar een schilder aan het werk ziet die heel erg gelooft in wat hij doet. Misschien is het omdat het een venster is op een andere eeuw. Het zijn povere woorden om dat gevoel onder woorden te brengen, maar dezelfde ontroering heb ik ook bij sommige schilderijen in het Uffizi in Florence en de Vaticaanse musea in Rome.

“In mijn roman Grand Hotel Europa heb ik geschreven over de tentoonstelling Treasures from the Wreck of the Unbelievable van Damien Hirst in Venetië, een van de indrukwekkendste exposities die ik in mijn leven heb gezien. De tentoonstelling besloeg honderden werken en was verdeeld over twee complete palazzi. Het was alsof ik een jongensboek opensloeg en daadwerkelijk werd meegesleept door het avontuur. Ik volg de hedendaagse kunst een beetje, maar ik heb er over het algemeen wel moeite mee daar heel enthousiast over te raken. Ik heb het idee dat de moderne kunst een beetje in crisis is. Ik mis ambachtelijkheid. Moderne kunst is vaak conceptueel, dat kan heel interessant zijn, maar dan is het alleen maar conceptueel en slecht gemaakt. Daar heb ik moeite mee. Het is ook bizar hoeveel er betaald wordt voor bijvoorbeeld de werken van Hirst. Er klopt iets niet helemaal in de kunstwereld. Negentiende-eeuwse schilderijen kosten een veelvoud van zeventiende-eeuwse meesters, terwijl twintigste-eeuwse kunst weer een veelvoud kost van de negentiende-eeuwse werken. Hoe moderner de kunst is, hoe duurder het wordt. Dat vind ik heel raar.”

Theater

“Ik zit nog een beetje in de pandemie-modus wat betreft theater, maar normaal gesproken ga ik met enige regelmaat. Ik ga graag kijken naar opera en toneel, ook hier in Genua. Het liefst ga ik naar de opera. Dat is het echte werk. Je hebt regisseurs die hun best doen om er een nieuwe interpretatie aan te geven en de opera in een moderne setting te plaatsen, maar daar zit het publiek hier helemaal niet op te wachten. Het publiek wil gewoon de opera zoals die moet zijn, het liefst ook met historische kostuums. Naar de opera gaan is hier een nostalgische exercitie. Je gaat terug naar het eind van de negentiende eeuw en zo moet het ook zijn. Je moet niet denken dat je in je spijkerbroek naar de opera kan. Nee, daar moet je je op kleden. De opera heeft doorgaans twee pauzes van drie kwartier, zodat je alle gelegenheid hebt om in de wandelgangen mensen te ontmoeten en je maffia-contacten te onderhouden. Na afloop ga je uiteraard lekker uit eten. Het is een totaalpakket. Het mooie aan opera is dat het totaaltheater is. Het is alle kunstvormen bij elkaar: een verhaal vertellen, muziek en zang en exorbitante schilderkunst op de decors. Ik heb geen favoriete opera, maar wel een favoriete componist: Verdi. Dat gezegd hebbende: eigenlijk is elke opera goed.

Ellen ten Damme

“Nederlands theater is van heel hoog niveau. Toneel is in Italië heel traditionalistisch, heel retro. In de manier van spelen, uitzonderingen daargelaten, maar ook in de repertoirekeuze. In Nederland heb je dat niet. Daar kan theater heel verrassend zijn. Je kunt iets voorgeschoteld krijgen wat heel erg afwijkt van wat je eerder hebt gezien. Een aantal jaren geleden schreef ik voor Toneelgroep Maastricht, die nu trouwens mijn bewerking van De meeuw van Tsjechov op de planken brengt, een stuk met de titel Noem het maar liefde. Dat was een soort lichte komedie met een aantal losstaande scènes over liefde, waarin ontzettend veel personages en dubbelrollen voorkwamen. Tijdens de première was ik ontzettend onder de indruk van de enscenering. Alles was zichtbaar op het toneel, ook de rolwisselingen. De spelers verkleedden zich op het toneel. In een Italiaans theater zou dat nooit lukken. Dat durven ze niet. 

“Iemand die ik onder dit kopje zeker ook moet noemen, is Ellen ten Damme. Zij maakt het beste muziektheater dat er is. Om te beginnen is ze een fantastische zangeres. Ze kan alles zingen: van opera tot Nina Hagen. Tegelijkertijd is ze heel theatraal. Haar shows zijn geen concerten, maar spectaculaire theaterproducties. Daarom heeft ze volgens mij ook nooit een prijs gewonnen: niemand weet in welk hokje ze past. Misschien moeten we eens een speciale prijs voor haar verzinnen.”

Muziek

“Mijn muzieksmaak is vrij omnivoor. Ik hou erg van klassieke muziek, maar ook van popmuziek. Eigenlijk houd ik gewoon van goede muziek – het genre doet er niet toe. Wat ik tijdens de pandemie heb herontdekt, en ik weet niet of daar een samenhang tussen is, is de Italiaanse barokmuziek. Ik luister momenteel dus veel naar rare zeventiende-eeuwse componisten zoals Francesco Cavalli uit Venetië en Alessandro Stradella uit Genua. Ik had nog nooit van ze gehoord, maar er is een wereld voor me opengegaan. Ik heb wel een soort beroepsdeformatie in die zin dat ik bovengemiddeld geïnteresseerd ben in de tekst. Als er een goede interactie is tussen de tekst en de muziek, dan ben ik eigenlijk al verkocht. Dat geldt zowel voor de buitengewoon overdreven theatrale aria’s uit de barok-periode als voor een nieuw popliedje als L’enfer van Stromae. Zijn teksten zijn sowieso erg goed. Wat ik ook pas ontdekt heb, is de Crash Test Dummies, een jarennegentigband uit Canada. Hun bekendste hit is Mmm Mmm Mmm Mmm, maar ik werd gegrepen door hun Superman’s Song. Dat is een heel erg melancholisch lied over Superman, over wat een goede man het toch eigenlijk was. Daar kan ik enorm van genieten. 

“Ik heb altijd een speciale zwak gehad voor Dolly Parton. Ik heb sowieso een zwak voor country, dat is een muziekgenre dat zwaar wordt onderschat, maar zij is speciaal. The Grass is Blue is een heel goed liedje, maar haar beste nummer vind ik Girl in the Movies. Ik vind dat een heel sterke tekst, vooral omdat er zo’n clash is tussen het naïeve, nietszeggende meisje uit de tekst en Dolly Parton zelf. Mijn favoriete band sinds lange tijd, juist ook vanwege de teksten, is Procol Harum. Dat is bij mijn weten de enige band met een dichter in de bandsamenstelling. Keith Reid is de man die alle teksten schreef, en dat was ook het enige wat hij deed. Hij zong niet, hij speelde geen instrument, hij schreef alleen de teksten, en toch staat hij op elke bandfoto en op elke albumhoes. Ik ben al een tijdje op zoek naar een uitgave van zijn verzamelde gedichten. Ik weet niet of die bestaat, maar als iemand het toevallig ergens tegenkomt, dan hou ik me aanbevolen.”

Dolly Parton

Film

“Ik kijk de laatste tijd, ook dat is een erfenis van de pandemie, veel naar die stomme Netflix-series. Stella en ik kijken de ene serie na de andere. Sommige daarvan zijn trouwens niet zo heel stom, maar gewoon erg goed. We kijken nu een Noorse serie, getiteld: Beforeigners. Het gaat over immigranten in de tijd, mensen uit andere tijdsgewrichten die in de 21ste eeuw terechtkomen, met alle problemen van dien. Een heel slim concept. Wat ik ook een goede serie vond, maar waar helaas maar één seizoen van is gemaakt, is Messiah, over de terugkeer van Jezus Christus op aarde in de huidige tijd. Wat zou er gebeuren? Je hebt meteen CNN en de FBI op je dak en complottisten gaan aantonen dat je echt niet over het water kan lopen. Zo cynisch is het. We leven in een maatschappij die niet meer in staat is om te geloven.

“Ik ben altijd nieuwsgierig naar nieuw werk van regisseur Paolo Sorrentino. Ik vind niet alles wat hij maakt even goed, maar de series The Young Pope en The New Pope waren fantastisch, net als dat tweeluik over Berlusconi: Loro 1 en Loro 2. Dat was heel anders dan ik had verwacht en daardoor interessant. Mijn favoriete acteur is Tom Hanks. Hij speelt lang niet altijd in goede films, maar ik vind hem gewoon leuk. Hanks is een van de weinige acteurs die ik bij naam ken. Ik wil geloven in de personages, ik wil helemaal niet weten dat dat een acteur is en al helemaal niet hoe hij heet. Soms herken ik een acteur die opeens in een andere film zit. Ik vond het echt vreselijk dat ik Captain Picard opeens in een stomme politiefilm zag spelen. Dat klopt in mijn hoofd niet. Captain Picard hoort niet in andere films te zitten.

“De laatste film die ik heb gezien is Don’t Look Up – ook op een van die streamingdiensten. Dat vond ik een heel intelligente film. Het gaat over twee mensen die ontdekken dat er een allesvernietigende meteoriet op de aarde afkomt. Dat is heel goed bedacht: het probleem in de film is niet zoiets abstracts als het klimaatprobleem, maar een concreet komeetprobleem. Ze lopen tegen complotdenkers aan, politici die het probleem ontkennen, et cetera. ‘Don’t look up’ wordt een politiek statement. De wereld verdeelt zich in mensen die naar boven kijken en de meteoriet zien aankomen en mensen die weigeren naar boven te kijken. Het is een geweldige politieke satire.” 

Don’t Look Up