Spring naar de content
bron: anp

Lize Spit: ‘Elke kijkervaring is een oefening in verhalen vertellen’

Lize Spit (1988) is schrijfster. Onlangs verscheen haar tweede boek Ik ben er niet. Wat leest, luistert en ziet ze in haar vrije tijd?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Wat ik nu op mijn leestafel heb liggen: Kindertijd van Tove Ditlevsen, Ik kom van ver, maar blijf niet lang van Ward Zwart en Enzo Smits en Knecht, alleen van Gerbrand Bakker. Kindertijd is het eerste deel uit de Kopenhagen-trilogie van Ditlevsen – een serie van drie autobiografische boeken over haar moeizame leven. In dit eerste deel beschrijft ze voornamelijk de relatie met haar moeder en de vervreemding die ze voelt ten opzichte van de wereld. Ik weet nog niet zo goed wat ik ervan vind. Haar stijl is tot nu toe heel beschouwelijk, waardoor ik het idee heb dat ik van een afstandje naar haar kijk, terwijl ik juist met haar mee wil leven. Ik mis iets van anekdotiek. Ik lees wel verder, want ik ben heel benieuwd naar het laatste deel, waarin ze openhartig schrijft over haar sluimerende drugsverslaving en hoe ze daarvan af probeert te komen. Ik kom van ver, maar blijf niet lang is een graphic novel. Het is de tweede en laatste boek van het duo Zwart en Smits; Ward Zwart, een leeftijdgenoot, is een paar maanden geleden overleden. Ik ben heel erg gesteld op dit boek, omdat het de sfeer beschrijft van de jaren negentig, van mijn jeugdjaren. Dat smotsige, dat donkere. De kunst van een goede graphic novel is het evenwicht tussen beeld en taal. Beginnende makers focussen vaak te veel op het beeld, terwijl beeld en taal elkaar behoren te complementeren. Knecht, alleen heb ik gelezen omdat het in veel jaarlijstjes werd aanbevolen. Bakker schrijft in dit boek over zijn depressie. ‘Niets in een niemandsland’, noemt hij het zelf. Omdat ik zelf medicatie slik tegen angst en depressie, hoopte ik in zijn boek herkenning en dus troost te vinden. Wat ik interessant vind, is dat Bakker in zijn boek wil wegblijven van beeldspraak om zijn leegte en angsten te beschrijven. In plaats daarvan zet hij wel zijn fysieke lijden naast zijn psychische lijden. Hij vertelt bijvoorbeeld over een operatie waarvan hij zonder pijnbestrijding herstelt, om te bewijzen dat hij niet flauw is, om de ondraaglijkheid van de psychische ellende die hij moet doorstaan, duidelijk te maken. Hij wil dat zijn lijden geloofd wordt, in de hoop er niet alleen mee te zijn, maar tegelijk wil hij het niemandsland ook niet met anderen delen. Iemand getuigt op de televisie over hoe slecht ze zich voelt; die persoon mag volgens Bakker nog van geluk spreken, want ‘zij voelt tenminste nog íets’. Dat snelle oordelen van Bakker deed me schrikken, en daarom vond ik het lezen ervan niet erg troostrijk. Het boek is wel ontroerend, en ontwapenend. Het is met humor geschreven, ik heb tijdens het lezen vaak hardop gegrinnikt.

“Drie boeken die ik iedereen zou willen aanbevelen zijn Dept. of Speculation van Jenny Offill, The Plot Against America van Philip Roth en Een man met goede schoenen van mijn partner Rob van Essen. Om met mijn lief te beginnen: ik vind hem de beste korteverhalenschrijver van de Lage Landen. Wat zijn verhalen zo goed maakt, is dat je als lezer nooit krijgt wat je denkt te krijgen, maar je krijgt wel waar je naar verlangt. De universa die hij schept zijn grappig en vreemd en zijn personages zijn altijd een tikje melancholisch – mensen die het gevoel hebben dat de wereld hun ontsnapt. Ik heb nog niet al zijn boeken gelezen, maar af en toe leest hij in bed een roman of verhalenbundel aan me voor. Het is fijn en intiem om zijn werk zo te leren kennen. Dept. of Speculation is een heel bijzonder boek over een depressieve vrouw die een roman geschreven heeft en creative writing doceert aan een universiteit. Ze ontmoet een man, ze krijgen een dochter en uiteindelijk gaat haar man vreemd met een veel jonger meisje. Het boek is opgebouwd uit heel veel korte stukjes die associatief aan elkaar geregen zijn. Pas na een tijdje begrijp je wat het verband is tussen al die stukjes. Het is heel poëtisch. The Plot Against America heb ik gelezen in aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Roth vraagt zich in dit boek af: wat was er gebeurd als niet Franklin D. Roosevelt in 1940 tot president was verkozen, maar de antisemitische populist Charles Lindbergh? Hij verbindt een groot verhaal – de politieke en maatschappelijke gevolgen van die verkiezing – aan een klein verhaal: dat van een opgroeiend kind. Je zou het boek profetisch kunnen noemen, maar het is ergens ook achterhaald. De werkelijkheid is nog vreemder dan de fictie. Donald Trump in het Witte Huis, een wereldwijde pandemie, de rellen in Het Capitool – geen schrijver durft dat te bedenken.”

Kunst

“Ik ben tussen de twee lockdowns, toen de musea weer even open mochten, naar de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel geweest om te kijken naar de werken van Pieter Bruegel de Oude. Rob is een enorme bewonderaar van diens schilderijen en wilde zijn opwinding ook eens met mij delen. Het is heel leuk om naar de creaturen en de wezentjes op die schilderijen te kijken met iemand die er veel kennis van heeft, zodat je er op een andere manier naar gaat kijken. Het museumbezoek zelf was heel bevreemdend. Er waren meer bewakers dan bezoekers, maar dat gaf ons ook de kans om de vaste collectie rustig te bekijken. Vorige week zijn we naar het Rioolmuseum geweest hier in Anderlecht. Dat was deels uit lockdownverveling, maar ook omdat we op tien minuten wandelen van dit museum wonen en het al meerdere malen onze aandacht had getrokken. Je daalt steeds dieper af onder de grond en krijgt een kijkje in hoe ons rioolsysteem werkt. Ik wist bijvoorbeeld niet dat de Zenne nog steeds ondergronds stroomt precies in de straat waar ik nu woon!

“Ik ben altijd erg onder de indruk van de videokunst van William Kentridge. Het is moeilijk om uit te leggen wat hij maakt, maar het zijn een soort houtskooltekeningen die langzaam worden uitgeveegd. Heel erg knap gedaan. Jan Švankmajer maakt ook fantastische video’s. Ze zijn gruwelijk, maar op een grappige manier gruwelijk, bijna kinderlijk. Daar kan ik wel van genieten. Wat ik ook heel mooi vind, is de serie Beach Studies van Sally West. Ik heb haar werk nog nooit in het echt gezien, maar ik zie weleens wat van haar voorbijkomen op internet. Ze maakt in pastelachtige kleuren strandlandschappen. Als je van dichtbij kijkt, zie je niet veel meer dan wat klodders verf, maar als je er van een afstandje naar kijkt, zie je opeens een vol strand. Darian Mederos is ook zo’n kunstenaar. Ook van hem heb ik nog nooit iets in het echt gezien en ook zijn schilderijen lijken van dichtbij heel abstract, maar van een afstand heel realistisch. Hij maakt vrij simpele olieverfportretten van vrouwen, maar hij schildert er altijd bubbeltjesplastic voor. Ik vind het knap als mensen zo’n handelsmerk in hun werk hebben.”

William Kentridge

Theater

“Ik ben eigenlijk al een jaar niet meer naar het theater geweest, omdat alles al die tijd gesloten is geweest – in België zijn ze nog veel strenger dan in Nederland. Het enige wat ik afgelopen jaar heb gezien, is een optreden van An Pierlé, in de Ancienne Belgique in Brussel, met mijn zus. Ze hebben daar een serie waarin muzikanten hun succesvolste album integraal spelen. Pierlé speelde Mud Stories; voor ons was dit puur jeugdsentiment. Ik ben ook naar de boekvoorstelling geweest van De opgang van Stefan Hertmans. Dat was een mooie avond, alleen al omdat ik weer eens in een zaal met mensen zat. 

Aren van Benjamin Verdonck is de laatste échte theatervoorstelling die ik heb gezien. De voorstelling bestaat uit twee delen. In het eerste deel toont hij het publiek allerlei prullaria, gevonden op straat of verzameld in huis: lucifers, elastiekjes, kattenbelletjes aan zijn kinderen, prijskaartjes… Hij zegt daar helemaal niets bij; hij laat de voorwerpen alleen zien. Het verbaasde me hoe geconcentreerd het publiek naar hem keek en welke spanning en intimiteit hij wist op te bouwen. Hij speelt met de verwachting van de toeschouwer. Op een gegeven moment stalt hij bijvoorbeeld allerlei peukjes uit. Als hij naast die steeds grote wordende peuken opeens aarzelend weer een klein peukje legt, barst het publiek in lachen uit. In het tweede deel beschrijft hij de voorstellingen die hij had willen maken, maar die nooit van de grond gekomen zijn. Het is grappig om te zien dat voor elk project dat gemaakt wordt, er ook een heleboel projecten níet gemaakt worden. Een voorstelling waar ik heel erg naar uitkijk – en ik hoop hem snel in een van de theaters te zien – is The Sheep Song van FC Bergman. Het stuk is nog in ontwikkeling, dus ik weet nog niet precies wat ik kan verwachten, alleen dat het woordloos zal zijn.”

Muziek

Spinvis

“Concerten bezoek ik nauwelijks. Ik ben klein van gestalte, dus ik sta altijd tegen ruggen en schermpjes aan te kijken. Festivals bezoek ik ook niet vaak. Ik ga altijd aan de zijkant staan, waardoor mensen altijd denken dat waar ik sta een doorgang is. Ik word dus altijd omvergelopen door mensen die naar de wc moeten of drank willen halen. Het beste is om ergens achteraan in een hoekje te gaan staan, maar veel beter nog kun je gewoon thuisblijven en een cd opzetten. De kwaliteit van de muziek is dan ook beter. Ik ga wel graag naar concerten in kleinere zalen, het liefst ook waar je kunt zitten, zoals weleens het geval is bij Spinvis. Die kan zo op de lijst van beste dichters in ons taalgebied. Wespen op de appeltaart vind ik een van zijn mooiste nummers. Het nummer is me ook dierbaar, omdat Rob en ik elke dag beginnen met de eerste regel van dit lied. Dan zingen we: ‘Het wordt een hele mooie dag vandaag’. ’s Avonds herhalen we dat ritueel en vervangen we het woord ‘mooi’ door een woord dat met die dag te maken heeft. Bijvoorbeeld: ‘Het was een hele grijze dag vandaag’. Daar zijn we ooit mee begonnen en dat houden we erin.

“Ik ben niet iemand die nieuwe dingen luistert. Ik luister eigenlijk al twintig jaar hetzelfde. David Bowie, Aldous Harding en Cat Power zijn op dit moment mijn meest beluisterde artiesten. Leonard Cohen stond daar vroeger ook tussen. Hij is nog steeds een van mijn lievelingsdichters en -muzikanten, maar ik heb zijn nummers inmiddels zo vaak beluisterd dat ik hem eventjes beu ben. David Bowie heeft zijn plaats ingenomen. Ik ben hem eigenlijk pas gaan waarderen na zijn laatste album: Blackstar. Hij heeft natuurlijk veel verschillende artistieke periodes doorgemaakt, maar ik voel me het meest verwant aan zijn latere werk. Daar herken ik het meest van mezelf in. Misschien komt dat omdat hij melancholischer werd naarmate hij ouder werd… Ik weet het niet. Cohen heeft ook dat melancholische waar ik van houd, maar dat is me op dit moment soms te zwaar.”

An Pierlé

Film

“Ik ben afgestudeerd scenarist. Dat betekent dat ik nooit onbevangen naar een film kan kijken. Ik ben al tijdens het kijken aan het reconstrueren hoe de film is opgebouwd. Ik heb heel snel door hoe het verhaal is opgebouwd en waarom ze in de montage bepaalde keuzes maakten. Dat is soms vervelend, maar die analytische blik maakt zo’n film ook extra interessant. Elke kijkervaring is een oefening in verhalen vertellen. Rob kijkt heel anders naar een film: hij gaat meer op in het verhaal, terwijl ik de film het liefst een paar keer stopzet om met hem te bespreken hoe het verhaal in elkaar steekt. Mijn favoriete filmmakers zijn Tom Ford en Yorgos Lanthimos. Ford heeft echt een meesterwerk gemaakt van de boekverfilming Nocturnal Animals. Ik vind dat een van de beste films van de afgelopen tien jaar. De film gaat in het kort over een vrouw die vijftien jaar geleden is gescheiden van haar man. Haar ex-echtgenoot heeft een boek geschreven, zijn eerste die gepubliceerd wordt, en stuurt haar het manuscript op. Ze begint te lezen en raakt in de ban van het verhaal. De film laveert tussen haar werk als galeriehoudster, haar slapeloze nachten en het verhaal van het boek. Ik heb hem nu drie keer gezien en elke keer vallen me weer nieuwe details op. Ik gebruik hem tijdens mijn colleges scenarioschrijven om te tonen hoe je spanning opbouwt in een verhaal.

“Lanthimos is een regisseur van wie ik elke film wil zien. Ik was erg onder de indruk van zijn debuutfilm Dogtooth, maar ook van The Lobster, The Killing of a Sacred Deer en The Favourite. Zijn films zijn eigenlijk heel gruwelijk, maar ik heb er ook ontzettend om moeten lachen, omdat de verhalen zo absurd zijn. The Lobster gaat bijvoorbeeld over een wereld waarin vrijgezellen worden opgepakt omdat ze geen partner hebben. Ze worden overgebracht naar een hotel, en als ze binnen anderhalve maand geen vriend of vriendin vinden, worden ze veranderd in een dier. Gruwelijk, maar grappig. Gisteren zag ik Pieces of a Woman op Netflix. De kritieken waren laaiend, maar ik was zelf iets twijfelachtiger. Het verhaal gaat over een koppel dat een kind verwacht, maar de bevalling loopt mis en het kind overlijdt. Ze gaan beiden anders om met dit verdriet, waardoor hun relatie uiteindelijk stukloopt. Er waren hier en daar momenten die te nadrukkelijk aanvoelden. De man werkt bijvoorbeeld als ingenieur aan een brug in Boston. De brug wordt langzaam voltooid, beide oevers worden door staal met elkaar verbonden, maar hij en zijn vrouw drijven steeds verder uit elkaar. Die symboliek lag er naar mijn smaak iets te dik bovenop. De film voelde af en toe ook een beetje als een invuloefening – ‘hier moet een omslagpunt komen’. Het hoogtepunt van de film zit in de eerste twintig minuten: een indringend, lang shot van de bevalling waarvan je al weet dat die fout zal aflopen.”

Nocturnal Animals