Spring naar de content
bron: anp

Wordt het nog wat met die grote linkse progressieve partij van Nederland?

Het blijft sukkelen aan de linkerkant van het politieke spectrum. Max Pam vraagt zich daarom af: waar blijft de charismatische leider op links die aantrekkelijk is voor alle lagen van de bevolking?

Gepubliceerd op: door Max Pam

Wordt het nog wat met die grote linkse progressieve partij van Nederland? De laatste tijd zie je die vraag steeds vaker terugkomen, alsof de tijd er rijp voor is. In NRC Handelsblad hield Hubert Smeets onlangs een vurig pleidooi voor zo’n fusie onder de kop: ‘Tijd voor een progressieve volkspartij, de democratie staat op het spel’.

Dat stuk liegt er niet om. Als de linkse partijen niet samengaan, wordt de democratie aangetast, krijgen we ook in Nederland een soort Trump-staat en zal de ongelijkheid van inkomens, kennis en welvaart alleen maar toenemen. En Hubert Smeets kan het weten. In zijn linkse jeugd was hij lid van het PSP-partijbestuur, wat betekende make love not war en weg met de NATO, wat in feite ook weer betekende dat Smeets zelf na de oorlog een van de eerste scheurmakers van links is geweest. Dat is geen verwijt, want ik denk met vertedering terug aan de Groep-Van der Spek die zich ook weer van de PSP afscheidde. Maar het bewijst dat schuldgevoelens over gemiste kansen in de politiek lang kunnen doorwerken, in Smeets geval zo’n dikke veertig jaar.

Een ander sein dat ik ineens op rood-groen zag verspringen, was een stuk in de Volkskrant van Frank Hendrickx, dat in de papieren krant de kop droeg: ‘Allemaal een beetje naar links’. Uit nieuw kiezersonderzoek van I&O Research zou blijken dat de meeste Nederlanders wat linkser in hun opvattingen zijn dan tien jaar geleden.

Eerlijk gezegd ben ik geneigd zulke onderzoeken en de bijbehorende uitkomsten met flink wat korreltjes zout te nemen. Links en rechts zijn steeds lastiger te definiëren en in de analyses van de resultaten vind je vaak heel wat wishful thinking terug. Bovendien kun je je afvragen in hoeverre de pandemie even van invloed is op de links-rechts verhoudingen. Grote groepen van de Nederlandse bevolking liggen aan het financiële infuus en worden overeind gehouden door subsidies van de overheid. Ineens is de overheid weer de grote broer die over ons waakt. Je hand ophouden in tijden van crisis komt niet voort uit linkse idealen, maar is gewoon puur eigenbelang. Wat links lijkt, is in wezen rechts.  

Laten we voor het gemak naar de laatste cijfers kijken, zoals die door Maurice de Hond wekelijks aan ons worden gepresenteerd. Dit is de peiling van 10-01-2021:

Een Lilianne Ploumen-effect, mocht dat er sowieso zijn, is in deze peiling nog niet verwerkt. Wel wordt opgemerkt dat “de nieuwe lijsttrekker van de PvdA een zware taak wacht om onder deze condities toch 15 zetels te halen of meer”. Die nieuwe lijsttrekker, Lilianne Ploumen dus, zal bovendien van start gaan in de wetenschap dat zij als mogelijke opvolger van Lodewijk Asscher bij PvdA-stemmers op de tweede plaats eindigde met 27%, zo’n tien procent achter Aboutaleb die geen interesse had.

Bij haar verkiezing tot lijsttrekker schreef de Volkskrant: “Net als Asscher wil Ploumen niet zonder een andere linkse partij in een volgend kabinet gaan zitten. D66 ziet ze niet als linkse partij”.

En daar beginnen de moeilijkheden al!

Voor Hubert Smeets hoort D66 juist wel in zo’n Progressieve Volkspartij (PVP). Daarentegen wil Ploumen de schepping van Hans van Mierlo er niet bij. Smeets gelooft daarnaast dat de SP zich buiten zo’n fusie heeft opgesteld, terwijl de verhoudingen tussen de PvdA en de SP zodanig zijn dat ook Lilianne Ploumen weinig heil zal zien in toetreding tot de PVP door de partij van Lilian Marijnissen.

Wij krijgen nu de volgend PVP-diagram:

D’66 (13) + PvdA (11) + GroenLinks (10) = 34 zetels (Smeets-variant)

PvdA (11) + GroenLinks (10) = 21 zetels (Ploumen-variant)

D66 (13) + PvdA (11) + GroenLinks (10) + SP (9) = 42 zetels (Grote PVP-variant)

D66 (13) + PvdA (11) + GroenLinks (10) + SP (9) + Christen-Unie (8) = 50 zetels (Kolossale PVP-variant).

De Partij voor de Dieren laat ik als linkse partij buiten beschouwing, want die beschouw ik niet als een serieuze partner die enigerlei vorm van samengaan wil ondernemen.

Alles bij elkaar zijn dit zeer bedroevende cijfers. In de Hubert Smeets-variant, de meest voor de hand liggende, komt de Progressieve Volkspartij niet verder dan 34 zetels en dat in een crisistijd, wanneer je zou verwachten dat de oppositie flink zou kunnen scoren. In 1986 haalde de PvdA met Joop den Uyl als lijsttrekker in zijn eentje 33,37% van de stemmen, wat in de Tweede Kamer 52 zetels betekende.

Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat die tijden ooit terugkeren.

Een fusie is geen garantie voor meerwaarde. Neem het CDA. Die partij kwam in 1980 voort uit de KVP, de ARP en de CHU. Na een kleine opleving zijn het ledental en het aantal zetels continu gezakt en heeft het confessionele smaldeel alleen maar aan politieke invloed ingeboet. Het is slechts door ons coalitiestelsel dat het CDA niet voor eeuwig naar de oppositiebanken is verbannen. In 1989 behaalde het CDA nog een monsterscore met 35,3%, wat 54 Kamerzetels opleverde, overigens nog altijd minder dan de aantallen die KVP, de ARP en de CHU bij elkaar opgeteld in hun hoogtijdagen mochten noteren. In 2012 bleven er voor het CDA nog slechts 12 zetels over. Zo’n neergang zou ook een Progressieve Volkspartij kunnen overkomen.

Links Nederland heeft in onze parlementaire geschiedenis nog nooit een meerderheid behaald. Nederland is altijd een door en door christelijk-conservatief  land geweest, dat af en toe links nodig had om aan de macht te blijven.

De tragiek is dat linkse partijen vaak het momentum plegen te missen. De PvdA is er niet in geslaagd zich te verweren tegen de rotte tomaten die zij van de SP toegeworpen heeft gekregen. De SP op haar beurt heeft elk momentum gemist om mee te regeren en is nu gedoemd de Internationale in de provincie te blijven zingen. GroenLinks heeft vier jaar geleden haar momentum gemist, toen de partij in 2017 een voor haar recordaantal van 14 zetels haalde. Op advies van Rutger Bregman en andere vooraanstaande progressieven werd hautain besloten om geen deel te nemen aan een coalitie. Liever wilde Jesse Klaver vier jaar wachten, want dan zou de winst alleen maar groter zijn.

En zie waar ze nu staan: 10 zetels, een verlies van 4. Het loopt altijd anders.

In feite blijft denken aan een Progressieve Volkspartij een vorm van dagdromen. Eigenlijk is er maar één, ik zeg slechts één mogelijkheid, om zoiets tot stand te brengen: een charismatische leider, iemand die aantrekkelijk is voor alle lagen van de bevolking. Zo lang links daar niet mee op de proppen komt, zullen linkse partijen in de marge blijven opereren. Twintig zetels zal dan het hoogst haalbare worden. Jesse Klaver is niet tot een echte leider uitgegroeid, al leek het er even op dat hij in zijn witte Trudeau-hemd de jeugd zou aanspreken. Sigrid Kaag roept op tot ‘nieuw leiderschap’ en wil minister-president worden, maar een Sigrid Kaag-effect is nimmer waargenomen. Verder weet ik niet hoe Lilianne Ploumen naar zichzelf kijkt. Ze probeert zichzelf een idealistisch imago aan te meten. Dat zal nog lastig worden. Als minister verdedigde zij met overgave het handelsakkoord met Canada. Toen zij in de oppositie terecht kwam, stemde ze opportunistisch tegen.

Ooit zei Mark Rutte, iemand die wel kiezers trekt, dat Nederland eigenlijk een door en door socialistisch land is. Slim om dat te zeggen als je in de Kamer steeds wisselende meerderheden nodig hebt, maar het is gewoon niet waar. Links Nederland heeft in onze parlementaire geschiedenis nog nooit een meerderheid behaald. Nederland is altijd een door en door christelijk-conservatief  land geweest, dat af en toe links nodig had om aan de macht te blijven.

Nee, het blijft sukkelen aan de linkerkant van het politieke spectrum. Aan de rechterkant tegenwoordig trouwens ook, maar daarover een andere keer.