Spring naar de content

Betutteldrift

Toen Marente de Moor bijschriften leverde voor een tentoonstelling, werd er bezwaar gemaakt tegen het woord ‘stam’, omdat het woord op een lijst met schadelijke begrippen stond. Een teken des tijds.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Marente de Moor

Mijn oudste herinnering aan het schrijven is omkleed met schaamte. Ik was een jaar of acht toen ik mijn ouders erop betrapte dat ze hun vrienden voorlazen uit iets wat ik had gemaakt. Ik herinner me hun hilariteit over de nogal plechtige titel (‘De Slang en de Mens’) maar dat is dan ook alles, want ik heb het schrift weggegrist en aan flarden gescheurd. Het gevoel van betrapt worden had zich naar mij gekeerd: het was niet de bedoeling om wat in de intimiteit van mijn verbeelding was ontstaan, te delen met anderen. 

Die gêne heeft me nooit meer verlaten. Ik wil nog steeds onderduiken wanneer mijn verzinsels naakt en kwetsbaar de werkelijkheid in worden geschopt. Het blijft een absurde situatie wanneer lezers en recensenten – serieuze mensen die vaak ouder en geleerder zijn dan ik – me aanspreken op iets dat ik maar verzonnen heb, of, nog idioter: wanneer ze me aanspreken op iets wat mijn personages, die ik dus verzonnen heb, hebben verzonnen. Een Droste-effect van schaamte is het gevolg. Liever lever ik mijn manuscript in, verhuis ik en ga ik door met het volgende, alsof er geen onvertogen woord is gevallen. 

Meer dan welke kunstenaar dan ook kent de romanschrijver de luxe om jarenlang gniffelend in een eigen keteltje te roeren, zonder bemoeienis van buiten. Aan zowel de lange productie- als leestijd danken we dat de literatuur redelijk ongemoeid is gelaten door de activistische betutteldrift, iets waar museum- en podiumkunsten nogal van te lijden hebben. Literatuur is een kwestie van de lange adem, iets dat amechtige activisten meestal niet hebben. 

Het ging dan ook onmiddellijk fout toen ik werd gevraagd om bijschriften te leveren voor een tentoonstelling in een Randstedelijk museum. Een leuke opdracht, gekregen van het kunstenaarsduo Volkova & Shevelenko. Ze waren in het onderbewuste van de botanicus Von Siebold gedoken en hadden er dromerige, duistere wandkleden uit gesponnen. Aan mij de eer om die in de stijl van de negentiende-eeuwse droomanalyse te duiden. Eén kleed beeldde een groep naakte danseressen uit. Beslist geen nachtmerrie, besloot ik: dit moesten vrouwen uit Ivoorkust zijn, van een stam die de kunst verstaat de dromer achter te laten met een positief gemoed en dito wereldbeeld. 

Fout.

De tekst werd eruit gevist en langs de lat gelegd van Words Matter, een woordenlijst opgesteld door het Tropenmuseum (tegenwoordig het Wereldmuseum Amsterdam). Die bevat begrippen die, wanneer gelezen of uitgesproken, onherroepelijke schade kunnen toebrengen aan de museumbezoeker. Het toverwoord waar ik me van had bediend was ‘stam’. Dat zou exotistisch en neerbuigend zijn. Ik wilde weten met wie ik van doen had. Wie zit achter Words Matter? Zijn dat ook kunstenaars of schrijvers? Hebben zij de wereld ooit verrijkt met iets om over na te denken of te dromen, of houden ze het bij verbieden en gebieden? In dat geval vraag ik me af waar ze de autoriteit aan ontlenen om schrijvers te vertellen dat woorden ertoe doen.

Wat activisten onderscheidt van kunstenaars is hun gebrek aan twijfel.

Alweer een herinnering uit mijn jeugd, dit keer aan het schoolplein: het bazige kind dat, dankzij een grote bek en een groepje laffe meelopers, de krijttekening van een eenling wegspoelde. Tegenwoordig heb je maar weinig verbeelding nodig om dergelijke macht uit te oefenen. Het enige wat je hoeft te verzinnen is een slachtoffer, een anonieme groep kwetsbaren die moet worden behoed voor de genadeloosheid van de kunst en het woord. Zie ze eens shinen, de woordvoerders, marketeers, gemeenteambtenaren en curatoren, al dan niet van hogerhand aangesteld om een eindeloze sliert van onrecht uit te punniken. Wat activisten onderscheidt van kunstenaars is hun gebrek aan twijfel. Probeer ze maar eens van hun lichtend pad te brengen! Het smalen van de curatoren van het Stedelijk, treffend in beeld gebracht in de documentaire White Balls on Walls, nam hysterische vormen aan toen hun museumactivisme niet de beoogde bijval kreeg. 

De ironie wil dat de kunstenaars voor wie ik de teksten maakte ooit zijn gevlucht voor het dictaat van het sociaalrealisme, voorgeschreven door de vakbonden van kunstenaars en schrijvers in de Sovjet-Unie. Zoals je hele decennia van twintigste-eeuwse Russische literatuur kunt wegstrepen als stomvervelend omdat het een Positieve Held moest bevatten (zo’n proletarische knakker die ontwaakt uit zijn verworpenheid), weet je nu ook na tien minuten Netflix wie de bad guys zullen zijn en wie niet. Zo’n zalvige bijsmaak kreeg je vroeger alleen als je halverwege een film besefte dat je naar de EO zat te kijken. 

Uiteindelijk heb ik het museum een voorstel gedaan: het woordje ‘stam’ wilde ik niet schrappen, maar wat als ik nou ‘Ivoorkust’ verving door ‘Liechtenstein’? Daar zou toch vast niemand aanstoot aan nemen. Natuurlijk zat ik me te verkneukelen, maar het museum was ook niet van gisteren. Ze besloten de oorspronkelijke tekst te behouden en het onheil af te wachten. Maar niemand struikelde over de expositie. Inmiddels voel ik me schuldig tegenover het kleine vorstenrijk. Het had zo mooi kunnen worden, met die dansende kobolden van een stam uit Vaduz. Liechtenstein verdient mijn aandacht en zal die ook krijgen. Beloofd. 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.