Spring naar de content
bron: first dates

Hoe passé is de tv?

In het mediageweld van sociale media, streamingdiensten, podcasts en vlogs dreigt de traditionele tv kopje onder te gaan. Zeker onder jongeren neemt de kijktijd en de interesse voor de NPO-programmering al jaren af. Maar tv-critici hebben het medium nog nooit zo serieus benaderd. ‘Televisie maakt van ons betere burgers,’ beweert voormalig NRC-criticus Arjen Fortuin. Komt er toch een herwaardering aan?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hans van Willigenburg

Televisie is een aflopende zaak, zo luidt het mantra al jaren in kringen van schrijvers en intellectuelen. Kortom, onder mensen die geneigd zijn op televisie neer te kijken en vinden dat er niet veel aan verloren zou gaan. Nieuw is dat het mantra verse zuurstof krijgt toegediend door statistieken die aantonen dat de massa van de nabije toekomst, de jongeren van nu dus, inderdaad steeds minder tijd besteden aan televisiekijken. Het jongerensegment – bij de NPO algauw ruimhartig gedefinieerd als iedereen onder de 35 à 40 jaar – is uitgegroeid tot hét hoofdpijndossier van de publieke omroep. 

Geen zender die zo’n enorm kerkhof van mislukte programma’s achter zich aan sleept en zo matig is ingeburgerd in de Nederlandse huiskamer als de jongerenzender NPO 3. Wat bij omroepen en productiehuizen allemaal bedacht en in elkaar gezet wordt, slaat nog maar zelden aan bij grote groepen jongeren. Een plekje in het NPO-schema, tot vrij recent nog een soort heilige graal, is allang geen garantie meer voor aandacht en erkenning in dit leeftijdssegment. Nota bene: ook de kersverse Omroep Zwart slaagt er in de verste verte niet in de harten van jongeren te beroeren, ondanks beschikbare overheidsmiljoenen. Men is er koploper in het maken van slecht bekeken programma’s, die nauwelijks enige naamsbekendheid genieten. 

Nu internetkanalen en streaming dag en nacht beschikbaar zijn en elke consument ongebreideld op zoek kan gaan naar video’s en series, lijkt de televisie langzaam het onderspit te delven. Het kalft af tot een vreemdsoortig spoorboekjesmedium, waarbij het steeds minder mensen interesseert welke treinen waarheen rijden. Voordat we inzoomen op de teruglopende impact van televisie, is het misschien handig allereerst de resterende functie van televisie nader te bepalen. Wat voegt het nog toe aan ons leven? In de schermenmaatschappij waarin we leven (naast televisie vooral smartphone, tablet en gamen) is niet de interesse voor sport, entertainment, dramaseries, spelletjes en actualiteiten – in wat tegenwoordig content heet – dalende, maar louter de interesse in de televisie als verspreider van die content, als distributiekanaal. 

Ook de nieuwe Omroep Zwart slaagt er in de verste verte niet in de harten van jongeren te beroeren, ondanks beschikbare overheidsmiljoenen

Wellicht tekenend voor het kwijnende lot van televisie, of beter gezegd het televisietoestel, is een Oostenrijks appartement waar ik eerder dit jaar met mijn dochter logeerde. Zowel de afstandsbediening als het televisiescherm ging schuil onder een dikke stoflaag. Waar het televisietoestel vroeger als een ‘venster op de wereld’ fungeerde, een aantrekkelijke ‘ontsnapping’ uit het hier en nu bood, stond het platte, rechthoekige apparaat er nu bij als een Fremdkörper dat vooral Oostenrijkse zenders met Oostenrijkse wetenswaardigheden in petto had, die noch bij mijn dochter noch bij mij hoog op het prioriteitenlijstje stonden. Binnen twee minuten na het uitpakken van onze bagage keek mijn dochter op haar telefoon naar een bonte mix van YouTube-filmpjes en had ik mijn laptop opengeklapt om wat werkgerelateerde mails te versturen. Het televisietoestel gaapte ons als een afgedankte bediende uit vervlogen tijden aan. Hoezo ontsnapping? Hoezo venster? De digitale mens laat zich niet langer de les lezen door een in de hoek van de kamer gepositioneerd apparaat.

Daarom publiceerde Arjen Fortuin, voormalig tv-criticus van de NRC, dit jaar een bundel tv-kritieken met de veelzeggende titel Kijkt u nog?, en de niet minder veelzeggende ondertitel Waarom je toch de tv aan moet zetten. Even los van de vraag of Fortuin met zijn ongegeneerd moralistische kijk op het medium (‘De televisie maakt van ons betere burgers’) op termijn een brabbelende dominee zal blijken te zijn die de onafwendbare teloorgang van televisie slechts van een waarschuwend wijsvingertje heeft voorzien, interessant is zonder meer de omkering in het denken die zijn bundel tv-kritieken markeert. 

Waar televisie in de hoogtijdagen populair tijdverdrijf voor de massa was, symbool van afstomping en middelmaat en daarmee een dankbaar object voor tv-critici om hun dagelijkse gal overheen te spuwen (denk aan de iconische bundel Horen, zien en zwijgen van Gerrit Komrij), inmiddels lijkt de televisie door de elite vrij plotseling weer als een serieus fenomeen benaderd te worden. Als een potentiële uitweg uit de wurggreep van de algoritmes, een educatief instrument ook dat de ‘beeldvorming’ over bevolkingsgroepen kan beïnvloeden. Daarom wordt er in de hogere regionen van de NPO, door mensen met macht en topsalarissen, sinds enige tijd minutieus naar kleur en afkomst van journalisten en presentatoren gekeken. 

Fortuin gaat nog een stapje verder. Hij betoogt dat we onszelf met het uit beeld raken van televisie ernstig tekort zouden doen: “Blijf kijken – en ontmoet mensen van wie je niet wist dat ze bestonden en die dan iets essentieels raken.” 

‘Hé, daar is Jannie en ze zit weer op een boot met André, gezellig’

Voormalig journalist, thans entrepreneur Ruud Hendriks (1959), ooit als mediaondernemer nauw betrokken bij de introductie van commerciële televisie in Nederland en meer recent actief als presentator van het programma BNR Mediazaken, bekijkt de media-wereld tegenwoordig van een afstandje, maar nog wel nauwgezet. (“Ik sta nog wel vroeg op en vind het leuk negen ochtendkranten te lezen.”) 

Hij voorspelde een paar jaar terug dat televisie gedoemd is jaarlijks ‘enkele procenten marktaandeel’ te verliezen. Hij staat nog steeds achter die uitspraak, maar volgens hem mogen we er niet uit concluderen dat de verdwijning van het medium ophanden is. “Geen medium is ooit zomaar verdwenen,” stelt hij nuchter vast. “Door de opkomst van streamingdiensten zal de rol van televisie veranderen, net zoals de rol van films en bioscopen tijdens de opkomst van televisie is veranderd.” Hendriks voorziet hoogstens binnen afzienbare tijd de gedeeltelijke migratie van een van de laatste troeven van de televisie: de talkshow. 

‘”Het is wachten op de eerste talkshow of eerste talkshowhost die door een streamingdienst weggekocht gaat worden,” aldus Hendriks. Zal het karakter van een talkshow daardoor veranderen? “Niet dramatisch, maar wel enigszins. Net zoals je Oprah Winfrey en Jerry Springer tot in lengte van dagen kunt uitzenden, zal een streamingdienst er meer dan Op1 naar streven talkshowafleveringen zo te maken dat ze langer houdbaar zijn. Zodat abonnees ook drie dagen na dato nog zin hebben om het terug te kijken. Dat zou betekenen dat je iets minder focust op de waan van de dag, en meer op gevoelige thema’s van langere adem.” 

Natuurlijk is het op Hendriks’ leeftijd verleidelijk dit soort lichte verschuivingen schouderophalend te bejegenen, al moet hij nog wel smakelijk lachen om hoe de televisie-industrie jarenlang heeft geïnvesteerd in betere beeld- en geluidskwaliteit en er nu een generatie opgroeit die zichzelf ongegeneerd vooropstelt, ook ten opzichte van het bekekene. “Als ze gerieflijk ligt of zit, kijkt mijn dochter gerust naar een Netflix-serie op haar telefoon. Ik zeg dan nog: ‘Joh, op tv zie je het veel beter.’ Maar dat maakt haar op zo’n moment geen bal uit.”

Emma Curvers (1985), schrijver en mediaredacteur van de Volkskrant, is wel te porren voor het idee dat de impact van televisie afneemt. “Wat televisie kwetsbaar maakt, is dat de makers van tv-programma’s steeds minder herkenbaar worden. Waardoor jongeren op geen enkele plek meer een thuisgevoel ervaren, zo van: hier is het vertrouwd en hier valt altijd wat te halen. Het historisch gegroeide systeem van omroepen zegt jongeren nauwelijks iets. Ze weten amper wie welk programma maakt en het interesseert ze begrijpelijkerwijs ook niet erg.”

Ook het idee dat jongeren ongeduldiger of minder trouw zijn en daardoor sneller aan het zwerven slaan, gaat er bij Curvers niet in. “Ik denk dat de behoefte aan een thuisgevoel, zoals mensen dat vroeger bij de Tros of de VPRO hadden, nog steeds springlevend is. Maar dat ze zich nu thuis gaan voelen bij influencers en individuele artiesten. In het geval van televisie denk ik dan aan Arjen Lubach. Vind je zijn latenightprogramma De Avondshow leuk, dan ga je misschien ook naar zijn voorstelling in het theater of lees je een boek van hem. Mede door sociale media neemt de loyaliteit aan omroepen en zenders af, terwijl die jegens personen juist sterker wordt.”

Filosoferend over dat verdwijnende thuisgevoel deelt Curvers plotseling een vet compliment uit: “Weet je wie er in de mediajungle wel in slaagt een thuisgevoel te creëren? Omroep Max. Door van slow tv een handelsmerk te maken hebben hun programma’s een hoge herkenningsfactor. Dat is heel knap gedaan. Zo’n
programma als Heel Holland Bakt slaagt er bijna ouderwets in Nederlanders samen te brengen, rond glaceerlagen en slagroomspuiten.” En bij dat andere programma, Denkend aan Holland, heb je algauw zoiets van: hé, daar is Jannie en ze zit weer op een boot met André, gezellig.” 

Ik zie soms presentatoren op tv verschijnen die vroeger bij de eerste screentest al waren afgevallen vanwege hun krakkemikkige taalgebruik

Ruud Hendriks, mediadeskundige

In een steeds vloeibaarder werkelijkheid, waar je al klikkend van een socialemediaplatform in een tv- of radiofragment of YouTube-filmpje terechtkomt, en waarin het onderscheiden van media sowieso steeds lastiger wordt, doet Curvers een radicaal voorstel. “Als je delen van YouTube en TikTok ook als televisie beschouwt, en daar is wat voor te zeggen, is televisie misschien helemaal niet op zijn retour. Ook op YouTube en TikTok zijn er talloze kanalen en programma’s die volgens een bepaalde identiteit en een bepaald format worden gemaakt. Als je het bereik daarvan optelt bij de bereikcijfers van televisie, is er van teruggang vermoedelijk helemaal geen sprake. Zeker niet als je TikTok er ook nog bij rekent.” 


Het is op zijn minst
een interessante gedachte om de grenzen van televisie verder op te rekken. Maar als je kijkt naar de presentatie van de nieuwe programmering van de NPO en naar een steeds prominentere kreet als ‘genremanagement’ (het verknippen en pushen van tv-programma’s om online bij de juiste doelgroepen op het netvlies te verschijnen), lijkt er toch sprake te zijn van een machtsverschuiving. Traditionele televisie moet steeds meer capriolen uithalen om op ieders netvlies te verschijnen. Zeker het televisietoestel, ooit centrum van miljoenen huiskamers, is niet langer onaantastbaar. 

Hendriks knabbelt op zijn manier ook aan het argument dat televisie, zoals Fortuin suggereert, een serum is tegen de algoritmes, en daarmee een uitweg biedt uit de smalle wereld van ieders eigen interesses. “Toen ik zelf nog bij de commerciële televisie werkte en betrokken was bij de programmaschema’s, was er vanaf half negen ’s avonds ruimte voor nieuwe spelshows, drama of andersoortig amusement. Vrije producenten hadden de mogelijkheid om voor die felbegeerde tijdstippen interessante programma-ideeën te pitchen. Nu is die ruimte veel kleiner geworden, want om tien uur ’s avonds staat bij een zender als RTL 4 Jinek alweer geprogrammeerd.” 

Met andere woorden: wanneer je als kijker van onvoorspelbaarheid houdt en verrast wil worden door out-of-the-box televisieformats, heb je pech: de kans daarop wordt steeds kleiner. Verrassen is steeds minder de taak van de zendercoördinator geworden (die bepaalt welk programma op welk programma volgt) en steeds meer de taak van de mediaconsument zelf. ‘Je bent wat je eet’ wordt in de huidige mediacultuur ‘je bent wat je kijkt’, ongeacht wat zendermanagers en -coördinatoren in hun statige panden besluiten.

Op een punt toont Hendriks, deels woonachtig op Ibiza en zichzelf omschrijvend als ‘een ouwe lul’, zich militant in de verdediging van het medium televisie. Inzake bereik mag de langzame neergang dan onvermijdelijk zijn, de ‘magie van televisie’, zoals hij het zelf noemt, zal nooit helemaal verdwijnen. Gevraagd naar het meest creatieve, opvallende en jaloersmakende tv-concept dat hij recentelijk voorbij heeft zien komen, geeft hij als antwoord: First Dates. “Ik kijk daar met ontzettend veel plezier naar. En ik weet dat het misschien niet de meest spannende tv aller tijden is. Zeker niet als je het concept op papier ziet staan en het programma niet meer lijkt te behelzen dan daten in een vast restaurant met een gastheer die je welkom heet en een barman die een inleidend gesprekje voert. Maar in de uitvoering is First Dates zo briljant en geraffineerd dat het vrijwel iedereen pakt. Heel wat stelletjes in deze show worden de volgende dag bij de koffieautomaat besproken, zoals dat vroeger met veel meer programma’s gebeurde.” 

Hendriks wil maar zeggen dat er ergens tussen idee en uitvoering een haast ongrijpbaar, alchemistisch element zit dat televisie nog steeds een speciale status verleent. “Ook van The Voice of Holland, de grootste tv-hit van het afgelopen decennium, blijft tamelijk weinig over als je het concept leest. Is het nou echt zo bijzonder dat juryleden de zangers niet zien en met een knop hun stoelen kunnen omdraaien? En tóch zag John de Mol er iets in en heeft er, met minutieuze aandacht voor de uitvoering, een wereldhit van gemaakt.”


‘Zo’n programma als Heel Holland Bakt slaagt er bijna ouderwets in Nederlanders samen te brengen’

Terug naar de jongeren, ofwel de generatie die de neergang van de televisie in handen heeft, en zal bepalen in welk tempo en in welke mate die neergang zich zal voltrekken. Volkskrant-redacteur Emma Curvers haalt een onderzoek van Trouw en de Erasmus Universiteit over Op1 aan, waarin geconstateerd wordt dat er een overvloed aan rechtse politici te gast is, hetgeen volgens Curvers niet helpt bij het aanspreken van jongeren. Sowieso meent zij ‘veel witte mensen’ in de verschillende talkshows te zien. Een diverser uitnodigingsbeleid, dat minder gericht is op ophef en polarisatie, zou de interesse van jongeren volgens haar kunnen aanwakkeren. Al geeft ze toe dat ook het jarenlang om zeven uur geprogrammeerde M, met Margriet van der Linden als presentator, niet in staat is geweest de talkshow een blijvend ander aanzien te geven. 

Misschien wel het beste bewijs dat de invloed van televisie afkalft is dat ze, volgens Hendriks, niet langer tv-gezichten annex BN’ers ‘produceert’, zoals vroeger sterren als Mies Bouwman, Willem Duys, Koos Postema en Sonja Barend, persoonlijkheden die van het scherm af spatten en bijna onafhankelijk van de programmaformule miljoenen kijkers naar het televisietoestel trokken. “Het zal wel de observatie van een oudere, blanke man zijn, maar tegenwoordig zie ik soms presentatoren op tv verschijnen die vroeger bij de eerste screentest al waren afgevallen vanwege hun krakkemikkige taalgebruik. Daaraan zie je dat televisie allang niet meer die talentenpool is die het ooit was.” 

En Curvers ziet nog een fikse handicap van televisie ten opzichte van online: “Omdat sociale media direct lering kunnen trekken uit wat een individu eerder heeft gekeken, zijn ze ten opzichte van televisie beter en geslepener in het vasthouden van aandacht. Televisie kan dat niet. En dat is zeker in de jongerendoelgroep, die vaak naar meerdere schermen tegelijk kijkt, een aanzienlijk nadeel.”

Het is niet voor niets dat veelvuldig gelauwerd programmamaker Tim Hofman de primeurs van Boos online presenteert en dat de nababbel bij die primeurs op de televisie plaatsvindt. Misschien geeft Hofman daarmee, geheel in zijn uppie, de nieuwe verhoudingen weer. Tim komt weleens op tv, maar steeds vaker om reclame te maken voor waar hij online mee bezig is.