Spring naar de content
bron: anp

Mensch, durf te leven

In de meeslepende roman Biecht aan mijn vrouw, die zich deels afspeelt tijdens de coronapandemie, worden zelfs de meest doldwaze verwikkelingen onder de handen van meesterverteller Pieter Waterdrinker volstrekt geloofwaardig.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thomas van den Bergh

In tijden van crisis neemt de nieuwshonger obese vormen aan: je dompelt jezelf onder in kranten en tijdschriften, scrollt de halve dag door Twitter en Facebook, met CNN en BBC World continu zoemend op de achtergrond. Maar er is ook een categorie mensen die zich liever afsluiten voor alle berichten van het front en die vluchten in fictie.

Gelukkig is er een middenweg. Pieter Waterdrinker is een schrijver die al meer dan twintig jaar in Sint-Petersburg en Moskou woont. Als correspondent voor De Telegraaf reisde hij naar de conflictgebieden van de afgelopen kwarteeuw: Tsjetsjenië, Georgië, de Krim. In zijn romanwerk voert hij de lezer langs alle bochtige wegen van de Russische geschiedenis. Vooral in Tsjaikovskistraat 40, het boek waarmee hij in 2017 doorbrak naar een groot publiek, vertelt hij smakelijk over de tumultueuze wording van de Sovjet-Unie, de gruwelijkheden van de stalinistische tijd, en het successievelijke uiteenvallen van de heilstaat. Zo bood hij de lezer inzicht in de Russische ziel, maar zorgde hij tegelijkertijd voor een fictief raamwerk dat de geschiedkundige feiten schraagt.

Zijn nieuwe roman, Biecht aan mijn vrouw, is minder ‘Russisch’ dan een Poetin- en Oekraïne-watcher zou wensen. De nadruk ligt hierin veeleer op die andere crisis, die voor veel lezers inmiddels alweer een eeuwigheid geleden lijkt: de corona-epidemie. Kwestie van ongelukkige timing? Voor de hoofdpersoon, schrijver Pieter Waterdrinker, liggen oorlog en pandemie in elkaars verlengde. Terwijl hij tijdelijk verblijft in een schrijversappartement aan het Amsterdamse Spui, worstelt hij met buien van neerslachtigheid en slapeloosheid. Is het de posttraumatische stress, opgelopen toen hij verslag deed van Russische brandhaarden, die hem wakker houdt? 

Nee, aldus Waterdrinker: “Het gerommel dat ik eerder had gehoord, of meende te hebben gehoord, in een brein dat als de tong van een gletsjer af en toe likken nam uit het ravijn van de wanhoop en de gekte, [was] niet het gerommel geweest van een oorlog of burgeroorlog die ik had meegemaakt, maar van een bezetting met de
bijbehorende willekeurige dodelijke bominslagen, kraters, veroorzaakt door een virus.”

En dus zit de schrijver in z’n dooie uppie te verpieteren aan het Spui, terend op pizza’s, paprikachips met mayonaise, en hectoliters witte wijn. Zijn vrouw Julia bleef achter in het idyllische Zuid-Franse dorp waarheen ze gevlucht waren tijdens de zoveelste lockdown, maar bestookt Waterdrinker met dagelijkse telefoontjes en apps. Heeft ze reden haar echtgenoot te wantrouwen? Die vraag wordt in de loop van het boek langzaam onthuld.

Waterdrinker weet hoe hij een verhaal moet opbouwen. Behendig schakelt hij tussen verschillende episoden heen en weer. 

Om te beginnen zijn daar de scènes in Amsterdam, tijdens de lockdown. Hangt de schrijver op de eerste avond van zijn verblijf nog op het terras van café De Zwart met een sterk op Allard Schröder gelijkende auteur, daarna gaat de stad op slot. Met verve schetst Waterdrinker een desolaat Amsterdam, waar het sociale en culturele leven noodgedwongen op een laag pitje is gezet en waar hij niet veel meer kan doen dan lange wandelingen maken. Herkenbare materie.

De schrijver houdt van het grote gebaar, een sweeping statement hier en daar, een forse generalisatie op z’n tijd

De tweede verhaallijn is gesitueerd in Sint-Petersburg, tijdens het allereerste begin van de virusuitbraak. Wat begint met een zieke poes, mondt uit in een regelrechte nachtmerrie als echtgenote Julia besmet lijkt. Op brute wijze wordt zij als potentiële covidpatiënte van de wereld afgescheiden. Als er ergens in deze roman verkapte maatschappijkritiek zit op het functioneren van de Sovjet-overheid, dan is het hier.

Een derde lijn speelt zich verder terug in de tijd af, in Waterdrinkers studietijd, en nog verder terug, tijdens zijn middelbareschooljaren. Als zoon van een hotelhouder in Zandvoort worstelt Waterdrinker op het chique Haarlemse lyceum, waar hij zich misplaatst voelt tussen de zonen en dochters van notarissen en artsen. Een heimelijke maar diepe verliefdheid op de welgestelde Vivian blijft vergeefs. 

Zijn studie Russisch speelt zich af in het troosteloze Amsterdam van begin jaren tachtig. De beschrijving van het rauwe hoofdstedelijke decor is overtuigend, met magere drugsmeisjes in de kroeg en junks op de Wallen. De jonge Waterdrinker voelt zich er ontheemd. Net zo ontheemd als later, in de door covid uitgestorven hoofdstad.

Aan de hand van meesterverteller Waterdrinker schakelt de lezer moeiteloos tussen deze drie vertellagen heen en weer. Verbindend personage is Otto Brons, de vlegelige school- en studievriend van Waterdrinker, die hij tijdens de lockdown weer tegen het lijf loopt. Deze Otto is een prachtig karakter in al zijn onuitstaanbaarheid: een schatrijke zakenman en succesvolle vrouwenversierder, en dat wil hij weten ook. Zijn zelfingenomenheid kent nauwelijks grenzen als hij zich opdringt aan Waterdrinker en hem zijn levensverhaal uitserveert.

Het verhaal dat deze Otto vertelt, schokt de schrijver om meerdere redenen. Niet alleen blijkt Otto als schooljongen met Vivian het bed te hebben gedeeld – dezelfde Vivian door wie Waterdrinker werd versmaad, uitgelachen zelfs – maar ook is hij zopas tot de ontdekking gekomen dat hij jaren geleden mogelijk een zoon heeft verwerkt bij Vivians moeder. En daar blijft het niet bij, want diezelfde moeder, een even verveelde als verleidelijke Bloemendaalse dame, deelde rond diezelfde tijd het bed met de jonge Pieter Waterdrinker. De schrijver slaat koortsachtig aan het rekenen. Zou het zo kunnen zijn dat die jongen aan het zaad van de jonge Waterdrinker is ontsprongen? 

In kort bestek naverteld lijkt deze roman een doldwaze comedy of errors. Maar het knappe is dat alle verwikkelingen volkomen vanzelfsprekend en geloofwaardig overkomen. De schrijver creëert warmbloedige, levende personages, compleet met twijfels, angsten en tegenstrijdigheden.

Al doende biedt Waterdrinker ook nog eens voldoende stof tot nadenken. Over het ouderschap bijvoorbeeld. Zijn Julia en hij kozen ooit bewust voor een kinderloos bestaan. Dat zij zich soms voor hun kinderloosheid moeten verdedigen, is in de huidige tijd bijna niet voorstelbaar. En toch gelden kinderen nog altijd als “de zin, het doel, tegelijkertijd de vervolmaking van het eigen leven. Had je ze niet, dan was je voor velen een moderne melaatse, zeker in een land als Rusland.”

Interessant zijn ook Waterdrinkers kanttekeningen bij het fenomeen ‘privilege’. Zijn voorganger in het schrijversappartement is de rapper-dichter Winston Wow. Deze zwarte schrijver heet in werkelijkheid Winston van Bocholz tot Wittenhorst en is het resultaat van een korte affaire tussen een welgestelde diplomate en een Keniaanse tuinman. Hij groeit op in weelde, bezoekt witte elitescholen, maar als schrijver profileert hij zich intussen als selfmade achterbuurtjongen van kleur. Winstons werkelijke achtergrond moet dus koste wat het kost verborgen blijven, en als Waterdrinker hier bij toeval achter komt, leidt dat tot een handgemeen. Haarscherp legt Waterdrinker de hypocrisie bloot van deze schertsfiguur, die maar al te goed begrepen heeft hoe de media en de literaire wereld werken.

Al met al wekt deze roman soms de indruk een lappendeken te zijn, waarbij sommige verhalen grondiger uitgewerkt zijn dan andere. Als lezer krijg je het gevoel alsof de schrijver, met een goed glas wijn bij het haardvuur in zijn Petersburgse appartement gezeten, je op geanimeerde wijze kriskras wat anekdotes opdist uit zijn leven. Zijn vertelstijl sluit daarop aan: de schrijver houdt van het grote gebaar, een sweeping statement hier en daar, een forse generalisatie op z’n tijd. Stilistisch is het niet allemaal loepzuiver, maar wel steeds meeslepend en bijzonder onderhoudend.

‘Mensch, durf te leven!’ houdt de jonge Waterdrinker zichzelf voor, naar het gelijknamige lied van Pisuisse. Dat de oudere Waterdrinker zich deze oproep ter harte heeft genomen, moge blijken uit deze rijke roman. 

Pieter Waterdrinker
Biecht aan mijn vrouw
Nijgh & Van Ditmar
€23,99