Spring naar de content

Vulkaan van ideeën

De meest recente uitgave uit de beroemde reeks ‘Privé-domein’ bevat brieven van en aan Charles Baudelaire, een getroebleerd genie.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thomas van den Bergh

“Als er behalve aan boekenschrijvers en boekontwerpers ook prijzen werden uitgedeeld aan uitgevers, dan zou uitgeverij De Arbeiderspers een forse prijs hebben verdiend voor haar schitterende serie ‘Privé-domein’. Het is het mooiste wat er in paperbacks op dit moment in Nederland te krijgen is: geschept papier, door u zelf of uw kinderen behoedzaam open te snijden. De inhoud: autobiografisch werk in de een of andere vorm.”

Dit schreef Andreas Burnier in december 1967 in het Algemeen Handelsblad, bij de lancering van het achtste deel van de Privé-domein-reeks: het Particulier dagboek van Paul Léautaud. Op dat moment was de reeks precies een jaar oud. In december 1966 was het eerste deel verschenen, Herinneringen aan mijn Roomse jeugd van Mary McCarthy.

Inmiddels zijn we 55 jaar verder en publiceert De Arbeiderspers deel 313: Mijn hoofd is een zieke vulkaan, met brieven van en aan Charles Baudelaire. De vormgeving van deze roemruchte reeks is in al die tijd min of meer onveranderd gebleven. Rug hagelwit, schreefloze letter op het voorplat, de woorden ‘Privé-domein’ op de Franse titelpagina tussen guillemets («), de paginanummers tussen vierkante haken. Zo wilden vormgever Kees Kelfkens en productieman Wim Mol het intieme karakter van deze serie egodocumenten benadrukken.

Alleen opensnijden hoefde al snel niet meer; voor dergelijke bibliofiele frivoliteit bleek de Hollandse lezer toch iets te nuchter. In een interview met Maarten ’t Hart, bij verschijning van het honderdste deel, vertelde AP-redacteur Martin Ros dat de uitgeverij bij de start van de reeks vele tientallen exemplaren teruggestuurd kreeg in de veronderstelling dat het misdrukken betrof.

De tekst gaat onder de afbeelding verder.

Charles Baudelaire

Was Ros de bedenker van Privé-domein, of was het uitgever Joop Veeninga? Beide mannen hebben geclaimd de geestelijke vader te zijn. Wat we zeker weten is dit: Ros, met zijn passie voor scabreuze teksten, wilde een vertaling van het tweedelige Journal particulier van erotomaan Paul Léautaud uitgeven. Vanwege de onzedelijke inhoud van deze dagboeken waren ze in Frankrijk in het geheim verschenen bij een gelegenheidsuitgeverij met de naam ‘Domaine privé’. Dit vormde de inspiratie voor een nieuw te starten reeks, die door Léautaud zou worden afgetrapt. (Uitein-delijk zouden er overigens nog zeven andere delen voor het Journal particulier van Léautaud kruipen.)

Dat de serie zo’n onmiddellijk succes zou worden, was niet evident. Egodocumenten stonden midden jaren zestig niet in grote belangstelling. Het waren de hoogtijdagen van het Merlynisme, dat totale autonomie van het literaire werk predikte. Onder aanvoering van Kees Fens werd door neerlandici collectief de neus opgehaald voor alles wat betrekking had op de schrijver als persoon.

Dat lezers daar heel anders over dachten, bleek al snel. Bepaalde delen vlogen bij verschijnen de boekwinkels uit en bleven ook in de daaropvolgende jaren immens populair, zoals de herinneringen van Walter Benjamin aan zijn Berlijnse jeugd, de zesdelige autobiografie van Konstantin Paustovski, het schrijversdagboek van Virginia Woolf en Pablo Neruda’s tweedelige mémoires Ik beken, ik heb geleefd. Je kunt gerust stellen dat een auteur als Elias Canetti zijn naam en faam in Nederland grotendeels te danken heeft aan zijn herontdekking in de Privé-domein-reeks.

Toch zaten er in de beginjaren ook wat miskleunen tussen. Ros en de zijnen waren nog zoekende naar de juiste balans tussen hoog-literair en laag-scandaleus. Dat resulteerde in merkwaardige uitschieters, vooral in neerwaartse richting, met het dagboek van ‘het lichte meisje’ Majbritt Morrison en de belevenissen van de ‘koningin van de onderwereld’ Zoe Progl. Na verloop van tijd is de nadruk op zuiver literaire figuren komen te liggen, met een enkele uitstap naar een kunstenaar (Man Ray), een pianiste (Misia Sert), een componist (Dmitri Sjostakovitsj) of de echtgenote van een componist (Alma Mahler). Het voyeuristische element bleef vooropstaan. Privé-domein presenteert boeken ‘met een sleutelgatkarakter’, zoals de latere AP-directeur Theo Sontrop zou zeggen.

Wanneer je de oogst van de laatste decennia Privé-domein overziet, zijn er twee 

opvallende trends waar te nemen. Ten eerste die van het egodocument-op-verzoek. Waar Ros de wereldliteratuur afspeurde op zoek naar vergeten parels binnen het dag-
boek- en briefgenre, werden de afgelopen jaren steeds vaker auteurs rechtstreeks benaderd met het verzoek een dagboek bij te houden of een briefwisseling op poten te zetten. Zo kwamen bijvoorbeeld de dagboeken van Atte Jongstra, Boudewijn Büch en Ronald Giphart tot stand.

Maar een dagboek of brief die geschreven is met het oog op publicatie is iets heel anders dan een document dat na iemands overlijden aan de vergetelheid werd ontrukt. Opeens gaan allerlei ijdeltuiterige motieven een rol spelen. Nu is dat element nooit ver weg in het autobiografische genre. Ook al werd het dagboek of de brief in kwestie niet primair met het oogmerk van uitgave geschreven, toch zullen bekende auteurs als A.F.Th. van der Heijden (Privé-domein 250) of Arthur Japin (Privé-domein 267 en 306) bij het schrijven altijd rekening houden met een publiek dat, ooit, hun woorden onder ogen zal krijgen.

Deze bloemlezing geeft een hartverscheurende kijk in de geest van een groot en gekweld kunstenaar

En toch waren die expliciet op bestelling geschreven delen niet toevallig vaak kwalitatief de mindere. Logisch ook, want het schrijven van een brief of het bijhouden van een dagboek vraagt een ander talent dan het schrijven van een roman. 

De overwegingen van De Arbeiderspers zijn overigens begrijpelijk genoeg. Een dode auteur verkoopt zichzelf nu eenmaal minder makkelijk dan een levende. Hoe mooi, om maar wat te noemen, de brieven van Denis Diderot (Privé-domein 201) ook zijn, een auteur als Ilja Leonard Pfeijffer (Brieven uit Genua, Privé-domein 282) genereert heel wat meer publiciteit.

Commercialisering is ook de oorzaak van de tweede trend binnen deze reeks. Waar de samenstellers in het verleden altijd een bescheiden plek op de titelpagina of in het colofon kregen toebedeeld, worden die tegenwoordig steeds vaker in koeienletters op het omslag vermeld. Die eer viel Robbert Ammerlaan ten deel, als bezorger van de brieven van Alice Schwarz, de moeder van Harry Mulisch, en ook de naam van Ronit Palache, samensteller van Privé-domein-bloemlezingen uit het werk van Ischa Meijer en Renate Dorrestein, prijkt op de respectieve voorplatten.

Hoe anders is dat met Kiki Coumans, gerespecteerd vertaalster en samensteller van Privé-domein-deel 313 met brieven van en aan Charles Baudelaire. En dat terwijl Coumans een ware krachttoer heeft geleverd. Zij beperkte zich bij de selectie niet tot de tweedelige Pléiade-editie van de verzamelde Baudelaire-correspondentie, maar ze dook in de archieven en heeft enkele bijzondere vondsten gedaan, zoals een brief van de kapitein van het schip waarop Baudelaire in 1841 naar India zou reizen – een reis die hij voortijdig afbrak – en een hartstochtelijke liefdesbrief gericht aan de jonge dichter.

Het beeld van de dichter zoals dat uit deze brieven oprijst, grenst aan het bipolaire: nu eens jubelend gestemd en overstromend van creatieve energie, dan weer dodelijk bedroefd, gedeprimeerd, op het suïcidale af. Hij was een vulkaan van ideeën, maar frustreerde zichzelf door eeuwig procrastineren, druggebruik, financieel wanbeheer. Of, zoals Baudelaire in 1853 aan zijn moeder schrijft: “Die wanverhouding tussen willen en kunnen is voor mij iets onbegrijpelijks. Als ik zo’n precies, zo’n welomschreven idee heb van wat nodig en wat nuttig is, waarom doe ik dan altijd het tegenovergestelde?”

Deze bloemlezing geeft een hartverscheurende kijk in de geest van een groot en gekweld kunstenaar. En terloops biedt ze een schitterend panorama op de Franse literaire scene van de negentiende eeuw, waarin mythische figuren als Flaubert, George Sand, Sainte-Beuve en Victor Hugo tot leven komen. 

Charles Baudelaire
Mijn hoofd is een zieke vulkaan
De Arbeiderspers
€27,50