Spring naar de content
bron: anp

Hans Wiegel: altijd zinnend op terugkeer

Als de net verschenen biografie van Hans Wiegel iets duidelijk maakt, dan is het wel dat het vroeger echt veel leuker was in Den Haag. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Theaterstukken

Als Tweede Kamerlid was Wiegel actief in de jaren zestig en zeventig, midden in een ongekende polarisatie tussen links en rechts. Als minister en vicepremier zat Wiegel in het kabinet-Van Agt-Wiegel (1977-1981), dat er eigenlijk niet had mogen zijn. Wiegels jaren als commissaris van de koningin in Friesland en daarna als voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland zijn wellicht minder interessant, maar daar staat tegenover dat diens voortdurende worsteling met de vraag of een terugkeer naar Den Haag er nog in zit, zijn politieke levensverhaal een wat treurige, dramatische glans geven. Om nog te zwijgen van het persoonlijke verdriet dat Hans Wiegel overkwam: hij verloor twee echtgenotes, zussen van elkaar, aan de gevolgen van auto-ongevallen.

Types als Wiegel, met hun scherpte, lef ook om in het openbaar iets te zeggen, maar tevens met hun humor en hoffelijkheid, worden tegenwoordig niet meer gebakken. In Wiegels tijd waren er amper voorlichters en politieke assistenten, maar al zouden ze toen hebben bestaan, Wiegel zou zich er weinig van hebben aangetrokken. 

Er zijn veel boeiende hoofdstukken, maar die over zijn jaren als oppositieleider tegenover PvdA-premier Joop den Uyl en de vorming van het kabinet-Van Agt-Wiegel hebben mijn voorkeur. Den Uyl won de verkiezingen van 1977, maar slaagde er niet in met het CDA van Dries van Agt een nieuwe ploeg te smeden. Daarna volgde de formatie van Van Agt-Wiegel, die in een vloek en een zucht werd geklaard. Wiegel en Van Agt hadden persoonlijk meteen een klik, zo lezen we, maar spraken ook af gedurende de onderhandelingen geen mededelingen meer aan de pers te doen. Zelfs de eigen fracties bleven onwetend van de ontwikkelingen. Raadsadviseurs als Herman Tjeenk Willink en Gijs van der Wiel, die er tot dan toe steeds bij waren om notulen te maken, werden eveneens bedankt voor hun diensten. Als erkende PvdA’ers werden beiden niet vertrouwd. 

De tekst gaat onder de foto verder.

Dries van Agt (l) en Hans Wiegel

Wiegel en Van Agt bespraken eerst de zetelverdeling; bij de onderhandelingen met de PvdA was dat juist op het allerlaatste moment gebeurd, en toen liep het ook spaak. Het akkoord was al na drie dagen geschreven. Van Agt vertelt dat Hans Wiegel het onverstandig vond om dat resultaat meteen naar buiten te brengen. Wiegel riep, aldus Van Agt: “Jongen, dat kan helemaal niet. Aan dit stuk (–) moet geléden zijn. Dat moet pijn en smart teweeg hebben gebracht.” Niet na drie dagen, hoogstens na ongeveer een week kon het gepresenteerd worden. Van Agt en Wiegel slaan de tijd stuk met niksen, zelfs met klaverjassen. Van Agt: “Een heel enkele keer verschenen wij dan om beurten boven aan de trap, en dan stond beneden de verzamelde pers, en dan maakten wij bezwerende gebaren en zeiden: ja, we maken al voortgang… Theaterstukken waren dat, want we waren allang klaar.” 

Van Agt werd premier, Wiegel vicepremier van een kabinet waarover een zwaar gefrustreerde Ed van Thijn in zijn Dagboek van een onderhandelaar zou schrijven dat het was voortgekomen uit ‘pure diefstal van de verkiezingsuitslag’.

Heimwee

Al met al is Wiegel slechts vijftien jaar actief geweest in Den Haag (1967-1982). Dat zijn natuurlijk tropenjaren, maar toch bekruipt je na meer dan zevenhonderd pagina’s te hebben gelezen dat er toch meer in had kunnen zitten. Wiegel zei eens dat het de kunst is om weg te gaan uit een job op het hoogtepunt van je kunnen. Het punt bij hem is alleen dat hij nooit echt is weggegaan. Het heimwee naar zijn Haagse jaren stak steeds de kop op, al dan niet gevoed door delen van de VVD-achterban die zijn naam noemden zodra de partij in versukkeling dreigde te raken. Vooral ten tijde van het tijdperk-Voorhoeve (de opvolger van Ed Nijpels) leek een terugkeer meer dan eens nabij. Maar als het erop aankwam, smeten
partijgenoten toch telkens de deur voor hem dicht. 

Zelfs als Wiegel later onder Frits Bolkestein belangstelling toont voor het senatorschap, proberen jonge gasten als Frank de Grave en Robin Linschoten de VVD-coryfee duidelijk te maken dat hij z’n plaats moet kennen en loyaal moet zijn aan de politiek leider Bolkestein. Nota bene op bezoek in de ambtswoning Herengracht 502 – want De Grave is dan waarnemend burgemeester van Amsterdam – repliceert Wiegel in hun richting: “Mijn heren, begrijp het goed: loyaliteitsverklaringen worden in dit land sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer afgelegd.”

Baldadigheid

Wiegel behoorde geenszins tot het type van de gedreven politicus, schrijft
biograaf Pieter Sijpersma. Idealisme is hem vreemd; hij is een pure realist. Sijpersma vergelijkt hem met oud-premier Piet de Jong; beiden noemden het ‘op de winkel passen’ als het hoogste politieke en bestuurlijke streven. Politiek was nooit het startpunt van maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de linksen meenden, maar was slechts het sluitstuk ervan.

Voor zover Wiegels conservatisme een overtuiging is, is het niet zozeer ideologisch maar vooral praktisch gericht, dat wil zeggen electoraal bepaald

In de optiek van Sijpersma was Wiegel een conservatieve liberaal. Dat conservatisme is een houding, legt hij uit. Het bestaande heeft zijn voorkeur boven het nieuwe, dat zich nog niet bewezen heeft. Het bestaande vernieuwt zichzelf wel, automatisch, gelooft Wiegel. “Voor zover Wiegels conservatisme een overtuiging is, is het niet zozeer ideologisch maar vooral praktisch gericht, dat wil zeggen electoraal bepaald. De Nederlanders zijn volgens hem in wezen een behoudend volk, met een sterk verlangen naar zekerheid, en ze zijn materialistisch van inslag. Dat impliceert dat de meeste politieke macht rechts van het midden ligt. De VVD doet er weliswaar goed aan bij tijd en wijle naar het centrum over te hellen, maar haar basis ligt op rechts. Dat deel van het electoraat mag nooit verwaarloosd worden. Daar is Wiegel rotsvast van overtuigd.”

Een conservatief, maar wel een leuke en soms een regelrechte klier. “Er is altijd iets van een Amsterdamse lefgozer in hem gebleven, die graag mag jennen,” schrijft Sijpersma. “Wiegel schept er genoegen in de boel op stang te jagen met rechtse praat of een valse opmerking. Wraakzucht is hem niet helemaal vreemd.” Hoe die baldadigheid valt te rijmen met Wiegels behoudzucht? In het zalige besef dat er goed op de winkel werd gepast, kon er kennelijk op z’n tijd wel een ondeugendheidje van af. Inderdaad, zo worden ze anno 2020 niet meer gebakken.