Spring naar de content
bron: Hollandse Hoogte

De belofte van Betondorp

Op school bakte hij er niets van, moeder Nel was de wanhoop nabij. De kans op een profcarrière voor de kleine en nerveuze Johan Cruijff (1947-2016) werd klein geacht. In het eerste hoofdstuk van Johan Cruijff – de biografie onthult schrijver Auke Kok dat er zelfs met het allereerste jeugdcontractje van Cruijff al iets geks aan de hand was. Een exclusieve voorpublicatie.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Auke Kok

I

Wat doen we met Johan? 

In de sportwinkel, waar hij werkte omdat een vijftienjarige toch iets moet, kenden ze hem als een stille, wat ongelukkig ogende jongen. Werken moest hij, want school was geen succes geworden. En met dit eerste baantje wilde het ook niet erg vlotten. Dat Johan Cruijff iets omhanden had was vermoedelijk nog het positiefste wat er over zijn verblijf in de sportwinkel van Perry van der Kar kon worden gezegd. Binnen de muren van het filiaal op de Ceintuurbaan heerste een strakke hiërarchie en voor een magazijnbediende was dat slecht nieuws. Een hulpje was hij, de laagste in rang op de schoonmaker na. Van de opleiding tot winkelbediende die hem was beloofd, merkte hij niets.

In januari 1963, tijdens de koudste winter sinds mensenheugenis, was hij er aan de slag gegaan. Sneeuwstormen hadden langs de sportwinkel gejaagd en verderop was de Amstel wekenlang bevroren geweest. Maar voor Johan had er nauwelijks ijspret in gezeten. Zelfs dromerig naar buiten kijken, zoals op school, was er niet bij. In de kelder hielp hij bij het uitpakken van de door de grossiers afgeleverde spullen: de voetbaltenues en andere sportartikelen, het speelgoed, de sportieve dames- en herenkleren. Johan controleerde of de leveringen in orde waren, hij bevestigde de prijskaartjes aan de artikelen en legde ze op de juiste stellingen in het magazijn. 

In deze grote winkel in de Amsterdamse Pijp draafde hij van negen tot vijf heen en weer, trap op, trap af, week na week, maand na maand. Hij zat opgesloten in een wereld die hem verveelde. Gelukkig waren het sportartikelen die door zijn handen gingen, dat was tenminste iets, en ook de achtergrond van directeur Leo van der Kar sprak hem aan. De voormalige multisporter Van der Kar was een bekende bestuurder in het sportwereldje en als masseur en begeleider had hij atleten bijgestaan op belangrijke evenementen zoals de Olympische Spelen. Bovendien was Johans directe meerdere, magazijnmeester Henk de Haan, in z’n vrije tijd actief bij Ajax, zodat het tijdens het ordenen en prijzen van de spullen soms over voetbal kon gaan. Maar het voorkwam niet dat de werkdagen van afdalen naar de kelder, van klauteren naar de weggetimmerde ruimte op de eerste etage waar zich een extra magazijn bevond, tergend langzaam voorbijgingen. 

Zijn kaart in de personeelsadministratie geeft de positie waarin hij verkeerde goed weer. Het zwart-witfotootje toont een jongen met een kwetsbare, waterige blik; de uitdrukking van een tiener die liever ergens anders is dan in deze sportzaak. Ook lijkt de foto een illustratie van de normen en waarden die hem thuis waren bijgebracht. Net als op zijn schoolfoto’s ziet hij er schoon en keurig uit, een dichtgeknoopt overhemd met een hagelwit kraagje, een smetteloze trui en op zijn hoofd glanzend haar met een scheiding opzij. Het kan niet anders of Johan stond de klanten ondanks zijn ongemakkelijkheid netjes te woord. Op straat in Betondorp, waar hij met zijn moeder en zijn oudere broer Henny woonde, kon hij een druktemaker zijn, een naarling zelfs, maar op school had hij doorgaans respect voor de leraren getoond en hier in de grootste sportzaak van Amsterdam, bestaande uit vijf aaneengesloten winkelpanden, zullen er geen brutale woorden over zijn lippen zijn gekomen. Veel andere woorden ook niet trouwens.

Als een jongen met zachte vraagtekens in de ogen kijkt hij in de lens van de fotograaf: volkomen anders dan zijn reputatie in de straat waar hij woonde en ook volkomen anders dan zoals de wereld hem later zou leren kennen.

Later – was er voor de vijftienjarige Johan Cruijff op maatschappelijk vlak een later? 

Drie jaar eerder was het arbeidsbureau niet buitengewoon positief over zijn kansen geweest. Johan was blijven zitten in de eerste klas van de Oosterpark-ulo en daarom had hij er meteen vanaf gemoeten. Doubleren in de eerste klas was niet toegestaan; voor Johans moeder kennelijk reden om hem psychologisch te laten onderzoeken. Thuis was hij rusteloos en op school had hij duidelijk weinig uitgevoerd. Hoe nu verder? Een beroepsopleiding misschien? De afdeling beroepskeuzevoorlichting van het arbeidsbureau kwam tot de conclusie dat Johan voor een gerichte beroepskeuze ‘nog te kinderlijk’ was. ‘Beroepen op handelsgebied’, aldus het rapport, ‘of in de verkeerssector, winkel- en magazijnwerkzaamheden’ konden weleens bij hem passen. Dat kon niet worden gezegd van technische beroepen of precisiewerk in zijn algemeenheid. Daarvoor miste hij ‘geduld, zorgzaamheid, netheid en nauwkeurigheid’. Als een taalwonder kwam hij bepaald niet naar voren, maar rekenen ging hem aardig af. Geestelijk en lichamelijk was Johan nog ‘verre van volwassen’, wat mogelijk samenhing met zijn speelse en ‘emotionele’ houding. Als hij zijn schoolwerk niet intensiever zou aanpakken, dan zouden zijn prestaties onvoldoende blijven. “Hij kan met zijn verstand de leerstof van de ulo aan, mits hij zich voldoende geeft.”

De indruk dat Johan zich niet volledig gaf, lag in lijn met zijn laatste rapport op de lagere school. Naast een lijst met veel zessen, een enkele zeven (voor rekenen) en één negen (gymnastiek) stond met felle halen geschreven: ‘Johan kan beter!’

Misschien kon Johan beter, maar dan hield hij dat ook voor de docenten van zijn vervolgschool knap verborgen. Wellicht liet Nel Cruijff haar dertienjarige zoon zich in 1960 nog met goede moed inschrijven bij de W.Y. Bontekoe-ulo, naast het Tropenmuseum. Dat was een zogenaamde praktijkschool waar handvaardigheid en timmeren werden gegeven en waar leerlingen vaak hun tijd uitzaten in afwachting van het einde van hun leerplicht (toen veertien jaar). Of, en zo ja, hoe vaak Johan daar is komen opdagen is onduidelijk. In elk geval probeerde hij het een jaar later, na zijn veertiende verjaardag, nogmaals op een ulo, genaamd Frankendael, niet ver van zijn ouderlijk huis in de Watergraafsmeer. Het was een school met extra structuur voor kinderen met concentratieproblemen. Daar gingen zijn prestaties vooruit, maar net als op de Oosterparkschool was hij alleen nadrukkelijk aanwezig tijdens de gymlessen. In zijn sportkleren kwam hij tot leven, leek het wel. “De enkele keer dat we voetbal kregen,” herinnert een voormalig klasgenoot zich, “omspeelde Johan alle tegenstanders en wachtte net zo lang tot hij de bal via een medespeler, die er werkelijk niets van kon, het doel in kon ‘kaatsen’. Zo bezorgde hij die jongen een goede dag; had die zomaar gescoord.”

Naast een lijst met veel zessen, een enkele zeven en één negen (gymnastiek) stond met felle halen geschreven: ‘Johan kan beter!

Dankzij de strenge aanpak op de Frankendaelschool mocht Johan over naar de tweede klas. Dat jaar was hij succesvol, zij het op een ander front dan de docenten hadden gehoopt. “In de klas was hij een stil en op zichzelf staand jongetje,” weet een andere klasgenoot nog. “Je zag hem gemakkelijk over het hoofd. Maar na het weekend, als hij iets bijzonders had gepresteerd bij Ajax, stond er een hele verzameling kinderen om hem heen. Dan was hij het mannetje.”

Met de kerst besloot zijn moeder hem na tweeënhalf jaar van bezorgdheid, aanmoedigingen en reprimandes van school te halen. Drie middelbare scholen, drie mislukkingen. Verder ploeteren was zinloos.

Voor de 45-jarige weduwe Nel Cruijff-Draaijer was het een zware tijd. Eerst haar man verliezen, dan de groentewinkel moeten sluiten en zuinig aan moeten doen – om vervolgens te merken dat haar jongste zoon er op school niets van bakt. Maar gelukkig bood Ajax hulp. Sinds de dood van haar man werkte ze als schoonmaakster in het stadion en nu er problemen waren met Johan, werden de koppen bij elkaar gestoken. Die zoon van Nel kon geweldig voetballen, dat wist iedereen sinds hij als tienjarige lid was geworden, maar op deze manier kwam er niets van hem terecht. Dus wat nu? Wat doen we met Johan? 

cruijff
Johan Cruijff op de ulo
cruijff
Johan Cruijff als dreumes

Leo van der Kar wist raad. De directeur van Perry van der Kar, even aimabel als ijdel, afkomstig uit een Joodse familie van handelaren en diamantairs, stond op goede voet met het Ajax-bestuur. In de rol van masseur had hij de kuiten van topatleten als Wim Slijkhuis en Fanny Blankers-Koen soepel gehouden en sinds de oprichting van zijn winkelbedrijf gaf hij schaatsers en voetballers baantjes, zodat ze naast hun onbezoldigde sportleven een inkomen hadden. Jopie, zoals Johan op de club werd genoemd, kon er ook nog wel bij. 

Leo van der Kar had duidelijk het beste met zijn jongste bediende voor. Hoewel Johan zich merkbaar verveelde aan de Ceintuurbaan, werd zijn weekloon per 1 augustus 1963 verhoogd van tachtig gulden – op zich al niet slecht voor een tiener met amper werkervaring – naar honderd gulden. Ook mocht Johan op zaterdag de spelers van Ajax 1 in de winkel helpen als die nieuwe voetbalschoenen nodig hadden. Alleen al het uit de rekken mogen pakken van nieuwe schoenen – die kraakheldere veters, die glanzende stalen noppen! – vond hij geweldig. Maar waren de mannen eenmaal vertrokken, dan daalde Johan weer af naar zijn kelder zonder daglicht. 

cruijff
Portretfoto van een jeugdige Johan Cruijff in het stadion De Meer, in een van zijn eerste wedstrijden bij Ajax, 1965
cruijff
Johan Cruijff als scholier

Zijn enige echte houvast was een jeugdcontractje bij Ajax. Dat had hij eigenhandig afgedwongen. Johan wilde geld verdienen met voetballen en aangezien Ajax daar in 1962 blijkbaar niet, of wat hem betreft niet snel genoeg, op in was gegaan, had hij zich als vijftienjarige bereid verklaard in Amsterdam-Noord te gaan spelen. Daar had vereniging De Volewijckers hem een nieuwe bromfiets in het vooruitzicht gesteld. Deze overeenkomst had het Ajax-bestuur op het laatste moment weten te dwarsbomen, maar in diezelfde periode wilde de Engelse trainer van Ajax 1, Keith Spurgeon, de groeibriljant graag meenemen naar zijn nieuwe club Blauw-Wit. Al dat getrek aan Johan zorgde voor paniek: die jongen hoorde natuurlijk bij Ajax te blijven, vond het bestuur. Daarom werd er een ‘speciaal jeugdcontract’ voor hem opgesteld, zoals clubvoorzitter Jan Melchers het later cryptisch zou noemen. Het speciale was dat zijn leeftijd werd opgeschroefd naar zestien jaar. “Iedereen op de club kende dat verhaal,” zegt Johans toenmalige medespeler Henny Heerland. “En iedereen begreep het ook: zo hielp Ajax een sneu gezin. Er gebeurde wel meer buiten de regels om. Maar officieel wist niemand het.”

Van de KNVB mocht een jeugdspeler pas worden betaald vanaf zijn zestiende. De bond was daar bij de invoering van het betaald jeugdvoetbal in 1961 duidelijk over geweest. De ondertekening van Johans eerste jeugdcontract zorgde in huiselijke kring dan ook voor de nodige problemen. Ome Dirk, de broer van Johans overleden vader en aangewezen als voogd, wenste aan dit gesjoemel met leeftijden niet mee te doen. Dirks dochter Dorie zou het nooit meer vergeten, zoveel indruk maakte de weigering van haar rechtlijnige vader om de morele grens te overschrijden op haar. ‘Nee’ was bij Dirk Cruijff ‘nee’, dus als Johan toch wilde doorzetten, dan zocht hij maar een andere voogd.

De kans dat Johan zich op de lange termijn zou kunnen bedruipen met voetbal was gering. Hij was te klein en te smal voor zijn leeftijd, en hij had vaak last van hoofdpijn.

Die werd gevonden. Barend Tak, een andere oom, getrouwd met Nels zus Riek, deed er niet zo moeilijk over. Barend Tak was actief bij Ajax als elftalleider, een rauwe kerel en bovendien woonachtig op een steenworp afstand van Nel in Betondorp. Zo kon het gebeuren dat de handtekeningen van Nel Cruijff en Barend Tak op Johans jeugdcontracten kwamen te staan.

In het eerste contract van Johan stond een bijzondere regeling: als hij zijn best zou doen op school en zijn ulo-diploma zou halen, zou Ajax hem een premie van vijfhonderd gulden uitkeren. Een fors bedrag in die tijd, waarmee werd uitgedrukt hoe belangrijk het bestuur en vooral zijn moeder het vonden dat Johan zich maatschappelijk een bredere basis zou verschaffen dan alleen doelpunten maken, wat hij trouwens onwaarschijnlijk vaak deed. Maar ondanks deze mooie glimmende worst had hij nauwelijks iets uitgevoerd op school, met de bekende gevolgen.

Boven op zijn loon in de sportwinkel verdiende hij nu enkele tientjes per maand met het enige ter wereld wat hem boeide. Zo was hij vrijwel zeker de enige vijftienjarige Amsterdammer met een voetbalcontract op zak. Niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst in zijn leven was voor Jopie een uitzondering gemaakt. 

De zorgen bij Ajax en vooral bij zijn moeder waren niet onbegrijpelijk. De kans dat Johan zich op de lange termijn zou kunnen bedruipen met voetbal was gering. Hij was te klein en te smal voor zijn leeftijd, en hij had vaak last van hoofdpijn. “Hij liep soms met een elastiekje om zijn vinger,” weet zijn toenmalige vriendje Leo Happé nog. “Dan had zijn moeder hem wijsgemaakt dat de pijn daarmee weg zou gaan. Ook werd hij weleens naar een alternatieve geneesheer gestuurd.” Het hielp allemaal niets. De hoofdpijn, die vermoedelijk verband hield met zijn nervositeit, bleef terugkeren. Er was ook iets met zijn wreven aan de hand, die waren nogal breed, wat volgens de dokter te maken had met slappe spieren en doorgezakte voeten. Tel hier een tekort aan zelfbeheersing bij op en je zou denken dat een loopbaan in de sport, op welke manier dan ook, niet voor hem was weggelegd. 

En áls Cruijff zijn lichamelijke en geestelijke beperkingen ooit de baas zou worden, en hij zou uitgroeien tot een beroepsvoetballer, hoe ver zou hem dat kunnen brengen? Het bestaan van profs stelde in 1962 nog weinig voor. Acht jaar na de invoering van het betaalde voetbal kende Nederland nog geen fulltimeprofs. De spelers van de eredivisie trainden in de avonduren en overdag waren ze vertegenwoordiger, boekhouder, verzekeringsagent, caféhouder, bouwvakker. Bij Ajax, vaak een middenstandsvereniging genoemd, dreven veel spelers een winkel. Het lag voor de hand dat ook Johan zoiets na zijn dertigste zou gaan doen; als zelfstandige in sigaretten of sportartikelen kon je lokale voetbalroem in klinkende munt omzetten. Maar als hij zoiets wilde, dan had hij papieren nodig, diploma’s, en die had hij niet. Een lagereschooldiploma, een zwemdiploma, een verkeersdiploma – daar bleef het bij. 

Zelfs Nederlands grootste naoorlogse voetbalhelden leefden niet van voetbal alleen. De sierlijke aanvaller Faas Wilkes had bijvoorbeeld enige jaren goed verdiend in Italië en Spanje, maar moest na het zoete leven met sportauto’s op de boulevards van Zuid-Europa toch weer gewoon aan de slag als eigenaar van een kledingzaak in Rotterdam om rond te komen. En de legendarische dribbelaar Abe Lenstra had de zekerheid van zijn bestaan als ambtenaar van de gemeente Heerenveen zelfs nooit willen opgeven. In 1962 was Lenstra als begin veertiger nog steeds actief bij de Enschedese Boys, dat kort daarop zou opgaan in FC Twente, en later zou hij als vertegenwoordiger van bierbrouwers actief zijn. De Haarlemse goalgetter Kick Smit, die samen met Wilkes en Lenstra model stond voor het stripverhaal Kick Wilstra (in Cruijffs jeugd zeer populair), had evenmin genoeg gehad aan zijn voetbalkunsten. Hij vulde zijn dagen als gediplomeerd sportleraar. 

Kortom, een leven bouwen op zijn sporttalent leek er voor Johan niet in te zitten. Alles wat begin jaren zestig van een voetballer werd verwacht – kranigheid, bescheidenheid, stilzwijgende vastberadenheid – zat in de grote blonde kopper Kick Wilstra, maar ogenschijnlijk niet in de nerveuze magazijnbediende uit Betondorp. 

Johan was nogal eens ziek en dat werd er niet beter op toen hij al op jonge leeftijd begon met roken. Als hij tijdens pauzes de sportwinkel even uit mocht, liep hij vaak de sigarenwinkel van Piet Ouderland binnen. Bij Ajax-voetballer Ouderland in de volkswijk De Pijp kon Johan de verveling van het magazijnwerk van zich afzetten. Hij kon er kletsen en sigaretjes bietsen, en Ouderland – “Zou je dat nou wel doen, jongen? Ik rook zelf toch ook niet?” – gaf hem de rookwaren waar hij om vroeg. Al paffend leek Johan zijn zenuwen, waar hij steeds vaker mee te kampen had, te willen bezweren. 

Toen het bestuur het ook niet meer wist, moest Johan vijftig strafregels schrijven.

Bij Ajax werd hij met de week opstandiger. In een kort broekje wapperend om zijn spillebenen was er niets meer over van de schuchtere magazijnbediende van de Ceintuurbaan. In de junioren-B1 van Ajax had hij geen vraagtekens in de ogen. Soms doofde hij voor het betreden van het veld doodleuk een sigaretje onder zijn kicksen en behalve zijn medespelers moesten ook de scheidsrechters het nogal eens bezuren. Die snapten volgens hem vaak niets van het spel en dat liet hij u weten ook. Tijdens trainingen praatte Jopie zowat onophoudelijk. “Hé Johan, voetballen hè!” riep jeugdtrainer Jany van der Veen hem vaak toe en dan hield hij even zijn mond. Maar meestal niet voor lang. Van der Veen meende dat Johan alles in zich had om een topper te worden, álles, behalve de noodzakelijke discipline.

biografie

Tot in de hoogste regionen van de club werd Jopie soms een recalcitrant mannetje gevonden, zij het een recalcitrant mannetje dat verschrikkelijk goed kon voetballen. En waarschijnlijk juist omdat Ajax een prestatiegerichte vereniging was waar alleen spelers met gebleken vaardigheden lid mochten worden, waren de jeugdleiders hier vaak halve opvoeders. Ze maakten werk van Johan, anders liep het nog verkeerd met die jongen af. En daar had ook de club geen baat bij. Het leek wel of het fatsoen dat zijn ouders en leraren hem probeerden bij te brengen tijdens het spel verdampte. Alsof hij bij het betreden van het veld de onhandelbare Jopie werd. Er zat voor de vereniging niets anders op dan hem geldboetes op te leggen: eerst vijf gulden, later tien gulden en weer later, toen het bestuur het ook niet meer wist, moest Johan vijftig strafregels schrijven: Ik moet in een wedstrijd me netjes gedragen en fair blijven spelen. 

Vijftig keer op rij beloofde Johan zich te beheersen. Alsof hij nog op school zat. Hij sloot keurig af met ‘Hoogachtend’ en zijn handtekening.

Johan Cruijff – De biografie verschijnt 15 november bij Hollands Diep.