Spring naar de content

De emancipatie van de klassieken

Lange tijd leken teksten in het Grieks en Latijn even dood als de taal zelf. Maar dankzij nieuwe vertalingen in modern Nederlands zijn Homerus en Ovidius weer springlevend. ‘Die verhalen van Herodotus lopen als een trein. Als je hem gaat vertalen, moet je dat aan de lezer doorgeven.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ricci Scheldwacht

Wie de kunstbijlagen van de dagbladen leest zal het niet zijn ontgaan dat schrijvers uit de klassieke oudheid weer helemaal in de belangstelling staan. In boekenrubrieken verschijnen met de regelmaat van de klok artikelen en recensies over alweer een nieuwe vertaling van auteurs als Livius, Cicero of Plato, terwijl steeds vaker de namen opduiken van on-bekende schrijvers als Tibullus, Sextus Empiricus en Apollonius van Rhodos. 

“Uitgevers vinden kennelijk dat het loont om al die schrijvers uit te geven. Ik heb tenminste niet de indruk dat ze er spijt van hebben,” zegt Marietje d’Hane-Scheltema op een lommerrijk Romeins terras. Voor haar vertaling van Juvenalis’ Satiren ontving ze de Martinus Nijhoff-prijs, terwijl haar vertaling van Ovidius’ Metamorfosen alom werd geprezen. “Het belang van de Metamorfosen kun je hier in al die Romeinse villa’s en palazzo’s zien. Eeuwenlang hebben generaties kunstenaars zich door die verhalen laten inspireren. De helft van alle kunst die je er aantreft is op de Metamorfosen gebaseerd.” 

Om te constateren dat de klassieke oudheid nog lang niet is afgeschreven, hoef je niet per se naar Rome. Ook elders wordt nog steeds een beroep gedaan op wat de oude Grieken en Romeinen hebben voortgebracht. In de hedendaagse literatuur klinken steeds vaker klassieke motieven door, de gymnasia groeien als kool, bijna elke avond is er ergens in de Nederlandse theaters wel een Griekse tragedie te zien, in Utrecht wordt van de zomer een grootscheepse Romeinenmanifestatie gehouden en deze week gaat in Amerika de nieuwste Disney-tekenfilm in première met in de hoofdrol de Griekse halfgod Hercules. 

En dat terwijl al die klassieke teksten zelf lange tijd het imago hadden van saai, stoffig, ouderwets en moeilijk. Wie op het gymnasium zat, kon het aan den lijve ondervinden: iedere dag zwoegen op de ingewikkeldste zinsconstructies, met als enig doel om straks op het eindexamen vijfentwintig regels binnen drie uur te kunnen vertalen. Ook de gelukkigen die van hun leraar wel Catullus en Ovidius mochten vertalen, kwamen uiteindelijk bedrogen uit. Wie in de bibliotheek op zoek ging naar meer wachtte een grote teleurstelling. In de weinige beschikbare Nederlandse vertalingen bleken de oude Grieken en Romeinen in een overdreven plechtstatige taal te spreken, die minstens zo ingewikkeld was als de originele tekst; iedere lust tot verder lezen was dan al na enkele zinnen verdwenen. 

Ten onrechte blijkt nu, want de klassieken waren eigenlijk altijd al springlevend’

Nu er sinds een jaar of tien in een enorm tempo steeds meer nieuwe vertalingen verschijnen, is het beeld dat we van de klassieken hebben rigoureus veranderd. Want of het nu gaat om een zedeloze roman als de Satyricon van Petronius, de hondsbrutale liefdes- en spotgedichten van Catullus, Ovidius’ nog immer actuele Minnekunst (Ars Amatoria), met daarin de handleiding ‘Hoe versier ik een meisje?’, of de ongekend obscene versjes uit de Priapeia, saai, stoffig en ouderwets kun je het allemaal absoluut niet noemen. 

“Vergeet niet dat heel wat van die schrijvers in hun eigen tijd immens populair waren,” zegt vertaler Hein van Dolen. “En dat was heus niet omdat ze zo onbegrijpelijk waren.” Veel opzien baarde hij met zijn vertaling van Aristofanes’ komedie Vrouwenstaking (Lysistrata). “Aristofanes vertalen is dikke pret, want hij nam bepaald geen blad voor de mond. Toen 

het boek pas uit was en ik door de NCRV-radio werd uitgenodigd eruit voor te lezen, vroegen ze me eerst bepaalde passages over te slaan. Stel je voor, een tekst van 2500 jaar geleden die nu nog verdoezeld moet worden, dat geloof je toch niet? Maar soms is het ook ontzettend flauw, dan lijkt het Barend Servet wel. Begrijp me goed, ik hoef heus niet zo nodig de populaire jongen uit te hangen. Het gaat om wat er staat en zo heeft Aristofanes het toch echt opgeschreven.” 

De kritiek van sommige van zijn vakgenoten dat hij zich in zijn enthousiasme voor het onderwerp heeft laten meeslepen in al te populair taalgebruik, wijst Van Dolen resoluut van de hand. “Er is een boek dat heet in het Engels The Maculated Muse — de bevlekte muze — zo’n dikke pil met alleen maar scabreuze termen. Je weet niet wat je leest. Peos betekent pik, dat wist ik nog wel, maar niet dat Aristofanes niet minder dan 106 verschillende termen gebruikt die verwijzen naar het mannelijk lid, onderdelen ervan en zelfs naar de gradaties van stijf worden.” 

Een vertaler mag heel ver gaan in zijn pogingen een tekst weer toegankelijk te maken voor de lezer, vindt Van Dolen. “Zolang je maar in de geest van het werk blijft en geen rare fratsen uithaalt.” In tegenstelling tot veel van zijn collega’s heeft hij daarom ook niets tegen de Odyssee in de vertaling van Imme Dros, omdat zij de toon van het origineel heel dicht weet te benaderen. Toen Van Dolen Herodotus had vertaald, schreef Jan Blokker in een recensie dat hij nu pas begreep waarom Herodotus zo beroemd was geworden, terwijl hij op school nooit verder dan tien regels was gekomen. Van Dolen: “Herodotus was een rasverteller. Blokker noemde hem in zijn bespreking de oervader van de journalistiek. Dat vond ik een rake kwalificatie, want die verhalen van Herodotus lopen als een trein. Als je hem gaat vertalen is het dus belangrijk dat je dat aan de lezer doorgeeft.” 

“Er is inderdaad een soort emancipatie van de klassieken aan de gang,” zegt Mark Pieters, die bij uitgeverij Querido verantwoordelijk is voor de klassieke schrijvers in het fonds. “Langzamerhand begint bovendien het besef door te dringen dat een vertaling vooral literair moet zijn. Waarom zou je Vergilius anders benaderen dan Thomas Mann? Dat klinkt voor de hand liggend, maar lange tijd was het toch vooral zaak om zo letterlijk mogelijk te vertalen, ook al ging dat ten koste van het Nederlands.” 

Bij Querido, dat enkele jaren geleden Athenaeum-Polak & Van Gennep overnam, geldt een duidelijk beleid inzake klassieke vertalingen. “Wij zijn zeker strenger geworden,” zegt Pieters. “Zonder meer. Soms krijgen we iets binnen waarvan we zeggen: heel knap gedaan, maar eerst moet er toch nog even naar het Nederlands gekeken worden. Zinnen met ‘hij placht dit’ en ‘hij placht dat’ gaan er onherroepelijk uit. Wanneer je vertalers daarop aanspreekt, hebben ze daar begrip voor. En als iemand daar geen zin in heeft, is het wat ons betreft over.” 

Lange tijd waren Athenaeum-Polak & Van Gennep (Querido) en Ambo de enige twee uitgeverijen in Nederland die zich serieus richtten op schrijvers uit de klassieke oudheid. Beide konden daardoor gestaag aan een indrukwekkende reeks bouwen: de Baskerville Serie en Ambo Klassiek — mooi gebonden, statig uitziende boeken. 

Ambo-directeur Eva Cossée: “Het aantal mensen dat dit type boeken koopt blijft relatief toch gering. Ze zijn gewoon hartstikke duur en als je ze serieus wilt lezen, kost dat je ook een hele hoop tijd. De markt is beperkt, daarom willen we niet te veel nieuwe vertalingen uitbrengen, hooguit zes titels per jaar.” 

Mark Pieters van Querido: “Bij ons heb je het dan over een oplage van tweeduizend. Van de meeste titels verkoop je acht- à negenhonderd exemplaren. Soms zit er opeens een uitschieter bij. Keizers van Rome van Suetonius bijvoorbeeld was binnen drie maanden uitverkocht en binnenkort volgt alweer de derde druk.” De veronderstelling dat het boek, waarin de levens van twaalf keizers worden beschreven, zo goed verkoopt vanwege de vele smeuïge passages, wil Pieters slechts gedeeltelijk onderschrijven. “De Priapeia, die je toch tamelijk obsceen kunt noemen, heeft niet slecht verkocht, maar het was nog lang geen bestseller.” En even voor alle duidelijkheid, wanneer hij het heeft over bestseller, moet dat niet overdreven worden opgevat. “Van de Metamorfosen van Ovidius zijn er ongeveer achttienduizend verkocht. Voor een klassiek werk is dat absoluut top, maar bij lange na niet te vergelijken met Lulu Wang of Connie Palmen.” 

Toch heeft het succes van Querido en 1. Ambo andere uitgeverijen de ogen geopend. Steeds meer gespecialiseerde uitgeverijen zoals Boom, Historische Uitgeverij Groningen, Uitgeverij Sun, Kritak en enkele grote zoals Prometheus en Meulenhoff proberen de klassieken te gelde te maken, waardoor het soms flink dringen wordt. Van Ovidius Metamorfosen liggen twee verschillende vertalingen in de boekhandel en van de Aeneis van Vergilius zullen dat er straks waarschijnlijk vijf zijn. 

De trend daarvoor werd nota bene gezet door Querido, dat twee jaar geleden de Oresteia van Aischylos in twee vertalingen uitbracht. 

Een onvoorziene en eenmalige gebeurtenis, volgens Mark Pieters, omdat de twee vertalers, Gerard Koolschijn en Marietje d’Hane-Scheltema er allebei al te ver mee waren gevorderd toen ze erachter kwamen. 

Eva Cossée: “Op zich is het best aardig van Querido dat ze geen van beide vertalers voor het hoofd wilden stoten, maar commercieel is het natuurlijk niet zo slim, omdat je daarmee alleen maar je markt beperkt. En wat te denken van die stukken in de krant, waarin de ene vertaler een voldoende krijgt en de andere een onvoldoende. Daar is niemand bij gebaat. De vertalers niet, de uitgever niet en de boekhandel ook niet.” 

Het ziet er niet naar uit dat Ambo en Querido hun riante voorsprong op de nieuwkomers snel zullen verliezen, maar dat is voor hen geen reden op hun lauweren te rusten. De samenwerking die al bestond wordt gecontinueerd, al was het alleen maar om de concurrentie een stap voor te blijven. Daarnaast proberen ze naarstig nieuwe groepen lezers aan te boren. 

“Natuurlijk moeten die klassieken zichzelf kunnen terugverdienen,” zegt Querido-directeur Ary Langbroek. “We zijn een bedrijf. Oké, we hebben misschien wat minder hoge verwachtingen dan bij andere schrijvers uit ons fonds. Maar het is een verkeerde zaak om te denken dat je Vergilius kunt financieren met Jip en Janneke.” 

Dat zal ook zonder meer de reden zijn dat sommige titels uit de prestigieuze Baskerville Serie inmiddels in paperback zijn verschenen. Plato, Apuleius en Petronius zijn in een combipak bij de ECI-boekenclub verkrijgbaar en de nieuwste delen in de Baskerville Reeks zijn voorzien van een geïllustreerd buikbandje om ze een minder streng uiterlijk te geven. En ten slotte zijn daar De Kleine Livius en De Kleine Ovidius, waarin scholieren alle tekstfragmenten die op hun eindexamen aan bod kunnen komen alvast in vertaling kunnen nalezen. En in navolging van de `1000 lire boekjes’ die je in Italië op ieder station kunt kopen en de ’60 pence’ reeks van Penguin heeft Ambo een aantal goedkope boekjes uitgebracht: de Ambo Kleine Klassieke Bibliotheek, die drie rijksdaalders per deeltje moet kosten. “Absoluut nageaapt van het buitenland,” geeft Eva Cossée toe, “en vooral bedoeld als een soort appetizer om nieuwe lezers te lokken.” 

‘Wij vertalers leven nu in de goede periode,” zegt Marietje d’Hane-Scheltema. “De aandacht voor de klassieken is groot, wat dat betreft hebben we niets te klagen. Toen ik studeerde was er geen mens die het in zijn hoofd haalde om al die oude teksten te vertalen. Classici vonden het beneden hun stand om vertalingen te lezen en de meeste mensen konden het zich gewoonweg niet veroorloven om die boeken te kopen. Ik denk dat zodra de economie inzakt er nog maar weinig mensen bereid zullen zijn zeventig gulden voor zo’n schitterend deel uit de Baskerville Reeks te betalen. Daarmee zeg ik niets nieuws. In de laatste dertig jaar van de zeventiende eeuw werden er ook opeens heel veel klassieke boeken vertaald, veel meer dan in de periode daarvoor en daarna. Toen ebde die belangstelling weer weg. 

“Eens in de zoveel tijd ontdekken de mensen opnieuw de waarde van schrijvers als Sofokles, Ovidius en Homerus — hoe modern die eigenlijk nog steeds zijn. Zo zal het altijd gaan. Mensen veranderen niet zo snel.