Spring naar de content

Michael Gorbatsjov: de laatste tsaar?

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog schoof het Sovjetrijk Europa binnen. Over de hele lengte, van Finland tot Roemenië, werd de westelijke grens ten koste van de buurlanden verlegd; de drie Baltische staten waren ingelijfd. Communistische minderheidsregimes in Midden-Europa en op de Balkan, verenigd in het Warschaupact, vormden een bufferzone tegen de vermeende dreiging van westers kapitalisme en imperialisme. Het IJzeren Gordijn werd neergelaten.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door J.A.A. van Doorn

De Sovjets handhaafden hun macht over deze gebieden door een combinatie van partijdictatuur en militaire interventie. Onafhankelijkheidsbewegingen, zoals in Hongarije en Tsjechoslowakije, werden met grof geweld onderdrukt of, zoals in Polen, door een militaire landvoogd in het Moskouse gareel teruggebracht. 

Toen kwam Gorbatsjov, en alles werd anders. De Sovjet-Unie trok zich binnen de eigen grenzen terug en begon zich te gedragen als een beschaafd land, met aan het hoofd een man van het type dat we zo graag zien in de grote politiek en zo weinig te zien krijgen: open, intelligent, gematigd, energiek en moedig, kortom: Gorby. 

Natuurlijk kwamen er na verloop van tijd een paar barsten in het gave beeld. Vooral bij zijn streven naar steeds meer functies en naar persoonlijke macht werden nogal wat vraagtekens gezet: was hij niet een dictator aan het worden? Daar stond dan de overweging tegenover dat de herculische taak die hij zich had gesteld ook buitengewone bevoegdheden noodzakelijk maakte. Men gunde hem het voordeel van de twijfel. 

Pas het grove militaire optreden in de Kaukasus, in de jaren 1988 en 1989, gaf aanleiding tot regelrechte kritiek. De reacties van het Westen bleven niettemin gematigd. De Kaukasus is vanouds een wespennest, berucht om de vele onontwarbare etnische tegenstellingen. Het gebied ligt trouwens ver weg, geografisch en psychologisch; veel gelegenheid om ons met de bewoners te identificeren is er niet. 

De Baltische landen zijn een heel ander geval. Niet alleen heeft Hitler er Stalin de vrije hand gegeven zodat van een onrechtmatig verkregen erfenis kan worden gesproken, maar bovendien behoort de bevolking tot ons cultuurgebied: het zijn directe verwanten die daar worden onderdrukt. Vijftig jaar isolement heeft dat gevoel van verwantschap niet doen verdwijnen. Vandaar de schok die het recente Sovjetgeweld in Litouwen en Letland teweeg heeft gebracht. Ineens is het beeld van de Russische beer weer terug, wat tandeloos misschien, met een vaal geworden vacht, maar al heeft hij zijn haren verloren, zijn streken kennelijk niet. 

Alle kritiek richt zich tegen Gorbatsjov persoonlijk, en terecht. Hij is de bereleider. De enorme macht die hij heeft verzameld, richt zich nu tegen hemzelf. Hem viel alle lof toe om wat hij presteerde; hij krijgt alle blaam als er iets misgaat. Toch overheerst verbazing: wat bezielt Gorbatsjov? 

Om te begrijpen wat Gorbatsjov bezielt, is het nodig terug te gaan naar zijn bedoelingen. Perestrojka behelsde een tweeledig programma: economische reconstructie en internationale ontspanning. Allereerst diende het plan-economisch sys-teem te worden onttakeld. De beslissingen moesten uit handen van de wanstaltige bureaucratie worden genomen en naar beneden worden gedelegeerd, naar alle plaatsen in de -economie waar de produktie om beslissingsruimte vroeg. 

De tweede grote component van perestrojka betrof de internationale verhoudingen. In het nucleaire tijdperk had oorlog geen zinnige politieke functie meer. Evenmin viel te verwachten dat het kapitalisme aan eigen tegenstellingen ten onder zou gaan. De wapenwedloop met de Verenigde Staten moest daarom worden beëindigd. Een nieuwe vreedzame wereldorde diende daarvoor in de plaats te komen. 

Gorbatsjovs stoutmoedige denkbeelden werden destijds met scepsis en wantrouwen ontvangen. De scepsis sloeg op de economische hervormingsplannen die naar de mening van deskundigen niet jaren maar generaties zouden vragen; het wantrouwen richtte zich tegen de voorgestelde ontspanningspolitiek die bij al te gretige receptie het Westen militair in slaap zou kun-nen sussen. 

Inmiddels zijn we een paar jaar verder. De term perestrojka is nog steeds in circulatie, maar de inhoud is veranderd, in de Sovjet-Unie èn in het Westen. We zijn gaan geloven dat Gorbatsjov zijn land een liberale democratie en een vrije markteconomie had moeten schenken, en dat hij op de weg erheen nog weinig heeft bereikt. We vinden dat hij te veel naar conservatieven luistert en zelfs naar de kant van leger en KGB overhelt. Hij doet niet wat hij heeft beloofd — dát is het centrale verwijt. 

Hoewel ik de ongerustheid van de critici volledig deel, meen ik toch dat Gorbatsjov onrecht wordt gedaan. Met perestrojka bedoelt hij bepaald iets anders dan het concept dat wij er inmiddels van hebben gemaakt. Gorbatsjov wil de Sovjet-Unie hervormen onder leiding van de communistische partij. Hij was en is van opvatting dat het bestel intact moet blijven, geografisch zo goed als organisatorisch. Hij is geen ideoloog die aan doctrines vasthoudt, maar een technocraat die niet kan zien hoe het uiterst pluriforme en gecompliceerde geheel dat Sovjet-Unie heet, kan blijven functioneren als de partij als bindmiddel alle kracht verliest. Zonder een militarist te zijn of een ‘securocraat’ die gebiologeerd wordt door veiligheidsvraagstukken, gelooft hij in law and order, desnoods met drastische middelen gehand-haafd. 

Als communist heeft hij echter blinde vlekken. Communisten, socialisten en in het algemeen progressieven plegen de kracht van etnische en nationale factoren stelselmatig te onderschatten. Zij menen dat sociaaleconomische krachten in de moderne maatschappij doorslaggevend zijn. Voor de Sovjet-Unie geldt dat in versterkte mate: dáár is het nationaliteitenvraagstuk al een halve eeuw geleden ‘opgelost’ en dáár had een planmatig georganiseerde economie heel het rijk tot een hechte eenheid gesmeed. 

Achteraf gezien is Gorbatsjov naïef geweest in zijn geloof dat de nationale revoluties die hij de buurstaten toestond bij de grens van de Sovjet-Unie zouden halthouden. Problemen met de Baltische Staten, Moldavië en de Kaukasus waren te voorzien. Niet te voorzien, denk ik, was de snelle herleving van nationalisme in het eigenlijke Rusland, in Wit-Rusland en de Oekraïne. Tot verbijstering van Gorbatsjov begon het hele Sovjet-imperium uiteen te vallen, ondanks de economische integratie en de dominantie van de communistische partij, nog altijd zo’n vijftien miljoen leden sterk. 

Ook de economische component van het perestrojka-project liep uit de hand. In plaats van een reconstructie werd totale afbraak van het bestaande systeem bepleit: de overgang naar een markteconomie die onverenigbaar was met alles wat Gorbatsjov en zijn generatie voorstonden. Kapitalisme? Dat was nooit de bedoeling. 

Daar komt nog iets anders bij. Zijn radicale economische adviseurs — inmiddels van hem vervreemd — wilden een snelle, sprongsgewijze overgang naar de nieuwe economische orde. Een dergelijke sprong in het diepe moet bij Gorbatsjov instinctief afkeer hebben gewekt. Als technocraat en communist is heel zijn denken doordrenkt van wat wij hier te lande plegen te noemen een geloof in de ‘maakbaarheid’ van de samenleving. Liberalisering past in zo’n filosofie niet. Liberalisme is onthouding, een soort van onverantwoordelijk, bijna zondig te achten avonturisme dat van geen rechtgeaard communist is te verwachten. 

Misschien is daardoor te verklaren dat Gorbatsjov zo ambivalent opereert, heen en weer geslingerd — lijkt het wel — tussen verstand en gevoel. De voormalige correspondent van de Volkskrant in Moskou, André Roelofs, zei het met een treffend beeld: Gorbatsjov is ‘een hoogspringer op de Olympische Spelen die onder grote publieke belangstelling zijn aanloop begint, maar dan vlak voor de lat van de sprong afziet. Na een paar keer wordt het publiek boos; vooral als het honger krijgt’ (de Volkskrant, 31 januari 1990). 

Er is nog een derde omstandigheid die Gorbatsjov wellicht doet aarzelen: het ontbreken van een democratische politieke cultuur in Rusland, niet speciaal in de Sovjet-periode, maar in de eeuwen daarvoor evenzeer. Als Gorbatsjov de geschiedenis goed kent, zal hij vrezen dat zonder krachtig gezag chaos en anarchie dreigen. De menigten die tegen zijn beleid de straat opgaan, zullen hem niet imponeren. Het zijn geen mensenmassa’s, geen goed dichtgetimmerde organisaties die zich verzetten. Zij vormen geen alternatief voor de communistische partij die als enige een organisatorische infrastructuur bezit tot in de verste uithoeken van dit reusachtige land. 

Het is een veeg teken dat de oppositie zich in de afgelopen jaren zo slecht heeft georganiseerd; dat Gorbatsjov steeds meer macht kon vragen èn krijgen. Kan het zijn dat op dit beslissende moment in de Russische geschiedenis weer een ‘sterke man’ wordt gevraagd — en geduld — zoals voorheen Peter de Grote, Lenin en Stalin? Is Gorbatsjov de zoveelste tsaar van wie het volk het heil verwacht? 

Het zijn allemaal vragen en overwegingèn die er niet toe dienen om de huidige koers van Gorbatsjov te rechtvaardigen, maar om te verklaren dat de koers is zoals hij is. Ze kunnen wèl dienen ter correctie van onze interpretatie van wat Gorbatsjov met perestrojka bedoelde, een interpretatie die voortkwam uit ons begrijpelijk verlangen naar algehele democratisering van de Sovjet-Unie en een minder begrijpelijke heiligverklaring van een politicus die zijn communistisch geloof nooit heeft verloochend. Gorbatsjov is consequent, wij zijn inconsequent. 

Gorbatsjov is impopulair geworden, in zijn eigen land en daarbuiten. Vorige week gingen honderdduizenden in Moskou de straat op en eisten zijn aftreden. Hij werd vergeleken met Stalin en Saddam Hoessein. Ik hoop dat hij de bijbel kent: vandaag hosanna, morgen kruisigt hem. 

Ook het Westen begint zich te roeren. Er wordt gesproken over stopzetting van de economische en technische hulp en zelfs over opschorting van de voedselhulp. Nederland doet gretig mee, klaarblijkelijk zonder het besef dat dergelijke boycots niet helpen of contraproduktief zijn. Zelfs een dwergstaatje als Suriname heeft zich door dergelijke maatregelen niet in het gareel laten dwingen. Meent men dat het b de Sovjet-Unie wel zal lukken? 

Wat willen we eigenlijk? We willen dat een eenheidsstaat, zo groot als een continent, zal worden omgebouwd tot een federaal statenverband, met het recht van de delen om naar believen uit te treden —iets dat geen ander land zelfs maar zou overwegen. We willen dat een planeconomie die zeventig jaar lang is opgebouwd, wordt omgezet in een vrije markteconomie — een kunststuk dat nog nooit is vertoond. We willen dat een samenleving die altijd autocratie heeft gekend, ineens als een democratie gaat functioneren — hoewel we uit eigen ervaring weten hoe moeizaam een democratische orde tot stand komt. We willen dat dit alles nu gebeurt, tegelijkertijd, zonder sabotage en zonder nieuwe problemen op te roepen, zoals interetnisch geweld, antisemitisme, zwarte markt en politieke chaos. We willen dat Gorbatsjov dat allemaal doet, want anders zijn we over Gorbatsjov niet tevreden. 

Waarschijnlijk is Gorbatsjov ingehaald door de reacties die zijn initiatieven hebben opgeroepen. Met de realisering van het buitenlands-politieke deel van zijn programma heeft hij zowel de partij als de strijdkrachten stevig in de hoek gezet; met zijn economische hervormingsplannen is hij een dodelijk gevaar voor de machtige wereld van de bureaucraten; met zijn oproep aan de bevolking zich vrij uit te spreken, zich te organiseren en te mobiliseren, heeft hij de KGB tegen zich in het harnas gejaagd. 

Dat dit allemaal zo lang is goed gegaan, is een groot wonder en eigenlijk nog niet verklaard. Dat er thans een reactie loskomt, was al eerder te verwachten en behoeft niemand te verbazen. Waarschijnlijk is Gorbatsjov aan de grenzen van zijn macht gekomen en moet hij hetzij gas terugnemen, hetzij weggaan. Vooralsnog lijkt het mij gevaarlijk zijn weggaan te bepleiten.