Spring naar de content
bron: anp

Wat Herman Tjeenk Willink dacht voor het slapengaan

Herman Tjeenk Willink kijkt terug op de eerste verkennende gesprekken: “Als er in de huidige politiek iets in de mode is, dan is het wel cultuurverandering. Wat die precies inhoudt, kon gelukkig niemand vertellen.

Gepubliceerd op: door Max Pam

Het was al laat in de avond dat Herman Diederik Tjeenk Willink thuis kwam van een hele dag verkennen op het Binnenhof. Hij was behoorlijk moe. Hoewel hij in zijn lange carrière al heel wat had doorstaan, bleef een hele dag vergaderen op je 79ste  beslist geen sinecure. Tjeenk hing zijn jas keurig aan een knaapje. Vervolgens borstelde hij dat het een aard had, er kwam heel wat stof uit zijn jas.

Het was stil in huis, zijn vriend lag al op één oor. Hij liep door naar de keuken, zette voor zichzelf een kopje thee, ging aan de keukentafel zitten, nam een slok, dacht terug aan de gesprekken die hij had gevoerd en zei opeens hardop: “Godallemachtig, wat een stelletje onbenullen!”

Hij schrok van zijn eigen woorden, maar kon ook een glimlach niet onderdrukken. Het was wel slim geweest om eerst de kleine partijen aan het woord te laten en hen het idee te geven dat ze ook meetellen. Dat hoefde je straks, als het er werkelijk op aan kwam, hun geleuter niet meer aan te horen.

Sylvana zei dat hij op zoek moest naar een links kabinet zonder Rutte. Hoeveel zetels had ze ook alweer? Eentje!

Met wie had hij allemaal gesproken? Hij groef in zijn geheugen, wat op zijn leeftijd niet meeviel. Hij ouder je wordt, hoe selectiever je geheugen. Dan onthoud je alleen nog de dingen die van belang zijn. Wie was ook alweer als eerste bij hem op bezoek geweest?

Eh…o ja, Sylvana Simons van Bij1. Hij viel niet op vrouwen, maar wat een mooie extravagante vrouw! Heerlijk om even mee te kouten. Ze zei dat hij op zoek moest naar een links kabinet zonder Rutte. Hoeveel zetels had ze ook alweer? Eentje! En links? Als je alles bij elkaar optelde zo’n stuk of dertig. Dat schoot lekker op, maar hij vertrok geen spier en knikte alsof dat allemaal heel reëel was. Had ze nog meer wensen? Ja, de wiskunde in het onderwijs moest gedekolonialiseerd worden. Hij had geen idee wat zij ermee bedoelde, maar hij schreef het keurig op om te laten zien dat hij het te zijner tijd zou inbrengen. Daarna bracht hij haar naar de deur. Als er geen corona was geweest, had hij haar een handkus gegeven.

Wie kwam er toen?

Ach, dat mens van de boeren. Caroline van der Plas. Ze stak meteen van wal. “Waar bemoeit u zich eigenlijk mee?”, had ze gevraagd.

Hij kreeg ook een lesje in het uitrijden van de gierput, want daar begrepen stadse mensen niets van. “Ik heb een tijdje in Ede gewoond”, had hij voorzichtig gezegd. Maar ze ratelde door, helemaal beantwoordend aan het spreekwoord: als de boer ophoudt met klagen, is het in de laatste dagen.

Hoeveel zetels had ze ook al weer? Ook maar ééntje. Je moest in zijn functie zo’n gesprek maar beschouwen als een nuttige tijdbesteding. Toen ze eindelijk was opgestapt, kwam er nog een vrouw binnen. Zij beweerde 50+ te vertegenwoordigen. Maar dat was toch Henk Krol? Oh, was die weggestemd? Met dit mens viel niet veel te lachen, met Henk wel. Tjeenk dacht terug aan die avonden op het COC, maar helaas – zo begreep hij – Henk was nu ergens in Nederland een Bed & Breakfast begonnen.

Eerdmans was toch niets anders geweest dan een omgekeerde rat, die bij elk zinkend schip juist aan boord klimt. Wie had dat ook alweer geschreven?

Toen kwam Kees van der Staaij van de SGP. Hij zei dat het niet om personen, maar om de inhoud moest gaan. De inhoud was God. Als we meer naar Gods inhoud luisterden, kwam het vanzelf goed. Tjeenk vroeg aan Van der Staaij wat God van homoseksualiteit vond. Kees antwoordde dat God niets had tegen homoseksuelen, maar wel iets tegen homoseksualiteit. Ook daarvan had Tjeenk netjes een aantekening gemaakt. “Dus homoseksualiteit is eigenlijk de duivel?”, had hij nog gevraagd, waarop Van der Staaij alleen maar had gezegd: “Zullen we dit onderwerp even laten rusten. Ik vind het prima dat u zo onbevangen een oordeel geeft, maar dit is niet de plaats voor een theologisch debat”.

Na Kees had de bode Joost Eerdmans binnengelaten. Wat een praatjesmaker was dat! Met zijn drie lullige zeteltjes ging hij meteen eisen stellen: Rutte kon natuurlijk niet meer terugkomen. Dat was de muis die over de olifant oordeelt, samen stampend op de brug. Of liever een rat in plaats van een muis, want die Eerdmans was toch niets anders geweest dan een omgekeerde rat, die bij elk zinkend schip juist aan boord klimt. Wie had dat ook alweer geschreven?

Tjeenk had zijn gezicht in de plooi gelaten, toen Eerdmans had gevraagd: “U gaat zich toch niet opstellen als een lakei van Rutte?” Hoeveel zetels  had dat partijtje van Eerdmans eigenlijk? Hij had het nog even nagekeken.

Drie.

Je moet maar durven! In elke fatsoenlijke democratie met een kiesdrempel zou je van zulke idioten geen last hebben. Dat dacht Tjeenk, maar hij zei het niet. Hij maakte aantekeningen. Daarna liet de bode de heer Eerdmans uit. Wij zouden nog veel van hem horen, maar niet in een kabinet.

Buiten begon het al te donkeren, toen Gert-Jan Segers van de ChristenUnie binnentrad. Ook hij nam God mee, en zijn geweten. Dat laatste zette hij pontificaal op tafel. Telkens als Tjeenk hem iets vroeg, gaf hij de vraag door aan zijn geweten. Als buiksprekerspop antwoordde zijn geweten dan bij voorbeeld: “Niet door één deur met Rutte”, of “cultuurverandering”. Dat laatste wilden ze trouwens allemaal. Als er in de huidige politiek iets in de mode is, dan is het wel cultuurverandering. Wat die precies inhoudt, kon gelukkig niemand vertellen. Dat leek Tjeenk dan ook zijn makkelijkste opgave: je doet gewoon niets en zegt dat dat de beste manier is om een cultuurverandering te bewerkstelligen.

Herman Diederik Tjeenk Willink dronk zijn kopje thee leeg en liep op kousenvoeten naar de slaapkamer. Daar kroop hij tegen de rug van zijn vriend. Toen hij de volgende morgen wakker werd, was zijn vriend al vertrokken. In zijn pyjama liep hij naar de keuken. Een gekookt eitje en glaasje jus stonden al voor hem klaar. De krant lag uitgespreid op de keukentafel. Over het algemeen werd zijn optreden door de betrokkenen zeer gunstig besproken. Alleen Thierry Baudet sprak van “een kartelkardinaal”. Tjeenk bladerde verder.  

“Godallemachtig, wat een stelletje onbenullen!”, prevelde hij.