Spring naar de content
bron: anp

Slijmen aan de geest

Max Pam las het boek Slijpen aan de geest van John Kroon en concludeert dat de auteur niet aan wederhoor heeft gedaan: “Voor wie aan geschiedschrijving doet is dat niet alleen een onbekwame en luie houding, maar ook eentje van lafheid.”

Gepubliceerd op: door Max Pam

Karel van het Reve heeft eens geschreven dat hij van een (non-fictie) boek eerst de passages opzoekt over onderwerpen waar hijzelf bij betrokken is geweest, of waar hij krachtens zijn interesses wat meer van weet. Wanneer hij een auteur dan betrapt op een fout of een onnauwkeurigheid steekt bij hem het vermoeden op dat de rest van het boek evenmin smetteloos zal zijn. Pas wanneer hij bemerkt dat de auteur geen opzichtige fouten maakt, begint hij welgemoed en met hoge verwachtingen het hele boek te lezen. Die gewoonte heb ik van Karel overgenomen en zo heb ik ook het boek van John Kroon tot mij genomen: Slijpen aan de geest, vijftig jaar NRC Handelsblad.

Over het algemeen ben ik geen liefhebber van boeken door journalisten over hun krant en hun beroep, waarbij ik graag een uitzondering maak voor Een halve eeuw journalistiek      (1937) van J.F. Ankersmit over Het Volk, voor Het Parool, léés die krant (1996) van Gerard Mulder en Paul Koedijk en voor De overkant van Sytze van der Zee. Zelfs De gouden jaren van het linkse levensgevoel van John Jansen van Galen over de geschiedenis van het weekblad Vrij Nederland is, hoe lucide ook opgeschreven, niet helemaal bevredigend.

En dan nu Slijpen aan de geest als een vervolg op de pil van Pien van der Hoeven: Het succes van een kwaliteitskrant, de ontstaansgeschiedenis van NRC Handelsblad (2012). Uit de titels beider boeken blijkt wel dat NRC Handelsblad het zeer met zichzelf getroffen heeft. Een kwaliteitskrant die de geest slijpt, je zou kunnen zeggen dat eigen roem stinkt. Je kunt het ook gewoon ordinaire opschepperij noemen. Is zoiets niet aan anderen om te bepalen?

Wat Slijpen aan de geest vooral mist is het bredere perspectief

John Kroon heeft dertig jaar voor NRC Handelsblad gewerkt, onder meer als adjunct-hoofdredacteur en commentator. Hij moet erg met de krant zijn vergroeid, wat geen schande is, maar je merkt wel dat hij een bepaald soort afstand en onafhankelijkheid mist. Enigszins parmantig schrijft hij in zijn voorwoord dat hij “heeft geprobeerd de feiten zo exact mogelijk weer te geven en me zoveel mogelijk te onthouden van een mening daarover”. Dat klinkt mooi, maar eigenlijk is het een poging om de lezer zand in de ogen te strooien. In alles ademt Slijpen aan de Geest de geest van een geautoriseerde biografie. Aan het eind prevaleert altijd de mening van de hoofdredactie en daarmee het imago van de krant. In alle opzichten zou het daarom juister zijn geweest wanneer dit boek was geschreven door een buitenstaander en niet door iemand die aan de klus is begonnen met allerlei bestaande (voor)oordelen, ook al waren die in een aantal gevallen misschien alleen maar onbewust.

Wat Slijpen aan de geest vooral mist is het bredere perspectief. Hoe heeft de krant zich ontwikkeld, hoe hij heeft hij zich na een periode van uitbundige groei staande gehouden in het digitale tijdperk en wat is er gebeurd met de liberale uitgangspunten? Van dat alles vind je bijna niets terug. Zelfs een eenvoudig – en vooral ook eerlijk – overzicht van het abonneeverloop zul je in het boek niet aantreffen.

Wat Slijpen aan de geest niet mist, is een ruimhartig overzicht van alle kaboutervetes – auteursrecht: Martin van Amerongen – die zich op de krant hebben afgespeeld. Bij een paar van die vetes ben ikzelf betrokken geweest en van een paar andere weet ik het een en ander, en als je dan het boek van John Kroon leest, valt het allemaal niet mee.

Er wordt zonder toestemming geciteerd uit mijn mails en dat is misschien nog tot daaraan toe, maar hoe de hele kwestie van het beëindigen van column en van mijn medewerking aan de krant verder wordt beschreven, is van een beschamende eenzijdigheid

Allereerst maar het hoofdstukje met de titel: “Max Pam slaat om zich heen”. Wat opvalt is dat dit geheel is geschreven vanuit het perspectief van de toenmalige hoofdredacteur Folkert Jensma. Er wordt zonder toestemming geciteerd uit mijn mails en dat is misschien nog tot daaraan toe, maar hoe de hele kwestie van het beëindigen van column en van mijn medewerking aan de krant verder wordt beschreven, is van een beschamende eenzijdigheid. Aan hoor en wederhoor heeft Kroon niet gedaan. Van mij had hij er niet over hoeven schrijven, maar als je dat dan wel doet, doe het dan goed en op een faire wijze. Ik heb alle mails van toen bewaard en ook alle stukken van het proces dat eruit is voortgevloeid. Kroon had inzage in al het materiaal kunnen krijgen en had zelf kunnen vaststellen dat zelfs de cijfers voor schadevergoeding anders zijn dan wat hij nu in zijn boek heeft geschreven. Maar Kroon heeft gewoon de hoofdredacteur nagepraat en dat is voor wie aan geschiedschrijving doet niet alleen een onbekwame en luie houding, maar ook eentje van lafheid. Mijn indruk is dat Kroon in andere gevallen evenmin aan hoor en wederhoor heeft gedaan. Ik vermoed dat we in dat opzicht ook van anderen nog veel gebrom zullen horen.

Voor mij is dat alweer zo’n achttien jaar geleden en inmiddels heb ik allang weer onderdak gevonden bij de Volkskrant, waar ook wel eens iets gebeurt dat eleganter had gekund, maar waar men zichzelf toch niet chique noemt en zich ondertussen zeer onbeschoft gedraagt in het menselijk verkeer. Om sommige ouwe koeien kan ik nu weer hartelijk lachen, bijvoorbeeld toen ik Jensma ‘onze leerling-hoofdredacteur’ noemde, zie pagina 204 van het boek.

O ja!                                                                                                                                                          

Dat had een achtergrond, die niet in het boek wordt vermeld. In de tijd dat ik nauw betrokken was bij het Zaterdag-supplement werd Folkert Jensma aldaar aangesteld als stagiaire. Helaas vond de redactie van het bijvoegsel, onder leiding van Ite Rümke, de stukken van Jensma saai en vervelend. Daarom adviseerde zij de toenmalige hoofdredacteur Wout Woltz om het stagecontract van Jensma niet te verlengen. Toen Woltz dat wilde doen, bleek echter het opzegtermijn te zijn verlopen, zodat Woltz zich geheel tegen zijn zin gedwongen zag Jensma alsnog aan te nemen.

Van ongewenste leerling tot hoofdredacteur, zo zie je maar dat het maar niets hoeft te schelen of alles in het leven loopt anders

Van ongewenste leerling tot hoofdredacteur, zo zie je maar dat het maar niets hoeft te schelen of alles in het leven loopt anders. Ik zat er bij tijdens de afwijzing en ik wist dat ik de rekening ging betalen toen Jensma tot hoofdredacteur werd benoemd. “Je kunt je knopen tellen”, zei hij tegen mij.

Veel in Slijpen aan de Geest behoeft nadere toelichting. Zo ken ik bijvoorbeeld de correspondentie tussen NRC Handelsblad en Willem Frederik Hermans, een werkelijk hilarisch spektakel, dat heel wat meer waard is dan die paar onnozele regels die Kroon er aan wijdt. Hoe het met de medewerking van Rudy Kousbroek en Henk Wesseling is afgelopen, strekt NRC Handelsblad ook niet tot eer. Mails hierover met de betrokkenen zijn in mijn bezit, voor als er nog eens een echte historicus langskomt.

Er is een psychologische wet die zegt dat als je onheus en onbeschoft wordt behandeld, de partij die dat doet een onevenredige behoefte zal hebben om jou af te schilderen als rancuneus of zelfs querulantesk. Maar misschien ligt dat in mijn geval toch wat anders, getuige een kleine gebeurtenis van een aantal jaren geleden. Ik werd toen ineens opgebeld door de overigens uitstekende journalist Ton F. van Dijk, die jurylid van de Heldring-columnistenprijs bleek te zijn.

Een oud-hoofdredacteur die zich door zijn eigen krant een lauwerkrans laat omhangen, dat zou je intellectuele corruptie kunnen noemen

Hij zei dat de jury mij de prijs wilde geven. Er was echter een probleem. Volgens de statuten moest iemand die ervoor in aanmerking wilde komen een aantal van zijn stukjes opsturen. Daarop ik antwoordde ik dat ik 26 jaar columns voor NRC Handelsblad had geschreven, en als ze nou nog niet wisten wat ik schreef, dan hoefde het voor mij niet. Dat was dat. Wat ik niet wist, was dat Van Dijk daarna mijn toenmalige vrouw heeft gebeld en dat die arme schat toen zo aardig is geweest om, geheel buiten mij om, die stukjes op te sturen. Ze sprak me er pas op aan, toen bleek dat toch iemand anders de prijs had gekregen. Weer later hoorde ik van Ton F. van Dijk dat Jensma, inmiddels afgetreden als hoofdredacteur, ervoor was gaan liggen. Je kon iemand die hij had ontslagen toch geen prijs van zijn krant geven.

Gelukkig liet Jensma weer later die Heldring-prijs aan zichzelf overhandigen, terwijl hij misschien wel een juridisch rubriekje vult, maar beslist geen columns schrijft. Een oud-hoofdredacteur die zich door zijn eigen krant een lauwerkrans laat omhangen, dat zou je intellectuele corruptie kunnen noemen. Daar laat ik het verder bij. Van John Kroon heb ik namelijk geleerd dat je niet aan hoor en wederhoor hoeft te doen.