Spring naar de content
bron: Ton F. van dijk

Nationale Politieke Index: Kamerlid Pieter Grinwis (ChristenUnie) met stip op 1

ChristenUnie-Kamerlid Pieter Grinwis is de onbetwiste nummer één in de Nationale Politieke Index van 2022-2023. Hij eindigt in deze ranglijst van Kamerleden, die is gebaseerd op officiële cijfers van het parlement, zelfs ruimschoots vóór Caroline van der Plas (2) en Pieter Omtzigt (3). Daarmee is hij de meest actieve parlementariër van het afgelopen jaar.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ton F. van Dijk

Hij mag minder bekend zijn dan de voorvrouw van de boeren en burgers uit Deventer of de luis in de pels van het kabinet uit Enschede, maar ChristenUnie-Kamerlid Pieter Grinwis uit Den Haag slaagde er het afgelopen parlementaire jaar wel in om een wet door de Kamer te loodsen die huurders beschermt tegen tijdelijke contracten. Grinwis schopte hiermee flink tegen de schenen van coalitiegenoot VVD en werkte nauw samen met oppositiepartij PvdA. Dualisme op z’n best dus.

We horen er relatief weinig over, maar het maken van wetten, zoals Pieter Grinwis doet – een belangrijke taak van Tweede Kamerleden – is tijdrovend en in een wereld vol hijgerige hypes op sociale media krijgt het weinig aandacht. En dus blijven de typische wetgevingsactiviteiten van Kamerleden vaak onderbelicht. Ook dit jaar maakt de Nationale Politieke Index daarom zichtbaar wat buiten het parlement vaak verborgen blijft. Hoe dat eruitziet? We vragen het aan Pieter Grinwis zelf. 

Van harte gefeliciteerd… 

“Ik ben er echt heel blij mee. Het is denk ik een mooie waardering voor een Kamerlid, dat zijn werk op een ambachtelijke manier aanpakt en die met de instrumenten die een volksvertegenwoordiger, controleur en medewetgever ter beschikking staan, aan de slag gaat. Kijk het draait in de politiek om idealen. Maar te vaak gaat het over humeuren, over wie met wie, of wie juist niet met wie.”

Hoe belangrijk is dat het inhoudelijke werk ook zichtbaar is?

“Het inhoudelijke werk verdwijnt vaak onder de oppervlakte. Het inhoudelijke werk zie je dan gelukkig wél terug in de Politieke Index. En dat zegt natuurlijk nog niks over hoe belangrijk je iets vindt. Het ene amendement heeft overduidelijk veel meer impact dan het andere. Toch is de Index voor mij een interessante meetlat. Omdat je ziet wie er in dit huis hard werken en ook wel wie er effectief is.”

Heeft u het idee dat er naar zo’n ranglijst gekeken wordt in de Kamer?

“Als je weer eens met een motie bij je collega’s komt, dan is het soms: ‘o, dat doe je zeker voor de index’. Dus ja, er wordt wel eens een plagerijtje mee gemaakt. En ik denk dat ik in het afgelopen parlementaire jaar wel heb bezuinigd op moties. Ik ben me iets meer gaan focussen op het wetgevingswerk. Omdat ik het mooi vind en omdat je met een motie altijd maar moet afwachten wat het kabinet ervan bakt.”

Er is een enorme motie-inflatie.

“Ja enorm. Dus een motie moet wel echt meerwaarde hebben, anders kun je hem beter niet indienen. Maar bij wetgeving ben je als Kamerlid en medewetgever echt zelf aan het sturen. Dus dat is vaak interessanter.”

Wat is in dat verband uw belangrijkste wapenfeit? 

“Dat is de initiatiefwet die huurders moet beschermen tegen tijdelijke contracten, die ik samen met Henk Nijboer van de PvdA heb ingediend. Die is het afgelopen seizoen door de Tweede Kamer aangenomen. Samen met hem heb ik dat getrokken. Dat heb ik wel als een prachtig traject ervaren.”

Als je weer eens met een motie bij je collega’s komt, dan is het soms: o, dat doe je zeker voor de index.

Wat is het probleem dat moet worden opgelost?

“In steden als Amsterdam en Rotterdam betreft inmiddels bijna de helft van de nieuwe verhuringen in de vrije sector een tijdelijk contract. Hierdoor hebben huurders niet zo’n beste positie ten opzichte van een verhuurder. Zeker in een woningmarkt met zoveel woningnood. Ze kunnen in feite zo uit hun huis worden geschopt. Dat heeft enorme impact op het leven van mensen. Stel je voor: je wilt graag een kind, maar je weet niet of je over een halfjaar nog een dak boven je hoofd hebt?”

Wanneer besloot u dan: ik wil een wet die hier een einde aan maakt? 

“Ik had dat idee al bij de formatie. Ik was een van de onderhandelaars over volkshuisvesting. Samen met onder andere Daniël Koerhuis van coalitiegenoot VVD.”

Hoe ging dat?

“De VVD heeft totaal andere ideeën over wonen. Toen heb ik een belangrijk zinnetje uit onderhandeld, dat in het regeerakkoord terechtkwam: ‘vaste contracten blijven de norm’. Wetend dat het nu niet het geval is. Dat zinnetje is blijven staan. Is niet weg onderhandeld door mijn collega’s.”

Is dat over het hoofd gezien?

“Ik denk dat het over het hoofd is gezien. De kansen die je krijgt als Kamerlid moet je wel pakken, haha…”

Minister Hugo de Jonge voor Volkshuisvesting was er fel op tegen…

“Op dit punt, die tijdelijke contracten, moesten we paal en perk stellen. Dat was de minister niet met mij eens. Hij wilde het op een andere manier oplossen. Toen heb ik daar stevig tegen gefulmineerd in een debat.”

En toen was daar opeens PvdA-Kamerlid Henk Nijboer…

“Toen kwam na het debat Henk Nijboer naar me toe. Die zei: ‘Ik ben het met je eens. Ik heb een idee om een initiatiefwet in te dienen. Doe je mee?’”

Maar Nijboer was Kamerlid van de oppositie…

“Ik denk niet in termen van coalitie en oppositie. Coalitie is ook maar een set afspraken. Ik ben een onafhankelijk Kamerlid. Zonder last. En heb gewoon een heel duidelijk idee. De positie van de huurder is in het geding. En die verdient betere bescherming. En als Hugo de Jonge of mijn coalitievrienden het niet willen oplossen, dan probeer ik het zelf.”

Maar heeft u die vrijheid als lid van een coalitiepartij?

“Op dat moment komt de waarde van zo’n zinnetje in het regeerakkoord om de hoek. Ik heb iedereen netjes van tevoren geïnformeerd. Dus ik heb Hugo de Jonge en mijn coalitiecollega’s wel even een appje gestuurd.”

Dus u bent een echte dualist? 

“Ja, absoluut. Maar het helpt wel dat je dan een zinnetje hebt in het coalitieakkoord. En let wel: geen contract voor onbepaalde tijd betekent gewoon iemand uit z’n huis kunnen gooien. Prijs omhoog. En dan, boem, begint het spelletje weer van voren af aan. Dat heeft veel impact op het leven, vooral van jongeren, die het met name treft. En daarom ben ik er stevig ingegaan. Hugo wilde er niet aan. En toen heb ik samen met Henk Nijboer een initiatiefwet gemaakt. Een collega van de oppositie inderdaad.”

Dus hij kwam naar u toe. Wat zei hij? 

“Henk is ook een politicus. Het was geen liefdadigheid van hem. Hij wil natuurlijk een meerderheid halen, en die kans wordt groter met een coalitiefractie aan boord.”

Hoe reageerde uw VVD-collega, die het er niet mee eens was?

“Die wilde er natuurlijk over praten. Ik zei: we kunnen altijd een keer afspreken. Maar ik ga het gewoon doen. Dus die was er niet zo blij mee. Ik wist: ik krijg dit er alleen door als ik zwaar steun krijg van de oppositie.”

Wie was de cruciale schakel die u mee moest zien te krijgen?

“D66 en de fracties ter linkerzijde steunden ons initiatief van meet af aan. Dus kwam het vervolgens aan op PVV of CDA. Mijn collega Kops van de PVV heeft absoluut een sociale inborst. En we hebben goed contact. Maar het is de afgelopen tijd natuurlijk een paar keer gebeurd dat hij iets heeft bepleit in de Kamer en dat hij achteraf werd teruggefloten door Geert Wilders. Dus dat was niet bepaald zeker.”

Hoe verliep de behandeling van de wet in de Kamer?

“Het CDA legde een aantal voorwaarden op tafel; dan zouden we ook de steun van het CDA krijgen. Maar dat veranderde gedurende het proces. Want in één keer stond, nadat het debat eigenlijk al was afgerond, de naam van het CDA onder een – in onze ogen destructief – wijzigingsvoorstel van de VVD. En precies op een onderwerp waar we niet zeker waren of de PVV ons zou steunen.”

Ruzie met twee coalitiepartners, dat is wel héél erg dualistisch…

“Er kwam bij de CDA-fractie halverwege een nieuwe woordvoerder, Inge van Dijk. En dat was in ons voordeel. Die kende ik goed als collega. Uit de financiënhoek. En dat is een zeer sociaal bewogen collega. En die had wel veel gevoel voor ons voorstel. Daarnaast denk ik ook wel dat fractievoorzitter Pieter Heerma tegen Inge heeft gezegd: ‘Los het op. Regel het.’”

Tegen de zin van de eigen CDA-minister Hugo de Jonge?

“Het wijzigingsvoorstel waar Henk en ik fel tegen waren, is door de politiek assistent van Hugo de Jonge ingestoken bij de VVD. Dus ja, de minister was niet blij.”

Waren jullie daar weer boos over?

“Henk Nijboer heeft daar het duidelijkst uiting aan gegeven. Die heeft in diverse media flinke opmerkingen gemaakt over het gedrag van de minister, die buiten ons om zijn voorstellen had ingestoken bij de andere fracties.”

Was het een bewuste keuze dat Henk Nijboer dat deed en u als coalitiegenoot niet?

“Dat speelt zeker een rol. Ik heb me toen inderdaad wijselijk onthouden van kwalificaties over het gedrag van Hugo.”

Uiteindelijk stemde de VVD tegen en werd de wet aangenomen met behulp van de oppositie.

“Het is wel een mooi inkijkje in hoe complex een wet tot stand komt, ook politiek, en in de dwarsverbanden en de interactie tussen oppositie en coalitie. Voordat zo’n wet de eindstreep haalt, moet er heel wat politiek handwerk gebeuren. En bedenk wel: het is misschien een klein wetsvoorstel, maar het gaat écht over iets: of huurders veilig kunnen wonen zonder het risico te lopen te worden uitgezet, omdat een huurbaas dan aan een nieuwe huurder net iets meer kan verdienen.”

En dan stoot je desnoods een coalitiepartner voor het hoofd?

“Hier heeft CDA-minister Hugo de Jonge inhoudelijk in het stof moeten bijten. Net als coalitiegenoot VVD. Want De Jonge heeft er echt wel alles aan gedaan om te voorkomen dat ons wetsvoorstel op onze manier de eindstreep zou halen. En dat is hem niet gelukt. En dat is de VVD ook niet gelukt. Dus inderdaad, dit is een mooi voorbeeld van het ambachtelijke politieke handwerk. En dit maakt ook duidelijk: dit kun je niet zonder samenwerking met elkaar – coalitie of oppositie – en zonder dat je als persoon ook iets wordt gegund.”

Uiteindelijk gaat het naast ambachtelijk handwerk dus ook om persoonlijke verhoudingen?

“Ja, absoluut.” 

De Nationale Politieke Index

Wat doen Tweede Kamerleden eigenlijk precies in Den Haag? De Nationale Politieke Index (NPI) houdt het nauwgezet bij. Aan de hand van de drie hoofdtaken – wetgever, controleur van de regering en volksvertegenwoordiger – brengt de NPI in kaart met welke activiteiten Kamerleden zich bezighouden. Dat wil zeggen: in de Tweede Kamer. De NPI kijkt niet naar het aantal talkshowoptredens, volgers op Twitter of de uitslagen van populariteitspolls. 

Voor de NPI is ieder Kamerlid – links of rechts – gelijk en is slechts van belang in welke mate zij zich bezighouden met het échte parlementaire handwerk. Ieder Kamerlid krijgt van de NPI een individuele score, die is gebaseerd op cijfers die de Kamer zelf bijhoudt. Hoeveel wetten bracht een Kamerlid tot stand? Aan hoeveel debatten en commissievergaderingen nam men deel? En hoe is de verhouding tussen ingediende moties en aangenomen moties? 

In totaal kijkt de NPI dit jaar – en dat is nieuw – naar 27 bezigheden (‘indicatoren’) die van belang zijn voor het functioneren van Kamerleden. Niet iedere activiteit is natuurlijk even belangrijk. Zo kent de NPI hoge scores toe aan werkzaamheden die met wetgeving te maken hebben, een taaie maar enorm belangrijke taak van parlementariërs. Ook deelname aan een arbeidsintensieve enquêtecommissie wordt door de NPI hoog gewaardeerd.

Omdat het indienen van zogenoemde ‘wappermoties’ (bedoeld om een politiek statement te maken) steeds vaker voorkomt en daarmee leidt tot veel maatschappelijke kritiek, worden alleen aangenomen moties door de NPI beloond. Ingediende moties die geen meerderheid krijgen zorgen zelfs voor aftrek van punten. 

Uiteindelijk krijgt ieder Kamerlid van de NPI een score op de 27 relevante indicatoren en is het mogelijk over het gehele parlementaire jaar 2022-2023 te komen tot een totaalscore voor ieder Tweede Kamerlid afzonderlijk. Als gevolg van deze werkwijze ontstaat een ‘ranglijst’ van 1 tot en met 150: De Nationale Politieke Index. We weten dan wie er in het parlement het meest actief is en wie zich in mindere mate met het politieke handwerk bezighoudt. Belangrijk: wie jij het béste Kamerlid vindt, bepaal je vanzelfsprekend helemaal zelf. De ranglijst is niet zaligmakend: zo staan fractievoorzitters vaak wat lager, omdat ze veel tijd besteden aan zaken buiten de Kamer, die niet door de NPI worden gemeten. Een ding is wél duidelijk: Zonder de Nationale Politieke Index hadden veel mensen nooit gehoord over de opmerkelijke parlementaire prestaties van de nummer één van dit jaar: Pieter Grinwis.

Hoe werkt het?

In 2023 is het aantal indicatoren uitgebreid tot 27. De Nationale Politieke Index wil zoveel mogelijk relevante aspecten van het Kamerlidmaatschap betrekken bij het rapporteren over de activiteiten van Kamerleden in de Tweede Kamer. Hieronder is voor elk van de drie hoofdtaken te zien welke nieuwe indicatoren zijn toegevoegd: 

(Mede)wetgever (W)

Een Tweede Kamerlid is (mede)wetgever. Het recht om wetten te maken is verankerd in de Grondwet en is een van de belangrijkste taken van het parlement. Deze rol wordt door de Nationale Politieke Index gemeten door te kijken of en hoe vaak Kamerleden betrokken zijn bij de totstandkoming van initiatiefnota’s, initiatiefwetten, amendementen en bij nota- en wetgevingsoverleg. Deze zaken zijn van belang voor de wetgevende taak van een Kamerlid. 

Nieuw: Deelname aan wetgevingsoverleg (plenair), wetgevingsoverleg (commissie), plenair debat en initiatiefwetgeving worden voortaan apart in kaart gebracht.

Controleur van de regering (C)

Een andere hoofdtaak van Kamerleden is het controleren van de regering. Daarvoor beschikt een parlementslid over verschillende instrumenten, die door de Nationale Politieke Index worden gemeten en in kaart gebracht. Denk bijvoorbeeld aan het stellen van Kamervragen, betrokkenheid bij het indienen van moties en toezeggingen, aanwezigheid bij technische briefings en het belangrijke en intensieve lidmaatschap van een parlementaire onderzoeks- of enquêtecommissie. 

Nieuw: Mondelinge vragen en deelname aan interpellatiedebatten worden nu ook meegenomen. Hoewel een aangenomen motie een van de indicatoren is die relatief weinig ‘opleveren’, worden voortaan ook punten afgetrokken voor niet-aangenomen moties. Uiteindelijk ontstaat dan de motie-ratio; de verhouding tussen aangenomen en niet aangenomen moties. Kamerleden die graag scoren met het indienen van moties om hun punt te maken worden daarvoor door de NPI dus niet langer ‘beloond’. 

Volksvertegenwoordiger (V)

Een Kamerlid is gekozen door het volk. Het vertegenwoordigen van burgers in het democratisch proces is een essentiële taak voor leden van het parlement. Het heet niet voor niets: de volksvertegenwoordiging. De Nationale Politieke Index onderzoekt hoe vaak een Kamerlid betrokken is bij commissiedebatten, tweeminutendebatten, plenaire debatten, hoorzittingen, rondetafelgesprekken, hoe vaak Kamerleden petities in ontvangst nemen en werkbezoeken afleggen in commissieverband. 

Nieuw:  Plenair debat (Overig) is een nieuwe indicator, hieronder vallen bijvoorbeeld de Algemene Politieke Beschouwingen. Ook debatten over Europa worden soms onder deze noemer geregistreerd.

Let op: Niet alle 27 indicatoren zijn even belangrijk. Een wet maken is veel meer werk dan het stellen van Kamervragen. Zo levert een aangenomen wetsvoorstel 1000 punten op, een amendement 300 punten, deelname aan een parlementaire enquêtecommissie 200 punten (per maand), een aangenomen motie 40 punten, een set Kamervragen 5 punten, enzovoort. Het Kamerlid met de meeste punten eindigt boven aan de Index en zo ontstaat een ranglijst; je kunt de prestaties van Kamerleden in het parlement immers het beste vergelijken.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.