Spring naar de content

Michiel Romeyn: ‘Niemand durft nog zijn bek open te trekken’

Nog altijd wordt acteur en beeldend kunstenaar Michiel Romeyn (66) op straat toegeroepen vanwege zijn rol in de successerie Jiskefet (‘Goeiesmorgens!’). Maar inmiddels is hijzelf al een paar hoofdstukken verder. Zo is daar nu zijn hoogstpersoonlijke biografie Bepaal jij dat? Een portret van een gevoelige man met een grote bek. ‘Mensen zijn net een wolk spreeuwen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nathalie Huigsloot

Toen Michiel Romeyn – wars van autoriteit – zijn hond uitliet en werd klemgereden door een paar handhavers, die zeiden: “Meneer, u heeft uw hond niet aangelijnd, dus u krijgt honderd euro boete,” dacht hij: ik draai het om. “Kut, kut, sorry!” reageerde hij, “u heeft volkomen gelijk, wat ontzettend stom van me.” Hij zakte op zijn knieën en begon zichzelf keihard op de rug te meppen met de riem. De stadswachten riepen nog: “Rustig meneer, zo erg is het nou ook weer niet.” Maar dat werkte niet bepaald geruststellend. “Nee jongen,” schreeuwde Romeyn, “gééf me die bon, ik ben zo’n ongelooflijke lul!” “Maar meneer,” zei een van hen oplettend, “u heeft die riem toch gewoon bij u?” “O ja!” riep Romeyn, waarna hij de hond niet aanlijnde, maar zichzelf nog harder geselde met de riem, net zolang tot hij het wagentje van de stadswachten met piepende banden hoorde wegrijden. Laat maar, die man is gek, dachten ze waarschijnlijk.

Het wemelt van de scènes in je boek waarin je hondsbrutaal was. Terwijl je aan de andere kant juist enorm geplaagd kon worden door angsten. Een bijzondere combinatie.

“Jazeker. Als kind was ik een en al angst. Ik kwam bijna niet buiten, ik vond het leven maar doodeng. Straatvrees stak geregeld de kop op. Ik vond het het prettigst om thuis wat rond te hangen en voor me uit te staren. Al vroeg kwam ik in aanraking met psychologen en psychiaters. Eerst omdat ik in bed piste en later omdat ik niet naar school wilde. Wie stuurt zijn kind nou naar een school, dacht ik. Eerst zetten ze je op de wereld, en opeens moet je gedrild worden, waar is dat goed voor? Mijn ouders wisten niet wat ze ermee aan moesten. Ik belandde bij een kinderpsychiater van wie ik een boom moest tekenen. Ik ben daar laatst nog langsgereden. Die psychiater zat in een prachtig gebouw in Amsterdam-Zuid, met beneden een portier, en erachter een tennisbaan in de tuin. Daar zat ik dan te wachten, het was er doodstil. Alleen, verderop in de wachtkamer, zat een vrouw zachtjes te snikken, het was een Edward Hopper-achtige situatie. Wat doe ik hier? Het volgende moment zat ik bij die psychiater die niks vroeg maar me net zo lang bleef aankijken tot ik wat zou zeggen. De stilte ging ik dan eindeloos rekken. Daar genoot ik van.”

Heeft er ooit iemand iets van gebakken? Bijvoorbeeld: je hebt zo’n jeugd gehad en daarom heb je nu deze angsten?

“Nee. Herman Koch, met wie ik van jongs af aan bevriend ben, had ze ook altijd. Dus ik denk… ja, gevoelige ventjes. Het is wel prettig om een maatje te vinden die het herkent. Je moet die angsten omzetten in iets geestigs. Herman deed dat op dezelfde manier als ik. Of erger. We zaten een keer op het terras toen er een man die sandalen droeg voorbijkwam op een vouwfiets met een tas vol gezondheidsbrood aan zijn stuur. Herman ging voor hem staan en deed midden in zijn gezicht een geit na: beh. Bèèèèèh. Het is heel vreemd, maar die neiging hebben we allebei van jongs af aan. Er is ook zo’n 8mm-filmpje van Herman waarin hij op straat ligt en doet alsof hij een epileptische aanval krijgt. Ik zal je eerlijk zeggen: dat deed ik ook.

De burgertruttigheid van tegenwoordig is ook gewoon angst

“Het is de behoefte om een normale situatie te doorbreken en je eigen angsten te overschreeuwen, maar ook een diepgeworteld anti-autoriteitsgevoel. Ik ben ook weleens opgepakt door de politie tijdens het affiches plakken, dat was een bijbaantje van me. Het was toen heel koud, en de truc was dan om de behangerslijm heel warm te maken, zodat je warme handen hield. Ik was om de hoek bij Artis bezig met plakken, toen er ineens politie stopte. Ik werd door de agent achter in de auto gezet om naar het bureau gebracht te worden, met tussen mijn benen de halfgevulde emmer met de lauwe witte, half-transparante substantie. ‘Ik werk bij Artis,’ zei ik. ‘Ik verzorg de nijlpaarden. Ik loop stage bij het IZI, het Inseminatie Zoölogisch Instituut,’ legde ik uit en wees hen op de emmer tussen mijn benen. Ik vertelde dat het sperma was dat net was afgenomen van een wat ouder nijlpaard. Ik deed mijn vinger door de substantie en veegde iets aan de hand van de agent om te bewijzen dat het nog een beetje warm was. Vol afgrijzen keek die me aan, stopte de wagen en zei dat ik kon gaan.”

Herman vertelt in je boek Bepaal jij dat? dat hij nog altijd niets leuker vindt dan door de stad te fietsen, terwijl jij hem vloekend achtervolgt.

“Jaaa. En dan vooral als we langs de wat chiquere terrassen fietsen waar de wat keurige mensen zitten. ‘Vuile tyfuskut,’ roep ik dan. En dan zie je die mensen wegkijken en dingen fluisteren als: ‘Gewoon voor je uit blijven kijken Frits, er is niks aan de hand, niet omkijken, geen oogcontact zoeken.’ En dat doen Herman en ik dan gewoon een hele middag lang. 

“Het voordeel is: niemand durft tegenwoordig nog zijn bek open te trekken, dus daar kan je enorm gebruik van maken. Het is soms net of Nederland een soort Noordpool is, waar steeds meer schotsen vanaf vallen. Je krijgt steeds meer eilanden, waar ook weer schotsen vanaf vallen, en wat nog kleinere eilandjes worden met bewoners die er dezelfde waarheid op nahouden. Alleen het decor waarin je leeft verandert steeds. Amsterdam is ook een totaal ander decor geworden. Het huis waarin ik woon blijft hetzelfde, maar als je hier de straat in loopt, is het een en al rolkoffer en Amerikaans, Spaans en Italiaans wat je hoort. Amsterdam is inmiddels gewoon verkocht aan de Chinezen en de Russen, dat is eigenlijk krankzinnig. Maar zo vind ik het hele leven, het wordt elke keer weer een andere ruimte waarin je leeft.”

En is dat leuk?

“Nou, niet per se leuk, maar iets hoeft niet leuk te zijn om inspirerend te wezen. Ik kom bijvoorbeeld net uit Normandië, daar heb je Omaha Beach. Dat is zo’n lieflijk strand, maar daar zit me een ellende onder. Er schijnen nog allemaal menselijke resten uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog in dat zand te zitten. Daar wil ik binnenkort naar gaan boren. Ik hou me graag bezig met iets wat er was, maar wat nu weg is. Ik vind dat mateloos fascinerend. Daarom ben ik ook naar plekken gegaan waar iemand geliquideerd is, en heb ik daar de tegels gefotografeerd waarop die lag. Daarbij is het ook: je schiet iemand neer die er net nog liep en het volgende moment is hij hartstikke dood en ligt hij daar.”

Heb je het bij Peter R. de Vries ook gedaan?

“Kijk…” Hij pakt zijn telefoon erbij en laat een foto zien van een tegel met een vlek. “Hierop lag Peter R. de Vries met zijn hoofd. Ik heb de foto’s van de geliquideerden, ook van Sam Klepper en zo, op een formaat van 1,80 bij 1,20 uitgeprint en in een heel mooie stalen lijst geplaatst. Als je alleen die foto van de tegel ziet, doet het je niks, maar als ik erbij vertel: hier lag Peter R. de Vries, zeg je: hè, gadverdamme. Dan gaat die foto opeens leven, terwijl hij hartstikke over de dood gaat. Dat soort dingen fascineren mij.” 

Het meemaken van lugubere dingen is ook wel een rode draad in je leven.

“Ja, leuk ja.”

De man die vroeger bij jou in de buurt de Donald Duck bezorgde, speelde vieze spelletjes met de buurtkinderen, en wurgde er ook twee. Op je achtste overleed je lievelingsopa plotseling toen de ouders van zijn tweejarige neefje kwamen vertellen dat hij was overleden aan de gevolgen van een bacteriële infectie; hij had iets van de straat gegeten. Je opa liep na het bericht naar boven en viel dood neer. Op de crematie stonden de grote en de kleine kist naast elkaar. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

“Ja, wrange verhalen, maar goed, zo maakt iedereen weleens wat mee toch? Ik was laatst bij die meneer Genee te gast (Wilfred Genee – red.), en die had het net meegemaakt met zijn eigen moeder. Die viel van de trap en raakte bewusteloos. Zijn vader dacht dat ze dood was, kreeg een hartinfarct en stierf. Dus hij was totaal gebiologeerd door mijn verhaal. Terwijl de manier waarop mijn opa is gestorven voor mij geen traumatisch iets was.”

De tekst gaat onder de foto verder.

bron: frank ruiter

Daarna ging je wel overdreven vaak je handen wassen. Zelfs een boterham raakte je niet meer met je vingertoppen aan, maar klemde je tussen je vingers.

“Ja, voor een kind maakt dat natuurlijk indruk. In ieder geval als je daar gevoelig voor bent, zoals ik. Maar ja, ik heb weet ik hoeveel van dit soort dingen meegemaakt. Ik heb mensen onder auto’s zien lopen, ik was bij dat drama op Zandvoort toen die coureur over de kop ging en zijn auto in de fik vloog. Van dichtbij stond ik te kijken hoe die vlammenzee aan de gang ging. Sindsdien ben ik ook niet meer naar het autoracen gegaan, terwijl ik het altijd hartstikke leuk vond.”

Je bent een leedmagneet, staat in je boek. 

“Ja dat is heel gek.”

Maar zijn al die dingen, zoals het wurgen van de Donald Duck-bezorger, geen reden geweest om bang te worden?

“Ik denk het niet. Want gek genoeg maakt het niet zo veel indruk. Ik heb wel een ongehoord goed geheugen voor dit soort lugubere gebeurtenissen. De zoon van deze Donald Duck-man heeft later precies hetzelfde gedaan, die is opgepakt op de camping omdat hij ook twee mensen heeft vermoord. Dat soort dingen volg ik op de voet.

“Mijn fascinatie voor onderwereldfiguren gebruik ik vooral in mijn werk. Zoals voor Trecx (een zesdelige sketchseries op Amazon waarin Romeyn de sleutelfiguur is, met bijdragen van onder meer Arjan Ederveen, Ton Kas en Herman Koch – red.). Daarin zit bijvoorbeeld een scène over een kerstdiner, waarbij ik me Holleeder voorstel als de man des huizes, die zijn kind ongeduldig en licht-explosief fatsoensnormen probeert bij te brengen. Ik ben ook bij veel van zijn verhoren in de bunker geweest. En dan zie je de twee gezichten van Holleeder heel duidelijk. Die man is ook ongehoord geestig, en probeert heel fatsoenlijk te doen met edelachtbare dit en dat. Terwijl 

ik denk: hoeveel heb je er nou neergeknald, klootzak. Mateloos fascinerend vind ik dat.”

Holleeder werd mishandeld door zijn vader. Zou hij zijn angst ook omgezet hebben in gedrag waarmee hij de bovenliggende partij wordt?

“Ja, daar kan ik me wel iets bij voorstellen. En dat is iets wat ik zelf ook wel ken. Als je denkt: jezus, ik ben te verlegen of te benauwd, draai je het om door juist enorm tekeer te gaan. O man, ik heb die angsten nog steeds. Als ik het podium op moet bijvoorbeeld. Daarom speel ik ook geen toneel meer. Dan zit ik ’s ochtends al in de rats, en denk ik de hele dag: o fuck fuck fuck. Uiteindelijk, als ik er sta, gaat het meestal wel goed. Als je eenmaal het podium bent opgegaan, heb je in ieder geval je vlaggetje al op de Himalaya gezet, en dan kan je niet meer terug. Nu moet je er wat van maken, Romeyn, denk ik dan. En dan krijg je een soort overcompensatie, en ga ik enorm de lolbroek uithangen.”

Wat je ook doet op het moment dat je door de politie wordt opgepakt. In plaats van dat jij de angstige wordt, ga je je gedragen als een explosieve mafkees en word je de bovenliggende partij.

“Ja. Zij komen als een autoriteit uit zo’n autootje, en ik ben de kwetsbare, want zij staan als een soort leeuw voor je om dat prooitje te pakken te krijgen. En dan moet je gewoon het spel spelen. Eerst voel je je nog een beetje bedremmeld: jaja, ik snap precies wat u wil, ja, nee, ik heb affiches geplakt. En als het wordt: ga jij maar mee, gozer, dan ga ik ineens helemaal los. Dat is het spel.”

Tegenwoordig zie je veel gescheld en kwaadheid in het debat. Denk je dat daar ook angst onder zit? 

“Ja. De burgertruttigheid van tegenwoordig is ook gewoon angst. Het lijkt soms wel of we weer in de jaren vijftig leven. En hoe angstiger mensen worden, hoe meer ze in hun schulp kruipen, als een marmot die in een kistje zit. Die verschrikkelijke vertrutting is gewoon pure angst. 

“Het programma Khalid & Sophie vroeg laatst of ik te gast wilde zijn, want ze gingen het hebben over ontregelen op tv, en de vraag was of ik dan iets wilde komen ontregelen. Oké, dacht ik, dan ga ik zo’n wee Claudia de Breij-achtig nummer zingen à la Als de oorlog komt, mag ik dan bij jou? en dan flikker ik tijdens dat lied opeens van die kruk dwars door het drumstel heen, waardoor die gitarist ook tegen de grond klapt, en dan begin ik die ongenadig verrot schelden. Waar het publiek dan een beetje besmuikt getuige van is. Maar dat vonden ze te kort dag. Desondanks wilden ze me wel nog in de uitzending hebben, maar dan moet je eerst door zo’n voorgesprek met een jong meisje van de redactie heen. Al die programma’s willen tegenwoordig een voorgesprek – over angst gesproken. Ik zei: man, het komt goed, ik ga heus niet Heil Hitler roepen, maar dan blijft zo’n meisje met d’r Gooise r zeggen: ‘We zouden het toch wel heel erg prettig vinden als u zich aan het voorgesprek zou willen houden, zodat we weten wat je precies gaat doen.’ ‘Weet je wat het is’, zei ik, ‘beschouw dit gesprek maar als ontregelend voorgesprek.’ De volgende dag werd ik teruggebeld: ‘Hallo, met Josien, jij had gister mijn collega aan de telefoon, we gaan toch iets heel anders doen vanavond.’ Ik zeg: ‘Hartstikke bedankt voor de energie en de tijd die ik erin heb gestopt.’

“Bij De Wereld Draait Door was dat standaard het verhaal. Dan zat je in de taxi daarnaartoe en dan ging het toch niet door. Er heerst een soort rare arrogantie, je mag blij zijn dat je er zit.

“Ik heb ook weleens ruzie gehad in zo’n voorgesprek. Dat hele programma duurt nog geen uur, maar dan zit je drie kwartier met zo’n type aan de lijn. ‘Hoe is het nou om bekende Nederlander te zijn?’ ‘Ach, dat is iets wat me niet zo interesseert, ik wil gewoon de dingen maken die ik leuk vind,’ antwoordde ik. ‘Daar geloof ik dus echt helemaal niks van,’ zei de jongen aan de andere kant van de lijn. ‘Dan geloof je dat niet,’ zei ik, ‘ik hou er gewoon niet zo van om op rode lopers te lopen.’ ‘Hm, gelooft u dat zelf?’ Ik zeg: ‘Hé gozer, volgens mij hebben we het nu wel een beetje gehad.’ In het latere interview in het programma Nooit meer slapen is er niets van het hele voorgesprek teruggekomen.”

Twee jaar geleden zei je in een interview dat ze je op televisie niet meer moeten. Komt dat door je opstandige gedrag?

“Ja, dat heb ik zelf veroorzaakt. Daarom ben ik steeds meer zelf dingen gaan initiëren. Toen Amazon belde of ze de oude afleveringen van Jiskefet mochten uitzenden, blufte ik: ‘Je mag het hebben, maar dan wil ik vijf nieuwe programma’s maken.’ En toen zei Amazon tot mijn verrassing: ‘Waarom maak je er geen zes?’ En die serie is volgens mij steengoed geworden. En dat boek was ook geestig om te doen; in coronatijd was er toch niet veel te doen. Maar zo gaat het dus een beetje. Je moet elke keer weer zelf bedenken: wat zullen we nou weer eens verzinnen?”

Is een cabaretcarrière, met een kalmerend tabletje onder je tong voor je angsten, nog een idee?

Zet Paul van Vliet-achtige cabaretstem op: “Ik weet het nog als de dag van gisteren. Er stond een meisje, het was ons buurmeisje, Anneke. En Anneke werd altijd gepest op school. Anneke was anders dan de andere kinderen. Op een dag schoten we de bal van de ene tuin naar de andere en daar stond Anneke in haar gele jurkje – ik zal het nooit vergeten – te kijken naar een boom. Ik denk: wat doet ze nou toch voor die boom? Er is verder niks te zien. Maar dan zie ik aan haar kleine schoudertjes een klein licht hikje. Ze stond te huilen, tegenover die boom. Ze had geen vriendjes, ze had eigenlijk helemaal niets…” Breekt los in zang. 

Als je eenmaal gewend bent je eigen dingen te maken, zoals Jiskefet, ga je daarna niet zo makkelijk in het keurslijf van een of andere soap acteren

Dan: “Nee, ik moet daar niet aan denken. Het klinkt wat badinerend, maar dan zitten daar van die mensen met een abonnement in de zaal. En zie je van die windjacks naar binnen komen. Ik zag laatst een theaterregistratie van Hans Teeuwen en dan denk ik: jeetje Hans, is dit nou jouw publiek? Daar zitten allemaal van die grijze, dikkige mannetjes met een vrouw die ook naar de kapper is geweest. Jezus man, daar moet toch een soort rock-’n-rollpubliek zitten. Maar volgens mij bestaat dat hele rock-’n-roll niet meer. De ruigheid uit mijn punktijd was echt een bruisende aangelegenheid, daar werden dingen door uitgevonden. Maar dat is niet meer.”

Waardoor is het saaier geworden, denk je?

“De angst regeert. Mensen zijn net als zo’n grote wolk spreeuwen: ze maken allerlei vormen door de lucht, maar ze zweven toch allemaal elke keer weer achter elkaar aan. Als je wat recalcitranter en tegendraadser bent, zoals ik, heb je een lastiger leven. In de windtunnel ben ik de eerste die zijn oren verliest. De mensen achter me kunnen gewoon een beetje meelullen terwijl ik de aardappels uit het vuur haal.”
Zet zeikstem op: “‘Ik vond die ene act van je gewoon niet zo grappig.’ Wat kan mij dat nou schelen! Ach hoor mij nou, weet ik veel.”

Jij werd vroeger ook wel ‘het matras’ genoemd.

“Het Gooise matras.”

Meer vanwege je verregaande luiheid.

“Ja, maar ik moet je eerlijk zeggen dat ik nu juist enorm veel energie heb, ik weet niet wat het is. Alleen vraag je je op een gegeven moment af: why? Waarom zal ik het elke keer weer proberen? Ik kan goed tekenen, ik heb ooit eens een boek geïllustreerd. En dan zit je met je tong uit je bek die dingen te tekenen, en daarvoor krijg je dan 100 euro. Dat is totale armoede. Dan moet je wel totaal geobsedeerd zijn door dat tekenen. Ik kan het wel opbrengen, maar op een gegeven moment word ik ongedurig en denk ik: wat zit ik hier te doen?”

En krijg je nog wel schnabbels aangeboden?

“Niets. Ik dacht dat dat na het verschijnen van mijn boek misschien een beetje zou gaan lopen, maar nee. Ik zei tegen mijn vrouw Lily: it’s the story of my life. Ik heb ooit een dichtbundeltje uitgebracht, Oboema op een brommer. Het personage Oboema, dat ik in Jiskefet speelde, was op dat moment heel populair. Ik heb nog bij De Wereld Draait Door gezeten en schreef me in bij zo’n sprekersbureau. Dan kan ik leuk door het land met mijn bundeltje, dacht ik. Nooit iemand die überhaupt ooit een aanvraag heeft gedaan, never, nooit, nada nul. Ik hoop dat mijn boek niet hetzelfde lot beschoren is. Ik hoor wel dat iedereen die het leest er zeer positief over is. Die serie Trecx voor Amazon is ook behoorlijk geestig geworden, maar daar hoor ik niks over, want Amazon doet niet aan kijkcijfers, dat houden ze geheim voor de concurrent.”

Zou je liever Herman Koch zijn, die met zijn boeken een miljoenenpubliek bereikt? Je hebt weleens gezegd, toen jullie na de musical Goeiesmorgens waren opgelicht: “Dan zie ik Herman Koch zo omhoog knallen, en dan denk ik weleens: godverdomme, ik sta zonder benzine en bij hem komt de ANWB telkens zijn tank volgooien.”

“Ik zou wel een kwartje Herman willen zijn. Maar verder niet hoor. We zijn belazerd met die twee musicals en dat was een heel heavy tijd. Ik had helemaal geen cent meer. Ik moest zelfs bijna mijn huis verkopen. Dat zijn toch wel periodes waarin je denkt: sodemieter, wat is hier allemaal gebeurd?! Het lastige is dat als je eenmaal gewend bent je eigen dingen te maken, zoals Jiskefet, je daarna niet zo makkelijk in het keurslijf van een of andere soap gaat acteren. Daardoor valt er ook veel werk af.”

Is het nog een idee om een sketchprogramma zoals Toren C te gaan maken voor de publieke omroep?

“Ik heb bij de VPRO voorgesteld om een nieuw programma voor ze te maken. ‘Ik zal het hier eens even rondvragen,’ kreeg ik als antwoord. Vervolgens werd ik niet meer teruggebeld. Na een tijdje belde ik zelf maar weer om te vragen of ze nog geïnteresseerd waren. ‘Ik heb het hier rondgevraagd, maar nee, we zijn absoluut niet geïnteresseerd,’ kreeg ik te horen. 

“Het zal wel. Ik moet tegenwoordig vaak denken aan een liedje van de band Tuig, geschreven door Rob Chrispijn, de schrijver van Herman van Veen. Ik ben heel slecht in teksten onthouden, maar deze tekst ken ik nog altijd letterlijk uit mijn hoofd. Het gaat als volgt: 

“Mijn wereld is drie meter lang/ er zijn van die dagen dan ben ik zo bang/ dan denk ik dat dat erg is/ en dat ik hierboven zoveel mis,/ maar mijn wereld is geen gevangenis/ en de wereld is groot, zo groot als je hoofd/ en God zij geloofd, ik heb een groot hoofd./ Soms vult mijn hoofd het hele heelal,/ dan zie ik sterren overal, dan zie ik lichtjes bovenal.

“Het is een beetje hetzelfde als de Duitse uitdrukking: Die Gedanken sind frei. Dat vind ik ook een bevrijdende tekst. In je hoofd kun je alles denken wat je wil, zonder dat iemand je erom gaat haten. Daarom is die bank hier in de woonkamer ook helemaal te gek. Dan ga ik daar liggen en kijk naar de mooie blauwe lucht. Ik zie die wolken en vogels langskomen en denk: dit is te gek man. Daar kan zelfs geen schilderij van David Hockney tegenop. En dan kan ik heel makkelijk denken: ik ben gewoon een soort Swiebertje, niet meer dan dat. Maar wat kan mij het allemaal schelen man, dood ga je toch.”