Spring naar de content
bron: anp

De biografie die Philip Roth wilde

Onlangs verscheen de biografie van de Amerikaanse schrijver Philip Roth (1933 – 2018). Hij schreef een aantal briljante boeken, maar in zijn privéleven – vooral in de omgang met vrouwen – liet hij steken vallen. Maar de biograaf, door Roth zelf geïnstrueerd, praat diens feilen goed. Het wachten is op een echt onafhankelijke levensbeschrijving.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Herman Stevens

Toen Philip Roth eind 2012 aankondigde dat hij stopte met schrijven, steeg er wereldwijd een gejammer op. Het publiek wilde meer. De schrijver was sinds het midden van de jaren negentig op de toppen van zijn roem en er waren ieder najaar critici die inzetten op een Nobelprijs voor Roth, want hij was de grootste Amerikaanse schrijver, wiens boeken al sinds Portnoy’s Complaint (1969) rumoer, schandaal en applaus opriepen. Veel lezers hoopten dat Roth het schrijven niet kon laten. Na een paar jaar stilte zou hij vast met een nieuwe dikke roman à la American Pastoral komen, ook al was hij op dat moment al bijna tachtig jaar oud. Na het voltooien van zijn laatste novelle Nemesis had de schrijver al zijn boeken herlezen, een stapel van meer dan dertig titels, en hij vond het mooi geweest. Zijn grote voorbeeld, Saul Bellow, had aan het eind een paar mindere romans geschreven en dat wilde Roth niet laten gebeuren.

Het is een intrigerend beeld: Roth die in zijn pied-à-terre in Manhattan, in zijn Eames-fauteuil, zijn hele oeuvre herleest. En het zo goed vindt dat hij zijn pen voorgoed neerlegt. Het is ook een intrigerend verhaal omdat Roths oeuvre nogal wat mindere plekken kent. Roth is altijd een schrijver geweest die zich via minder geslaagde boeken naar zijn meesterwerken toe schreef.

Wanneer een schrijver er na zijn dood niet meer is om zijn werk te verdedigen, vallen die mindere titels vanzelf af. Dat is de reden waarom Roth de wereld liet weten dat hij alles had gelezen en alles goed vond. Om te voorkomen dat lezers andere conclusies zouden trekken. In Blake Bailey’s recent verschenen, door Roth geautoriseerde biografie zien we hoeveel moeite en geld Roth ervoor over had om zijn reputatie als man en als schrijver hoog te houden.

In 1959 trok Roth meteen de aandacht met zijn debuut, de verhalenbundel Goodbye, Columbus, die een grote prijs won. De titelnovelle is een schitterend verhaal van een zomerliefde die Roth zelf had beleefd. Het wordt vaak omschreven als een satire, want er lopen nogal wat burgerlijke types in rond. Maar dan zou De avonden ook een satire zijn. Wie het nu leest, ziet vooral het verhaal van de mooie, sportieve Brenda, die zich rustig in het zwembad laat bepotelen door Roths norse alter ego Neil. Brenda is een lot uit de loterij; ze zorgt ervoor dat Neil bij haar thuis kan logeren zodat ze elke nacht seks hebben terwijl de rest van de familie ligt te slapen. En toch is hij niet tevreden. Hij vindt haar en haar familie nouveau riche, joden die bezig zijn op te gaan in de American Dream, terwijl hij nog buiten de poort van de welvaart staat. Hij verzet zich. Daarom zegt hij telkens van die nare ongeduldige dingen tegen haar. Maar misschien ook omdat hij een afsplitsing is van Philip Roth, voor wie vrouwen altijd als het gevaar worden afgeschilderd.

Na Goodbye, Columbus schreef Roth een paar saaie romans, alsof hij het braafste jongetje van de klas wilde zijn. Zijn grote internationale doorbraak kwam pas tien jaar later met Portnoy’s Complaint (1969), de roman die na al die jaren nog steeds beroemd is om de scene waarin Portnoy een plak lever uit de ijskast haalt om zich mee af te trekken. Portnoy’s Complaint veroorzaakte een grote sensatie. Niet alleen door de seksuele passages, maar ook doordat die vaak in de sfeer van etnische stereotypes werden getrokken. Alexander Portnoy groeit op in een warm, beklemmend joods gezin en hij wil eruit. Hij wil met niet-joodse meisjes neuken. De fantasieën over de all-American ‘shiksa’s’ van wie zijn ouders hem wilden weghouden, gaven zoveel aanstoot dat The New York Times er een redactioneel commentaar aan wijdde.

Portnoy’s Complaint is een van die romans waarvan de ware aard door het schandaal werd overschaduwd. “Mensen lazen het als een bekentenis vermomd als roman,” zei Roth later. “Maar het is een roman in de vorm van een bekentenis.” Hij was op het idee gekomen door het lezen van Kafka’s ‘Brief aan mijn vader’, waarin Kafka erkent dat al zijn werk eigenlijk gaat over zijn angst voor zijn vader. Roth hoefde daar maar zijn moeder voor in de plaats te zetten en hij kon beginnen. Het boek liet ook al een van de kenmerken van deze romanschrijver zien. Bij Roth doet de vorm van de roman er niet zoveel toe. Het is de mal waarin hij zijn verhaal giet, en voegt weinig toe aan de betekenis. Voor Roth is de toon het bepalende element. We kunnen niet in de notulen van het Nobelprijs-comité kijken, maar het is niet uitgesloten dat een doorslaggevend aantal juryleden dit ieder jaar weer een manco vond.

Portnoy veranderde Roths leven. Niet alleen sprak iedereen in de stad hem op straat aan met een of andere grap over aftrekken (“Hey, Portnoy, give it a rest!”). Het boek maakte hem ook een vermogend man. Nog voor het boek in de winkels lag, ontving de schrijver een cheque van wat nu anderhalf miljoen dollar zou zijn. En dat was nog maar de voorverkoop. De rest van zijn leven kon Roth schrijven wat en hoe hij wilde, want de vermogensbeheerders hielden hem uit de wind. Zeker naarmate hij ouder werd, was Roth een uitzonderlijk genereuze man, die rustig cheques van tienduizend dollar (of een veelvoud daarvan) schreef als een vriend of vriendin krap zat. Lisa Halliday kennen wij van haar recente debuut Asymmetry, waarin een sterk op Roth lijkende oude man een jonge vrouw inpalmt. In Roths laatste schrijvende jaren bracht zij soms wat tijd met hem door als een soort all-American geisha, en daarom betaalde hij haar studieschuld af. 

Na Portnoy’s Complaint kon Roth schrijven wat en hoe hij wilde, want de vermogensbeheerders hielden hem uit de wind

Financiële zekerheid betekende niet dat Roth het rustig aan ging doen. Hij werd veertig in 1973, het jaar dat hij zijn compound in de bossen van Connecticut kocht die voortaan zijn klooster zou zijn, twee uur rijden van New York. We kennen het huis uit de documentaire Op afstand van Michaël Zeeman. Er was een werkkamer met een lessenaar waar hij stond te schrijven, en nog een apart schrijfhuisje, mocht hij een kleinere ruimte om zich heen willen hebben. Oude bomen om het huis. In de jaren tot zijn zeventigste zou hij daar iedere twee jaar een nieuw boek schrijven, wat betekende dat hij al aan iets nieuws werkte tegen de tijd dat het vorige uitkwam. Roth was een driftig herschrijver; van elk boek schreef hij makkelijk vijf versies, en de energie, gedrevenheid en discipline die dit werk moet hebben vereist is ontzagwekkend. Roth werkte elke dag, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Schrijven is fysiek best zwaar en Roth had sinds zijn diensttijd een verruïneerde rug. Naarmate hij ouder werd, had hij steeds meer pijnstillers en pepmiddelen nodig.

In de jaren zeventig begon Roth een relatie met de Britse actrice Claire Bloom, met wie hij langer samen zou zijn dan met enige andere vrouw. Toch eindigde de relatie na twintig jaar met een bittere vechtscheiding en een vernietigend tell-all boek van Bloom. Zij behoorde tot de theater-aristocratie van Londen. Op haar eenentwintigste had ze tegenover Charlie Chaplin gespeeld. Roth en Bloom hadden afgesproken een deel van het jaar in Londen door te brengen, waar de schrijver meteen een studio huurde om zijn straffe werkschema voort te zetten. Het vreemde is dat de schrijver er op foto’s samen met Bloom altijd ongemakkelijk uitziet. Alsof hij plotseling weer Neil is bij Brenda thuis, waar hij zich als de ideale schoonzoon moet gedragen. 

Bloom had een dochter uit een eerder huwelijk en Roth kon het kind niet uitstaan. Hij wilde dat ze zo snel mogelijk het huis uit ging, zodra ze achttien was. Hij werd doodzenuwachtig van de manier waarop moeder en dochter met elkaar omgingen. Toch trouwden Bloom en Roth, nadat hij een zware bypassoperatie had ondergaan, omdat hij dankbaar was dat hij nog leefde. De echtelijke staat was alles wat hij nodig had om in te zien dat hij haar gezelschap eigenlijk niet verdroeg, en na vier jaar waren ze gescheiden. Uit haat vroeg hij een torenhoge schadegoeding voor alle uren dat hij haar had geholpen bij het leren van Tsjechov en andere stukken. Een jaar later sloeg Bloom terug met Leaving a Doll’s House, het boek waarin ze liet zien wat een akelige dwingeland Roth eigenlijk was. Het boek werd overal besproken, want iedereen wilde wel lelijke dingen lezen over de auteur van Portnoy, en het werd goed verkocht.

Roth was razend. Hij schreef een weerwoord van bijna driehonderd pagina’s waarin al haar beschuldigingen minutieus werden ontkracht. Hij had al een contract getekend bij een uitgever en had voor veel geld een team juristen het manuscript laten napluizen op uitlatingen waar Bloom hem op zou kunnen pakken. Uiteindelijk kon hij ervan worden overtuigd dat hij zijn wraakoefening beter ongepubliceerd kon laten. Anders werd het een moddergevecht. Het is een interessante episode. We verwachten van een romanschrijver enige mensenkennis, maar Roth leek vaak niet door te hebben hoe hij zichzelf in de nesten werkte. 

De tekst gaat onder de foto verder.

Michaël Zeeman op bezoek bij Philip Roth

Zoals wel meer schrijvers had Roth de gewoonte om zijn schrijfplek te omringen met aanmoedigingen aan zichzelf. De leuze die hem lang het meest inspireerde was ‘Let the repellent in.’ Verwelkom het afstotelijke. Deze gedachte schuilde al in de onaardige manier waarop Neil omgaat met Brenda in Goodbye, Columbus en in de plak lever die Portnoy uit de ijskast haalt. In zijn meesterwerk Sabbath’s Theater (1995) bracht Roth dit motto naar een extatische hoogte. Zeggen dat er in deze roman geen normaal mens voorkomt is een understatement. Mickey Sabbath is een uitgerangeerde poppenspeler die rouwt om zijn gestorven seksmaatje Drenka, een Kroatische nymfomane op wier graf hij zich aftrekt. Dat is nog eens wat anders dan een plak lever. Hij rouwt ook om zijn broer Morty, die lang geleden in de oorlog tegen Japan sneuvelde. En hij rouwt om zichzelf en de naderende ouderdom. 

Sabbath werkte ooit aan een universiteit, maar na een akkefietje met een studente is hij ontslagen. Hij is teruggekeerd naar de natuurlijke staat. Hij leeft geheel op zijn instincten, die vooral gaan over seks, want hij vreest de eenzaamheid van de dood. Die angst moet geblust met zaad. Sabbath’s Theater is Roths grote roman over het accepteren van de sterfelijkheid, door de dood te schofferen. Opnieuw is het een roman die het geheel moet hebben van de toon. Sabbaths virtuoze woordenstroom is alleen te vergelijken met James Joyce, alleen dan beter, geestiger, harder, geheel van onze tijd. Het is met afstand Roths beste roman, en het begin van een zegetocht die uniek is in de literatuur. Een man van tegen de zeventig die in vijf jaar tijd vier dikke romans schrijft, waaronder ook het gevierde American Pastoral (1997). 

Ook omdat Saul Bellow en John Updike tegen die tijd wel zo’n beetje waren uitgeschreven, vestigde de American Pastoral-trilogie Roths naam als de schrijver bij wie je moest zijn voor grote Amerikaanse literatuur. Afgezet tegen de eerste helft van Roths oeuvre is het intrigerend om te constateren dat American Pastoral zich afspeelt in de wereld van de geassimileerde joden. De held wordt zelfs de Zweed genoemd, omdat hij er totaal niet joods uitziet, lang en blond. Net als de vader van Brenda is hij een geslaagde zakenman. Alleen ontdekt hij dat er niets klopt van zijn optimistische American Dream. Zijn vrouw is overspelig en zijn dochter is een terrorist – althans, zo zouden we het nu noemen. Zijn geboortestad Newark wordt verwoest in rassenrellen.

Deze sombere blik op Amerika kreeg in 2004 nog een dystopische draai met The Plot Against America, een alternatieve geschiedenis waarin een populistische dictator in de jaren veertig de presidentsverkiezingen wint op een programma van America First, antisemitisme en goede relaties met Hitler-Duitsland. Na de verkiezingswinst van Donald Trump leek Roths roman wonderlijk profetisch.

Resteert Blake Bailey’s biografie, die al controversieel was voor de 900 pagina’s tellende turf in de boekhandel lag. Fans die hadden gehoopt dat Roth nog één monumentale roman zou schrijven, na de weinig bemoedigende dunnetjes van zijn laatste schrijvers-jaren, wisten niet dat de schrijver in die jaren bezig was zijn biografie te organiseren. Hij zocht een biograaf in zijn vriendenkring, hij ordende zijn papieren, hij stelde lijsten op van mensen uit zijn verleden die een biograaf moest spreken, en wat die hun moest vragen. Het liefst had hij het boek zelf geschreven. Hij schakelde een dure advocaat in om een andere, hem onwelgevallige biograaf dwars te zitten. Hij faciliteerde ook een boek over zijn werk, geschreven door Claudia Roth Pierpont. Geen familie, maar wel een goede vriendin, die uitvoerig werd gebrieft. Hij had uitgebreide dossiers over zijn twee huwelijken, twee keer een waterdichte verdediging van zijn gedrag. Een biograaf hoefde Roths versie van de geschiedenis alleen maar over te nemen. Dat was de biografie die Roth wilde. Dat is geen goed recept.

Blake Bailey had al een schitterende biografie geschreven van de koning van het korte verhaal, John Cheever, die zijn hele leven probeerde een traditionele WASP te zijn. Daarom was er enige verbazing dat Roth voor deze biograaf koos, en niet iemand met een joodse achtergrond. Het past uitstekend in Roths weigering zich te afficheren als een joods-Amerikaanse schrijver. Hij was gewoon een klassieke Amerikaanse schrijver. Dat was de ontwikkeling die hij had doorgemaakt. Roth en Bailey voerden lange gesprekken, en we mogen ervan uitgaan dat een groot deel van het boek al op papier stond voordat Roth in mei 2018 aan hartfalen overleed. 

Een biograaf hoefde Roths versie van de geschiedenis alleen maar over te nemen. Dat was de biografie die Roth wilde. Dat is geen goed recept

Een echt onafhankelijke, kritische biografie is het daarom niet geworden, en het ontgaat een lezer niet dat Bailey er best een klus aan heeft om Roths opdracht uit te voeren. Aan de ene kant verdedigt hij Roth tegenover Blooms A Doll’s House en aarzelt hij niet om de actrice neer te zetten als een vrouw die zich wentelt in haar slachtofferrol. Aan de andere kant beschouwt Bailey het ook als zijn taak om elke vrouw die Roth in bed heeft gesleept een naam en een rugnummer te geven. En net als Roth Pierpont anticipeert hij ook op aantijgingen van misogynie door vaak te vermelden dat een aantal van die vrouwen later toch goede vrienden werd met de schrijver, wat nogal contraproductief is. 

Het is niet zo moeilijk om te zien dat Roth een man was die het nodig had om vrouwen te veroveren, niet alleen voor de liefde, maar ook omdat hij graag boven aan de pikorde stond. Zijn pik is zijn grootste liefde. Dat geldt voor veel mannen, maar hij kwam er rond voor uit. Ook in zijn romans. Daarin was hij een man van zijn tijd, de jaren zestig en de seksuele revolutie, geïnterpreteerd als een paradijs voor mannen. Maar met vrouwen die geen eisen aan hem stelden kon hij het goed vinden, ook als er geen seks meer speelde. Bailey’s ijver om de schrijver vrij te pleiten geeft de biografie iets krampachtigs. Dat had hij kunnen voorkomen door pas na 2018 te beginnen, zonder de dwingende ogen van Roth in zijn rug.