Spring naar de content

Wat doen we met Geert?

Dit voorjaar, en vermoedelijk lang daarna, komt er een kabinetsformatie die haar weerga niet kent. Want wie wil regeren met de PVV van Geert Wilders, die waarschijnlijk opnieuw de tweede partij wordt? Het CDA? ‘De wond uit 2010 is nog maar deels geheeld,’ weet CDA-prominent Jack de Vries.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

In een scenario kunnen VVD, CDA en PvdA meer dan tachtig zetels halen, maar dan moet de PVV van Geert Wilders verliezen en kleiner worden dan de nummers twee en drie. Alleen dan kan Wilders genegeerd worden voor welke onderhandeling dan ook. Maar die kans lijkt klein. De PVV staat al tijden op negentien tot drieëntwintig zetels, plek twee, pal achter de VVD. Nu was deze situatie na de verkiezingen van 2017 precies eender en werd de PVV uiteindelijk gepasseerd bij de kabinetsformatie, maar de grote vraag wordt of Rutte cum suis zich dat anno 2021 nog eens kunnen veroorloven. Ook dat lijkt stug. Dus, wat doen zij straks met Geert?

Voor menig VVD’er is diens voornaam nog immer voldoende om vlekken in de nek te genereren. Geert, dat is die knaap die in 2004 het eigen, liberale nest verliet en danig bevuilde omdat de partij in zijn ogen niet kritisch genoeg was over de uitwassen van de (politieke) islam, waarvoor eerder Pim Fortuyn en Theo van Gogh hadden gewaarschuwd. Geen cent gaven de liberalen onder leiding van Jozias van Aartsen voor zijn nieuwe, opgerichte partij, de Partij voor de Vrijheid (PVV). Een inschattingsfout van jewelste, zo bleek al bij de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen, die van 2006, toen de PVV binnenkwam met negen zetels. 

Vijftien jaar later is de PVV de op een na grootste partij van het land, dicteert fractieleider Wilders de politieke agenda, is hij in de Kamer eigenlijk de enige, misschien nog met Lodewijk Asscher, die Mark Rutte in het een-op-eendebat aankan. Even leek de PVV last te krijgen van Forum voor Democratie, dat aanvankelijk werd beschouwd als de nettere variant van de PVV waar zelfs intellectuelen van naam (Paul Cliteur, Paul Frentrop) zich aan verbonden. Maar Geert bleef kalm, ook toen Forum in 2019 bij de Provinciale Staten-verkiezingen de grootste werd op de uiterste rechterflank. De rest is geschiedenis. Baudet fakkelde zichzelf in hoog en verwoestend tempo af. Wilders’ ster begon opnieuw te fonkelen.

In de VVD vind je nu geen mens die iets wil zeggen over hoe straks met het fenomeen om te gaan. Zelfs erelid Hans Wiegel zwijgt (‘daar heb ik mijn redenen voor’), al maakte hij in 2006 duidelijk dat de VVD te sterk van haar koers was afgeweken onder de Paarse kabinetten en dat men Geert Wilders nooit had moeten laten gaan. Ook later in zijn Telegraaf-columns maakt hij er geen enkel geheim van een groot bewonderaar te zijn van Wilders. In de vorig jaar verschenen Hans Wiegel – De biografie (inmiddels vijfde druk) stelt auteur Pieter Sijpersma dat volgens Wiegel de meeste Nederlanders in wezen een behoudend volk vormen ‘met een sterk verlangen naar zekerheid’ dat ‘materialistisch van inslag’ is. Dat impliceert dat de meeste politieke macht rechts van het midden ligt. De VVD doet er weliswaar goed aan bij tijd en wijle naar het centrum over te hellen, maar haar basis ligt op rechts. Dat deel mag nooit verwaarloosd worden. Daar is Wiegel volgens Sijpersma rotsvast van overtuigd. Precies dat is gebeurd, ten tijde van Paars. Het gat dat de VVD toen op rechts heeft laten vallen, is achtereenvolgens gevuld door Fortuyn, Wilders en Baudet. Hun succes ziet Wiegel als een bevestiging van zijn gelijk.

Misschien zit het ongemak ook niet zozeer bij de VVD, want als de verkiezingsuitslag straks dermate duidelijk is dat VVD en PVV de grote winnaars zijn, dan zal het gemor in de VVD-achterban – immers van ongeveer dezelfde snit als die van de PVV – over een Rutte/Wilders-kabinet lang niet zo indringend zijn dat de partij het nodig acht daaraan een speciaal toestemmingscongres te wijden. Zoals het CDA dat in 2010 deed, toen die partij zelfs ten onder dreigde te gaan aan de discussie over de vraag die in dit verhaal centraal staat. Uiteindelijk kwam er een kabinet van VVD en CDA, met gedoogsteun van de PVV, maar Rutte I sneefde voortijdig en in het CDA bleef het nadien nog lang onrustig. De christendemocraten hebben met Wopke Hoekstra een nieuwe voorman die het, ondanks zijn aandeel in de toeslagenaffaire, vooralsnog redelijk doet in de peilingen. Heel voorzichtig groeit het optimisme over een kabinet Rutte-Hoekstra, maar naarmate maart 2021 dichterbij komt, doemt anderzijds ook het schrikbeeld van 2010 weer op, want de PVV is als tweede partij getalsmatig noodzakelijk bij die combinatie. Dus, wat doet het CDA nu met Geert Wilders?

Als het om een kabinet gaat, blazen de media met gretigheid het cordon sanitaire om Wilders heen op tot onneembare muren

Hans Hillen, oudgediende CDA

Ook bij de christendemocraten stuiten we voor de beantwoording van deze vraag aanvankelijk op een muur van zwijgzaamheid. Gelukkig is daar altijd nog oudgediende Hans Hillen, die die stilte wel weet te duiden. “Men wil de gelederen gesloten houden, mede gezien de scherpe reacties op de incidenten, zoals rond de lijsttrekkersverkiezing. Die opwinding was erg overdreven, als je zag hoe zorgvuldig iedereen binnenskamers het probeerde te doen. Maar ja, alles is emotie tegenwoordig. Beeldvorming regeert, feiten zijn bagatellen. Het CDA voert in de media daardoor een uphill struggle, in tegenstelling tot de amateurs van FVD, die maar even hoeven te piepen of de krantenpagina’s staan weer vol. JA21 is nog niets, maar wat een gratis reclame. Sylvana Simons krijgt straks vanuit Amster-dam een Kamerzetel cadeau, niet op basis van verdienste, maar op een cocktail van herrie maken en publi-
citeit krijgen.” 

Vorig voorjaar, aan het begin van de pandemie, blikte Hans Hillen al eens in HP/De Tijd terug op Rutte I.
“Ik heb geen enkele spijt van de samenwerking met de PVV. Het was een bewuste keuze, gegeven de verkiezingsuitslag, om zo aan de kiezers te laten zien of Wilders meer kon dan alleen wat roepen vanaf de zijlijn. Zeg maar om hem examen te laten doen in het dragen van regeringsverantwoordelijkheid. Ik heb maar van één ding spijt, en dat is dat het geen vier jaar heeft kunnen duren. Door de extra bezuinigingen halverwege de rit kon Wilders tamelijk schadevrij wegkomen en had Rutte de gelegenheid om het aangeslagen CDA te dumpen”.

En over Baudet: “Forum is zeker niet mijn partij, maar als de uitslag zou leiden naar samenwerking van CDA en Forum in een kabinet, dan moet het CDA dat serieus willen overwegen. Als je vertrouwen hebt in je eigen kracht, dan durf je dat aan. Politiek is niet voor bange mensen.”

Begin 2021 zegt Hillen over de PVV: “De Tweede Kamer gedraagt zich ten opzichte van de PVV tamelijk hypocriet. In de wekelijkse koehandel over wie welke moties steunt, wordt de PVV door vrijwel iedereen betrokken als het nodig is voor het halen van een meerderheid. Ook worden PVV-moties medeondertekend door woordvoerders van andere partijen. Op al die wekelijkse momenten is dus elke coalitie niet alleen bespreekbaar, maar zelfs aan de orde. Maar op het moment dat het gaat om formele samenwerking bij de formatie van een kabinet gaan bijna alle partijen ineens stijf achter een principieel muurtje staan. Ook de publiciteit accepteert deze dubbele moraal moeiteloos. Over het wekelijkse overspel hoor je nooit iets, maar als het om een kabinet gaat, blazen de media met gretigheid het cordon sanitaire om Wilders heen op tot onneembare muren. De PVV speelt het slim en professioneel. Niemand daar slaat trots op de trom dat die partij door de week normaal meespeelt in het machtsspel. Cicero zou zeggen: ‘cum tacent clamant’. Vrij vertaald: stilletjes hebben ze heel wat te zeggen.” 

Hillen zegt de angst voor de PVV niet te begrijpen. “Als je naar het Nederlandse politieke landschap kijkt, is de verdeling op de links-rechtsschaal al een jaar of zestig tamelijk stabiel. Partijen komen en gaan, groeien of krimpen, maar het kleurenpalet verandert niet fundamenteel. Waarom doet men dan alsof die kiezers van de PVV een gevaar vertegenwoordigen? Je kunt eerder zeggen dat CDA en VVD hun achterban op rechts grondig hebben verwaarloosd. Die ruimte heeft de PVV ingepikt. De VVD plus de CDA-partijen (ooit KVP, ARP, CHU – red.) hebben tot eind twintigste eeuw samen steeds 75 zetels of meer gehad. Dat de VVD en het CDA samen nu rond de vijftig zetels staan, zegt niet alleen iets over het succes van de PVV, maar ook over het gebrek aan kampioensvorm van die twee regeringspartijen. In het midden van de politiek zitten zo veel hengelaars op hetzelfde kluitje te vissen, dat hun snoeren met elkaar verknoopt raken. Een echte volkspartij heeft vleugels van links tot rechts en weet ook het vertrouwen breed vast te houden. Politieke programma’s boeien de mensen niet. Kiezers kijken wie ze denken te kunnen vertrouwen. Kijken met wie ze wat hebben. Dat is iets anders dan spreadsheets vol doorgerekende cijfertjes.”

Wat verwacht Hillen van de nieuwe leider Wopke Hoekstra? “Wopke heeft een electoraal brede potentie, maar het zal nog wel even duren voordat PVV-kiezers het honk verlaten waar ze zich begrepen voelen.”

Tegenover het betoog van Hans Hillen (en tevens dat van een Piet Hein Donner, een Mona Keijzer – die uit Volendam komt, waar de PVV de grootste partij is –, een Gerd Leers) staat een ‘nee’ tegen iedere vorm van samenwerking van het CDA met de PVV, of welke extreemrechtse club dan ook. Dit wordt verwoord door onder anderen Ernst Hirsch Ballin, Dries van Agt en de voormalige Kamerleden Ad Koppejan en Kathleen Ferrier. In 2010 was dit geluid er ook al. Nooit vergeet ik de bijdrage van Hirsch Ballin op dat roemruchte CDA-congres in Arnhem, toen hij zijn partijgenoten opriep tegen de gedoogconstructie met de PVV te stemmen. “Doe dit ons land niet aan, doe het de partij niet aan,” sprak hij geëmotioneerd. Anno 2021 staat dat ‘nee’ nog steeds overeind, ongeacht de uitslag van de verkiezingen. De aversie zat destijds diep. PVV’ers, heette het na de ervaringen bij de gedoog-constructie met Rutte I, wilden helemaal niet samenwerken en verantwoordelijkheid nemen. Zij wilden niks constructiefs, zegt CDA-coryfee Wim van de Camp in het boek Tand des tijds – Het CDA in de nieuwe eeuw van P.G. Kroeger, zij wilden alles kapot en iedereen tegen elkaar ophitsen. 

Wat is er anno 2021 over van die weerzin tegen de PVV, vragen we auteur P.G. Kroeger, historicus van huis uit met een voorliefde voor het CDA, ‘een club’ die volgens hem anders dan de beeldvorming doet vermoeden vol is van ‘kleurrijke mensen, verrassende omwentelingen en bijna wagneriaans drama’. Kroeger vindt de vraag niet zo relevant, want hij ziet het simpelweg niet gebeuren dat het CDA straks met de PVV om de tafel gaat zitten. In 2017 is dat evenmin gebeurd, en ook toen was de PVV de op een na grootste partij. “Wat wel relevant is,” vervolgt hij, “is dat sommigen binnen het CDA zo ontzettend blijven vasthouden aan de zogeheten Donner-doctrine,” vernoemd naar Piet Hein Donner, de geestelijke vader ervan. In zijn boek legt Kroeger die doctrine als volgt uit: “Door hen (de PVV dus – red.) in een coalitie mee te laten doen, zou je hun kiezers laten zien hen serieus te nemen, de in bestuurlijke loopbanen geïnteresseerden erbinnen inkapselen en de virulente ruziezoekers marginaliseren. Een ‘cordon sanitaire’ zou daarentegen het populisme bevestigen en groter maken.” 

Aanhangers van de PVV zijn veelal klassieke sociaal darwinisten, die geloven in het recht van de sterkste, de zuivere vertegenwoordigers van het menselijk ras

P.G. Kroeger, historicus

Maar het probleem van deze doctrine, aldus Kroeger, is nou juist dat zij degelijk onderbouwd lijkt, ‘maar in de politieke realiteit steeds sneuvelt’.

Het is volgens hem een groot misverstand te denken dat de kiezers van de PVV (maar ook die van bewegingen als destijds de LPF en Trots op Nederland, als het recente Forum, Ja21, Bij1, de Lijst Henk Krol of Splinter), daarnaartoe gaan omdat brave partijen zoals het CDA hen niet serieus nemen. Kroeger: “De nieuwe aanwas van de PVV bestaat helemaal niet uit teleurgestelde CHU’ers wier brief aan het partijbestuur niet vriendelijk genoeg beantwoord was. Dat zijn geen voormalige KVP’ers uit het zuiden die niets moesten hebben van protestante leiders als Jan Peter Balkenende en Sybrand Buma, en die in de eveneens katholieke, en uit het zuiden afkomstige Wilders een alternatief zagen. De kiezers die het CDA verlieten, gingen meestal niet naar de PVV, maar juist naar de VVD, naar GroenLinks, D66, naar de PvdA van Job Cohen en naar de SP. Ook bleef een groot deel van de CDA-kiezers bij verschillende verkiezingen gewoon thuis of we misten hun stem als gevolg van overlijden, een factor die nogal eens wordt vergeten in de analyses.”

Kroeger beweert dat de aanhang veelal bestaat uit mensen die helemaal niet serieus genomen wíllen worden door serieuze politici. “Het zijn veelal klassieke sociaal darwinisten,” schrijft hij in Tand des tijds. “Echte sociaal darwinisten geloven in het recht van de sterkste, van de ware, zuivere vertegenwoordigers van het menselijk ras.” En: “Sociaal darwinisme (–) wantrouwt alles en iedereen die de biologische zuiverheidsgedachte niet belangrijk vinden,” wantrouwt alles en iedereen die meer heil zien in polderen, compromissen zoeken, samenwerken; wantrouwt hen die de ‘gunfactor’ moreel hoogstaander achten dan de neiging tot fysieke dominantie.

Maar als die Donner-doctrine op drijfzand is gebaseerd, zoals Kroeger vindt, waarom wordt zij dan toch door niet de minsten in het CDA omarmd? Kroeger: “Het kenmerk van een doctrine is nu eenmaal dat ze wordt verkocht als iets waars, als een soort encycliek die ex cathedra is afgekondigd en onfeilbaar wordt geacht. Het is zo, omdat het zo is. En daaraan dient vervolgens streng vastgehouden te worden. Punt. Einde discussie. Dat de naamgever van die doctrine van origine een ARP’er is, vermag dan ook niet te verbazen.”

Maar die Donnerianen zijn toch niet zo gek om een spookredenering te volgen? En verbeelden we het ons, of zijn onder die aanhangers veel katholieken te vinden (Hillen, Keijzer, Verhagen, Leers)? Kroeger: “Dat is een interessante notitie, maar ik denk dat het niet zozeer een katholieke als wel een zuidelijke kwestie betreft. De secularisatie en ontzuiling zijn in het zuiden van Nederland veel later begonnen dan boven de rivieren. En het heeft zich daar ook beduidend langzamer voltrokken. In hun zoektocht naar een verklaring voor de ineenstorting van de zuilen past zo’n Donner-doctrine goed, onder het mom van: “De mensen die weglopen, moeten we terughalen, want ze horen bij ons. Iedereen hoorde toch altijd bij ons?” Het politieke landschap in het zuiden was natuurlijk heel lang zeer monochroom, vergeleken met de veelkleurigheid in de Randstad en elders.”

Resteert de vraag: wat gaat Wopke doen met Geert? Bij WNL sprak hij dat het verkiezingsprogramma van de PVV ‘geen aanbeveling’ is om vervolgens samen op weg te gaan. Geen aanbeveling, dat had stelliger gekund, al legden sommige media het uit alsof Wopke onder geen enkele voorwaarde met de PVV wil regeren. ‘Geen aanbeveling’ laat ruimte over die Hoekstra hard nodig kan hebben als de PVV bijvoorbeeld afgetekend tweede wordt, pal achter de VVD en ver voor het CDA. In hun verkiezingsprogramma wil de PVV vastgelegd hebben dat de drie grootste partijen (naar alle waarschijnlijkheid dus VVD, PVV en CDA) na de verkiezingen ‘verplicht’ met elkaar moeten onderhandelen over een nieuw kabinet. Zover zal het niet komen, maar de PVV na 2017 nog eens buiten de besprekingen houden, is evenzeer onverkoopbaar. 

Dat hele avontuur uit 2010 met de PVV is voor het CDA een open wond die de partij toen heeft gespleten

Jack de Vries, CDA-prominent

Met de opmerking van Hoekstra, noch met het aanhangen dan wel het verwerpen van de Donner-doctrine is het PVV-probleem voor het CDA opgelost. Hooguit staat het voorlopig geparkeerd op een plek in de luwte. Helemaal gerust zullen ze er bij het CDA niet op zijn. Of, zoals partijprominent Jack de Vries het omschrijft: “Dat hele avontuur uit 2010 met de PVV is voor het CDA een open wond die de partij toen heeft gespleten, en die onderlinge verhoudingen op scherp heeft gezet. Die wond is nog maar deels geheeld. Toen vorig jaar in Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant het CDA samen met Forum aan de onderhandelingen begon, laaide de discussie over wel of niet meeregeren met dit soort partijen meteen weer in alle hevigheid op. Er is toen ook terecht helder gemaakt dat dit landelijk niet aan de orde zou zijn. Het CDA wil juist als middenpartij verbinden en niet polariseren. Programmatisch past het gewoon niet bij elkaar. Maar je moet wel degelijk iets met het gevoelen onder die kiezers. Toen ik op 6 januari, de avond van de bestorming van het Capitool in de VS, daarover op Twitter een opmerking maakte, kreeg ik meteen reacties terug dat ons dat ook te wachten stond als wij straks Forum of de PVV buiten de kabinetsformatie zouden houden.”

Overigens is De Vries van mening dat ‘deze tijd van crisis’ eigenlijk een ‘brede coalitie’ vraagt van partijen als ‘VVD, CDA en PvdA, mits dat genoeg is natuurlijk’.

Tot slot de vraag: wat doet Geert met Geert? Nu hij is aanbeland in de winter van zijn politieke loopbaan, zou je hem zo graag een antwoord willen toefluisteren waaraan hij – valt te vrezen – geen enkele boodschap zal hebben. Een antwoord in de sfeer van: “Geert, loop niet langer te zuigen en te stoken, maar laat nou eens zien aan al die kiezers die al jaren op jou stemmen dat je heus meer in je mars hebt. Laat die bekende riedel over uitwassen van de islam nou eens zitten. Overschreeuw jezelf niet meer. We kennen de boodschap, veel partijen hebben ’m zelfs inmiddels in meer of mindere mate van je overgenomen. Je hebt na vijftien jaar felle oppositie je punt gemaakt. Laat nu zien dat je verantwoordelijkheid durft te nemen, dat je de politieke vaardigheid van geven en nemen, van gunnen, zo typerend voor ons bestel, ook daadwerkelijk in de vingers hebt. Met een strategie van redelijkheid, van vuile handen maken, maak je het je concurrenten pas echt lastig. Dan kunnen ze nog moeilijker om jou heen.” Maar ja…