Spring naar de content
bron: Gabriël Kousbroek

Een parade van het menselijk tekort

Voor de negentigste verjaardag van zijn huishoudster Agaath deed G.H.B. haar een reis naar het Portugese Fátima cadeau. Niet geheel tot ieders genoegen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door G.H.B. Hiltermann

Lectori salutem! Ik had u graag uit eerste hand willen vertellen over de historische vlucht van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al naar Abu Dhabi in de Verenigde Arabische Emiraten. De lezer mag gerust weten dat ik nauw betrokken was bij het zogeheten Akkoord van Abraham, het vredesverdrag tussen de Joodse staat en de VAE. Een en ander stond onder auspiciën van president Donald Trump en uit betrouwbare bronnen heb ik vernomen dat POTUS nu een serieuze kanshebber is voor de Nobelprijs voor de Vrede. Ik meen dat de andere kandidaat dat spijbelende mormeltje uit Zweden is, dus ik weid liever niet uit over de mijns inziens geïnflateerde waarde van die prijs. 

Wat wil het geval? Mijn huishoudster Agaath werd negentig en ik wilde het goede mens nu eens niet verrassen met een fraaie fles Kölnisch Wasser, maar met een reisje naar bedevaartsoord Fátima in het verre Portugal. 

Agaath is ‘van ’t houtje’ of zoals Amsterdamse jodenmensen zeiden: een toffelemoon. Ik heb niks met roomse poppenkast, maar uit beleefdheid wandelde ik ter ere van haar zeventigste jaardag de Stille Omgang, de jaarlijkse nocturnale processie door de binnenstad van Mokum ter herinnering aan het Mirakel van Amsterdam (u weet wel, de hostie die niet wilde branden).

Welnu, wij liepen toen op een zeer onchristelijk tijdstip gearmd door onder andere de Warmoesstraat, omringd door een kudde zwijgende pelgrims – en wat ik toen voor vieze praat en verwensingen naar mijn hoofd geslingerd kreeg van de habitués op een terras dat uitkijkt op de Lange Niezel, nou, daar lusten de honden geen brood van.

Ik meen dat het etablissement Casa Maria heette, en er zaten allerlei genderverdwaasde lieden van de Overzeese Rijksdelen te kwetteren en te tetteren dat het een lust had. Een pikzwarte meneer in een jurk gilde: “G.H.B., je bent je hondjes vergeten, waar zijn je hondjes?” Ik zei toen maar tegen Agaath dat ze mij altijd met Hans van Willigenburg verwarren, want die heeft ook twee teckels. 

Vervolgens werd ik aangesproken door Willem Oltmans in een aanstootgevende hotpants van denim en een niemendalletje van flinterdun wit textiel. Nu even niet, Willem, gebaarde ik, want ik mocht helemaal niet praten tijdens de processie. Gelukkig zat mijn goede vrind op hete kolen en verdween hij snel in de Amsterdamse nacht. 

Toen we godzijdank weer thuis waren, begon Agaath na een citroentje met suiker een heel verhaal te vertellen, dat zij had gehoord van een collega-katholiek in de R.K. Kerk van de H.H. Petrus en Paulus aan de Kalverstraat (beter bekend als De Papegaai) en die had het weer gehoord van Antoine Bodar. 

Bij Casa Maria zaten allerlei genderverdwaasde lieden van de Overzeese Rijksdelen te kwetteren

Ik zou model hebben gestaan voor Lodewijk Stegman in Ik heb altijd gelijk van mijn goede vriend Willem Frederik Hermans. In dat briljante boek fulmineert dat volkomen uit de duim gezogen personage: “De katholieken! Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk! Maar die naaien er op los! Die planten zich voort! Als konijnen, ratten, vlooien, luizen. Die emigreren niet! Die blijven wel zitten in Brabant en Limburg met puisten op hun wangen en rotte kiezen van het ouwels vreten!”

Ik heb zulks nooit gezegd, maar het onheil was geschied. En dat terwijl ik een grote liefde koester voor Brabant en Limburg, en dan met name sympathieke horeca als Tribeca in Heeze en Sabero in Roermond. 

Goed, dit jaar ging de Stille Omgang voor het eerst sinds 1345 niet door vanwege het Chinese virus uit Wuhan, en ondanks mijn papenallergie wilde ik toch iets doen voor het zielenheil van Agaath. Bovendien lijdt ze aan talloze al dan niet ingebeelde kwalen. Baat het niet, dan schaadt het niet, zei ik toen ik haar het reisje naar Fátima aanbood, maar trek wel stevige steunkousen en kniebeschermers aan, want het schijnt dat men nare schaafwonden overhoudt aan het gekruip daar. 

Agaath dorst niet te vliegen vanwege haar angst om met corona besmet te worden, dus heb ik – nadat ik een schattig pension in Fátima voor haar had laten reserveren via het redactiesecretariaat van de Haagsche Post – Agaath op de bus van Eurolines naar Portugal gezet. Zelf vloog ik met onze KLM naar Lissabon om even een vorkje te prikken bij mijn goede vriend Henrique Sá Pessoa van restaurant Alma in de Rua Anchieta. Het is niet meer dan terecht dat Riquinho een tweede ster toegekend gekregen heeft van de Franse autobandenkoning. 

De nacht bracht ik door in Hotel Verride Palácio de Santa Catarina van Kees Eijrond. Ik ken hem nog uit de tijd dat hij bloemstukken verkocht aan de machtigen der aarde, vanuit zijn winkeltje in het Amstel Hotel (hij verzorgde onder andere de blommen voor de bruiloft van Farah Diba en de sjah van Perzië). Kees vertelde mij bij een goed glas wijn op het dakterras van zijn oude paleis prachtige anekdotes, zoals over die keer toen hij het bejaarde popsterretje Madonna en haar hofhouding de deur wees. We proostten op onze gemeenschappelijke vriend Charles Hofman, de weduwnaar Komrij zogezegd, die bijna voorgoed een suite had betrokken in de Verride, ware het niet dat het lot anders beschikte. 

Kees bracht mij ’s anderendaags met zijn Rolls Royce Light Blue naar Fátima, waar we heel wat opzien baarde bij de armetierige pelgrims. Een parade van het menselijk tekort trok aan ons voorbij, hetgeen Kees deed opmerken: “Nou, als je hier geen corona, een enge huidziekte of iets ergers oploopt, dan bestaat God echt. Maar je wilt hier toch dood noch levend gevonden worden, G.H.B., dat is slecht voor je necrologie. Pik je schoonmaakster op, dan karren we snel terug naar de beschaving.”

Dat vond ik een puik plan, ware het niet dat ik eerst nog met Agaath in een minitreintje de bezienswaardigheden van Fátima moest bewonderen ‘voor de selfies’. 

Dat is toch weer hele andere koek dan met premier Netanyahu naar Abu Dhabi vliegen. Ach, niets menselijks is mij vreemd. Ecce homo. Ik spreek u in november! 

bron: Gabriël Kousbroek

Onderwerpen