Spring naar de content
bron: anp

‘Je merkt op dat ik alleen mannen noem als favoriete auteurs, dat klopt’

Ingrid van Engelshoven (54), minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, stuurt met haar beleid aan op meer diversiteit en inclusiviteit in de culturele sector. Maar hoe divers is haar eigen culturele smaak?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Ik probeer, hoe vol de dagen soms ook zijn, elke avond een halfuur tot een uur iets te lezen of te luisteren. Op dit moment ben ik bezig in twee boeken: ik lees Dochters van China van Jung Chang en ik luister Zwarte schuur van Oek de Jong. Dochters van China is een drievoudige biografie over de drie zussen Soong, die de geschiedenis van China mede hebben vormgegeven. Kleine Zus May-ling was de vrouw van Chiang Kai-shek en dus de first lady van het precommunistische nationalistische China. Grote Zus Ei-ling was de belangrijkste adviseur van Chiang Kai-shek en Rode Zus Ching-ling trouwde met Sun Yat-sen, de eerste president van de Republiek China. Door hun mannen zorgvuldig uit te kiezen kwamen ze terecht in het middelpunt van de macht en welvaart. Wat mij het meest is bijgebleven van het boek is hoe weinig we eigenlijk weten van die periode in China – laten we zeggen de eerste decennia van de twintigste eeuw. Door zo’n boek leer je ook over de geschiedenis van zo’n land. Zwarte schuur luister ik via Storytel. Het boek gaat over een kunstenaar die als kind de dood van een meisje heeft veroorzaakt en daar op latere leeftijd nog steeds niet mee in het reine is gekomen. Wat ik daar bijzonder aan vind – en niet kan begrijpen – is dat hij zijn echtgenote nooit heeft verteld over dat voorval. Ze moet erachter komen door een interview dat hij ter gelegenheid van een tentoonstelling geeft aan een tijdschrift. Ik heb een soortgelijke ervaring: mijn vader heeft in de oorlog in een Japans kamp gezeten en heeft daar heel lang niets over verteld. Niet tegen zijn kinderen, maar ook niet tegen zijn vrouw. Pas na veertig jaar huwelijk begon hij over zijn ervaringen in het kamp te praten, nadat hij in contact was gekomen met iemand die met hem in het kamp had gezeten en daar veel makkelijker over kon praten dan hij. Misschien dat het boek me daarom zo aangrijpt.

“Ik was gisteren aan het wandelen – ik loop met een vriendin de Limesroute – en vond in een heel mooi antiquariaat in Alphen aan den Rijn een cassette met alle romans van Hugo Claus. Daar ben ik echt dolgelukkig van geworden. Hugo Claus behoort, samen met Erwin Mortier en A.F.Th. van der Heijden, tot mijn favoriete schrijvers, van wie ik ook bijna alles heb gelezen. Ik heb in Vlaanderen op school gezeten, dus daar ben ik in aanraking gekomen met Claus. Het verdriet van België is – hoe voor de hand liggend ook – zijn beste werk. Het vat zo goed de pijn van de oorlog, die zo diep ingrijpt in het dagelijks leven. Mortier heb ik ontdekt bij de begrafenis van Hugo Claus. Ik zag op televisie de prachtige rede die hij daar hield. Claus leed aan alzheimer en heeft euthanasie laten plegen. De bisschoppen in Vlaanderen hadden dat veroordeeld, maar Mortier zei in een stampvolle kerk: ‘Schaam u, meneer de bisschop!’ Ik dacht meteen: ik moet meer werk van die man lezen. Godenslaap vond ik prachtig, maar ook Gestameld liedboek, over zijn dementerende moeder. Hij is een fantastische schrijver, maar veel te onbekend in Nederland. Van der Heijden schrijft met zijn cyclus De tandeloze tijd een kroniek van onze tijd. Hij is een generatiegenoot, dus ik herken er veel in van mijn eigen generatie, maar hij schetst ook prachtige tijdsbeelden. Bijvoorbeeld met Advocaat van de hanen, over de jaren tachtig in Amsterdam. Je merkt op dat ik bij mijn favoriete auteurs alleen maar mannen noem. Dat klopt, maar je kiest bij de literatuur waar je van houdt voor de mooiste boeken, en niet voor de persoon die het geschreven heeft. Zo zou het ook moeten zijn bij literaire prijzen. Overigens is er genoeg vrouwelijk schrijverstalent. Het is natuurlijk mooi als de jury heel divers is samengesteld, maar uiteindelijk moet de prijs naar het mooiste boek gaan. Het geslacht of de achtergrond van de auteur mag daarbij geen rol spelen.” 

Kunst

“Mijn favoriete museum in Nederland is het Kröller-Müller Museum, en dan vooral de groots opgezette beeldentuin. Daarin kun je de hele dag ronddwalen: er staat zo ontzettend veel moois… Je hebt mensen die het fijn vinden wanneer er in een museum een vaste looproute wordt uitgestippeld – in deze coronatijd doen de meeste musea dat – en je hebt mensen die zelf liever hun weg kiezen. Ik behoor tot die laatste groep. In zo’n immense beeldentuin in de buitenlucht kan dat ook nu nog uitstekend. Het Kröller-Müller Museum is geen onbekend museum, maar ik denk dat nog veel meer mensen het kunnen ontdekken. Dat geldt ook voor het Stedelijk Museum Schiedam. Vorig jaar hadden ze daar, in samenwerking met Museum Boijmans Van Beuningen, de tentoonstelling Rothko & ik. Bezoekers kregen de kans om vijf minuten alleen tegenover een schilderij van Mark Rothko te zitten. Rothko is een zwaar favoriete schilder van mij, dus dat was natuurlijk fantastisch om mee te maken. Zijn schilderijen werken door al die verschillende lagen bijna hypnotiserend: hoe langer je kijkt, hoe meer je erin wordt gezogen en de wereld om je heen vergeet. Je staart in een oneindige diepte waar je haast in lijkt te verdrinken.

“De laatste tentoonstelling die ik heb gezien, is Crux in Museum de Fundatie in Zwolle. Museumdirecteur Ralph Keuning laat ons kennismaken met het werk van vier jonge schilders uit Leipzig: Martin Kobe, Mirjam Völker, Robert Seidel en Titus Schade. Er worden in ons land weinig hedendaagse Duitse kunstenaars geëxposeerd; die verdienen best wat meer aandacht. Mijn favoriete Nederlandse kunstenaar is Jozef Israëls. Heel Haags. Ik zie hem onder meer in het Kunstmuseum Den Haag, maar ook vaak bij de Mesdag Collectie. Israëls is kleur, Nederlandse luchten, buitenlandschappen. Ik heb gisteren een groot deel van de dag gewandeld, en soms is het dan net of je een schilderij van hem binnenloopt, maar andersom gebeurt het ook: je voelt de wind langs je wangen waaien als je naar zijn schilderijen kijkt. De vrouwenportretten van Kees van Dongen weten me altijd te ontroeren. Op de portretten zie je ze nooit lachen; ze hebben altijd een melancholische blik in die ongelooflijk mooie, grote ogen die hij altijd schildert. Dat je met een paar strepen zo een gemoedstoestand kunt overbrengen, vind ik ongelooflijk knap.”

Kees van Dongen
Femme-au-chapeau
1905

Theater

“Sinds de theaters weer gedeeltelijk open zijn, heb ik twee voorstellingen bezocht. De eerste voorstelling was Mijn Ede van Marcel Hensema in het DeLaMar. Wat een verademing was het om weer in het theater te zitten. Ik heb tijdens de lockdown wel online voorstellingen bekeken, onder andere van Toneelgroep Maastricht, maar ik miste de interactie met de andere mensen in de zaal. Je merkt dan toch hoe belangrijk die zaalbeleving is. Je ziet dat de theatermakers nu ook op zoek zijn naar andere manieren om toch te spelen. Deze voorstelling was bijvoorbeeld in een intieme setting. Hensema vertelt een verhaal over het dorp waar hij is opgegroeid in Groningen. In mijn tas zit nog een aansteker die ik die avond heb gewonnen. Op een gegeven moment was er namelijk een quiz, waarbij de mannen en de vrouwen in de zaal twee aparte teams vormden. De vrouwen wonnen, dus die kregen een aansteker met daarop: ‘Dames, bent u uw man of vriend moe, kom dan eens naar Bouke toe’. Bouke was een vrijgezelle man die vaak in het café van Hensema’s vader kwam. Hij was vrijgezel en kwam maar niet aan de vrouw. Op een gegeven moment heeft hij bedacht om aanstekers te maken met zijn telefoonnummer erop, onder het mom: wie weet wat ervan komt. 

“Het laatste stuk dat ik heb gezien is Every Brilliant Thing van Het Nationale Theater. Het is een monoloog van een zoon – of dochter, afwisselend gespeeld door Tamar van den Dop en Bram Suijker – waarin een eindeloze lijst wordt opgesomd van alledaagse dingen die zijn moeder ervan kunnen weerhouden om een eind aan haar leven te maken. IJsjes, schone lakens… Ik moest oplezen: ‘thee met koekjes’, want het publiek werd er ook bij betrokken. Ik kijk erg uit naar de combinatievoorstelling Tom Pain en Sea Wall, ook van Het Nationale Theater. Sea Wall is een prachtige solo die ik eerder al heb gezien in New York. De mensen zaten toen met tranen in hun ogen in de zaal. Dat is mooi, dat je als schrijver een tekst kunt schrijven en als acteur een tekst kunt voordragen die de mensen zo kan beroeren.

“Je vraagt wat ik van de kritiek vind die ik de afgelopen maanden heb gekregen op de overheidssteun die we in deze corona-tijden geven aan de culturele sector. Iedere sector vindt dat zij te weinig steun krijgen van de overheid. Dat is ook logisch, je wilt altijd meer. Natuurlijk zijn er opmerkingen gemaakt die me raken. Ik hoorde mensen zeggen dat ik niet weet waar ik over praat, maar volgens mij weet ik dat wel. Aan de andere kant vind ik het wel heel goed om te zien dat het zo’n sector wel lukt om heel vocaal te zijn. Er gaat geen dag voorbij of er is discussie over het belang van de culturele sector. Die aandacht hebben we jaren niet gehad. Mijn gevoel bij die kritiek is kortom tweeslachtig. Laatst was ik op het Bachfestival Dordrecht, waar iemand tegen mij zei: ‘Je bent wel een beetje de kop van Jut.’ Ja, maar dat hoort ook wel bij deze functie. Er werd ook gezegd dat ik te weinig zichtbaar zou zijn in deze crisis. Dat mag men vinden, maar dat is mijn persoonlijke stijl. Kijk, als je heel erg betrokken bent en je wilt dingen oplossen, dan moet je veel achter de schermen met mensen praten. Ik heb veel contact gezocht met mensen uit de sector: hoe ziet jouw begroting eruit, wat moeten we doen om je te helpen? Dat is hoe ik deze crisis zo goed mogelijk probeer op te lossen. Niet iedere popmuzikant en niet iedere theatermaker kan door de overheid overeind gehouden worden, maar we doen zo veel als we kunnen. Kennelijk vindt men het ook belangrijk dat je voor de camera gaat staan en zegt: whatever it takes. Ja, maar mijn inschatting is – juist op dit terrein – dat je misschien minder voor elkaar krijgt als je een te grote broek aantrekt. Laat mij maar gewoon mijn werk doen en zorgen dat er geld komt. Ik snap heel goed dat mensen zeggen: wij zien Merkel een prachtige toespraak houden over het belang van cultuur, deed Rutte dat ook maar. Ik snap ook heel goed dat mensen zich afvragen waarom cultuur haar positie altijd moet bevechten in dit land. Dat is in Duitsland heel anders. Tegelijkertijd heeft iedereen datzelfde gevoel bij Frankrijk, waar cultuur ook als iets vanzelfsprekends wordt gezien. Maar als je kijkt wat de Franse regering doet aan overheidssteun voor de culturele sector, dan is dat peanuts vergeleken met wat wij doen. (De Franse regering heeft tot nu toe meer dan 5 miljard euro vrijgemaakt om te compenseren voor de uitwerking van de coronacrisis op de cultuur- en mediasector – red.) Uiteindelijk gaat er inmiddels 600 miljoen naar de sector en we zijn nog niet uitgesproken.”

Muziek

“Ik draai thuis of op het werk niet enorm veel muziek, ik ga liever naar een concert, maar waar ik wel heel blij van word, is Nederlandse jazz op de zondagochtend. Je zet een kop koffie, hebt de hele ochtend nog voor je, en ondertussen luister je naar Gare du Nord of Eric Vloeimans. Heerlijk vind ik dat. In de auto luister ik het liefst naar Radio 10. Keihard meezingen met De meeste dromen zijn bedrog van Marco Borsato of een andere Nederlandstalige hit. Ik kan heel slecht zingen, dus ik mag het uitsluitend doen als ik alleen in de auto zit, want zelfs onder de douche trekken ze het thuis niet.

“Door corona ga ik dit jaar voor het eerst sinds jaren niet naar North Sea Jazz. Voor iemand die uit Den Haag komt is het natuurlijk moeilijk dat je voor North Sea Jazz tegenwoordig naar Rotterdam moet, maar dat ik er dit jaar helemaal niet naartoe kan gaan, vind ik pijnlijk. Het festival valt vaak samen met het begin van het reces, dus voor mij is het ook altijd een officieus begin van de vakantie. Die moet ik nu maar op een andere manier inluiden. Thuis op de bank met op de achtergrond een concert van Mahler, bijvoorbeeld. Mahler zet je niet op als je de afwas doet; daar ga je voor zitten en dan laat je je meevoeren door zijn muziek. Dat is mooi, als muziek totaal beslag van je kan nemen. Een van de laatste concerten die ik heb gezien, is de Achtste symfonie van Mahler in het Concertgebouw. De klanken resoneerden nog weken daarna in mijn hoofd. Onlangs was ik bij het afscheidsconcert van Marc Albrecht, chef-dirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest; ook in het Concertgebouw, waar hij afscheid nam met het Adagietto uit Mahlers Vijfde symfonie. Er stonden zeventig man op het podium en er zaten dertig man in de zaal. Dat was natuurlijk een vreemde situatie, maar ook heel bijzonder om mee te maken. Gelukkig is het nu weer mogelijk om meer publiek te ontvangen.”

Gare du Nord in Het Paard van Troje

Film

“De laatste film die ik heb gezien is La vérité van Hirokazu Kore-eda, met Catherine Deneuve en Juliette Binoche. Deneuve speelt een oude Franse filmster, een vrouw met behoorlijk wat kapsones, die aan het eind van haar carrière is en haar memoires publiceert. Speciaal voor de boekpresentatie komt haar dochter, een scenarioschrijfster, gespeeld door Binoche, overgevlogen vanuit de Verenigde Staten. De band tussen moeder en dochter is slecht, maar bekoelt nog meer als de dochter het boek voor het eerst leest. Haar moeder blijkt de waarheid volledig naar haar hand te hebben gezet en heeft cruciale gebeurtenissen uit haar leven verzwegen. Later ontdekken moeder en dochter dat ze toch meer met elkaar gemeen hebben dan ze aanvankelijk dachten en komt het weer goed.

“Deneuve vind ik een fantastische actrice, maar ik ben ook heel erg dol op Cate Blanchett. Ze is natuurlijk fantastisch in Elizabeth, de film over het leven van koningin Elizabeth I, maar ik denk ook meteen aan Carol. Een van de mooiste dingen die ik van haar heb gezien, is de overweldigende filminstallatie Manifesto van Julian Rosefeldt op het Holland Festival in 2017. Simultaan werden daar in een grote zaal dertien films vertoond over uiteenlopende figuren, maar alle dertien gespeeld door Blanchett. De personages die ze speelde, declameerden allerlei teksten over het overschrijden van grenzen en het verspreiden van nieuwe ideeën: manifesten van Karl Marx, Sol LeWitt en André Breton bijvoorbeeld. Het leuke daaraan was dat alles door elkaar heen liep: je zat in die zaal voor een scherm naar een poppenspeler te kijken, maar vanuit je ooghoeken zag je dezelfde actrice ook een nieuwslezer, diva of fabrieksarbeider spelen. Je ziet dezelfde persoon, maar ook weer niet, want haar spel is heel sterk en staat als een huis.

Werk ohne Author

“Drie films of series die ik van harte zou aanbevelen? Bij film moet ik meteen denken aan Werk ohne Autor van Florian Henckel von Donnersmarck, ook de regisseur van Das Leben der Anderen. Het is een film die losjes gebaseerd is op het leven van Gerhard Richter. De film gaat over een DDR-kunstenaar uit Leipzig die uitblinkt in sociaal-realistische muurschilderingen. Om die reden moest ik bij het zien van de tentoonstelling Crux in Museum de Fundatie ook weer denken aan deze film. Op een later moment in zijn leven vlucht hij naar het Westen, maar dan komt hij erachter dat hij ontzettend veel moeite heeft met de vrijheid die hij daar ook als kunstenaar opeens heeft. Hij is gewend om muurschilderingen te maken in opdracht van de communistische partij, maar nu moet hij bedenken: wat wil ik zelf eigenlijk maken? Daar worstelt hij ontzettend mee.

“Waar ik ook erg van onder de indruk was, is de serie Babylon Berlin. De serie schetst een fantastisch beeld van Berlijn in het interbellum. De decadentie, de armoede, de sluimerende opkomst van het nazisme: er gebeurde daar zoveel in die tijd, en toch weten we er veel te weinig van. Wat ik tot slot van harte aanbeveel – maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat er mensen zijn die deze serie nog niet hebben gezien – is The Crown. In de eerste seizoenen viel mij op hoe slecht koningin Elizabeth II destijds werd voorbereid op haar taak. Je zou denken dat ze een heel goede opleiding zou krijgen, dat de beste hoogleraren naar het paleis zouden worden gehaald, maar niets is minder waar. Ze leerde wat de etiquette was en hoe ze het hof moest aansturen, maar over staatkunde of economie leerde ze niets. Dat moest ze maar aan haar premiers overlaten. Ik vond dat echt schokkend om te zien. Verder wordt prachtig in beeld gebracht hoe ze zich ontwikkelt als koningin en hoe ze haar man telkens probeert bij te sturen. Het allermooist is natuurlijk dat ze nog steeds op de troon zit, al bijna zeventig jaar, en dat ze haar man ook nog steeds in toom probeert te houden.”  

Claire Foy in The Crown