Spring naar de content
bron: Matthias giesen

Zelfs het weer is politiek geworden

Ooit was het KNMI een baken van bijna saaie neutraliteit en objectiviteit. Maar weer is politiek geworden. Omdat het instituut zich uitspreekt over klimaatverandering, krijgt het steeds meer kritiek te verduren van populisten en klimaatsceptici. Hoe gaan de klimatologen daarmee om? ‘Hittegolven wegpoetsen? Waarom zouden we dat in godsnaam doen?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

Op het eind van het achtuurjournaal van 24 oktober 2008 staat weerman Erwin Kroll voor een wintertafereel van Hendrick Avercamp. IJspret uit begin zeventiende eeuw, 1608 om precies te zijn, zegt nieuwslezer Philip Freriks. 

“Ja, eind zestiende, begin zeventiende eeuw was het koud,” zegt Kroll. “We hadden toen de Kleine IJstijd, de temperatuur was zo’n een, twee graden lager dan gemiddeld tegenwoordig, en toen waren de winters veel langer, de zomers stelden niet zo verschrikkelijk veel voor, en dit (Avercamp – BN) is het gevolg. Werkelijk fantastisch. Als u zo’n winter eens wilt meemaken, gaat u eens naar een museum.”

Ook in de herfst van 2008 al brachten aanhoudende westelijke stromingen zachte, vochtige lucht vanaf de oceaan naar ons land, die vrijdag de 24ste gepaard gingen met storingen en gevolgd werden door een prachtige, zij het onstuimige zaterdag met opnieuw regen, een natte zondag en lagere temperaturen in de nieuwe week. 

Kroll – een mooie vent, vonden wij, lekker los, lekker anders. Twaalf jaar later trotseert een van zijn erfgenamen, Gerrit Hiemstra, vele stormen-in-een-glas-water op Twitter. “Baalt u van dit natte en zachte winterweer? Bereid u er maar op voor dat dit soort winters vaker zullen voorkomen,” tweet hij, verwijzend naar een brochure met klimaatscenario’s van het KNMI. 

“Klimaatbangmakerij,” antwoord iemand. “De zon is het probleem,” weet een ander. “Heerlijk dit weer.” “Dikke prima.” “Wannabe klimaat-onheilsbode.” “Lekkere wetenschapper die Gerrit.” “Wat een bullshit.” “Schei toch uit man. Je kunt het weer van volgende week niet eens voorspellen.” “De enige die Gerrit nog serieus neemt is Gerrit zelf.” “De KNMI is geen neutrale wetenschappelijke partij en dat weten heel veel mensen in het land!”

‘De KNMI is geen neutrale wetenschappelijke partij en dat weten heel veel mensen in het land!’ tweet iemand.

Hoe houden Hiemstra en zijn collega’s zich staande in de shitstorm uit populistische en klimaatrealistische hoek, vroeg ik me af. Maar de weerman voelt niet voor een interview, meldt de NOS. Gerrit heeft het druk, met Twitter onder andere, en behalve dat ‘voelt hij zich in zijn rol als weer-presentator niet anders dan vroeger en herkent hij zich niet erg in het beeld dat hij zich ‘staande moet houden’’. Peter Kuipers Munneke is met vakantie.

Bij het KNMI, ‘de club die Gerrit Hiemstra aanstuurt’, zoals populistenleider Thierry Baudet abusievelijk in een video zegt, ben ik evenwel van harte welkom. Op het programma staan een interview met hoofddirecteur Gerard van der Steenhoven, met wetenschappelijk onderzoeker Karin van der Wiel (extreem weer en ‘de invloed van het weer op de samenleving’) en Rob Sluijter, programmamanager van het Early Warning Centre van het KNMI, een naam die laat zien hoe dynamisch de 166 jaar oude organisatie nog is. 

Beeld: Matthias Giesen

Het KNMI-gebouw is lang en grijs, bij de entree staat de bekende radartoren, slank en bruin, met wat lijkt op een grote pingpongbal erbovenop. Het is 9 graden in De Bilt, overwegend bewolkt met zo nu en dan regen of motregen, er staat een matige tot harde west- tot zuidwestenwind, windkracht 5 of 6, aantrekkend tot 7. Zacht winterweer, maar lekker is anders. Dat is het verschil tussen werkelijke temperatuur en gevoelstemperatuur, de ruimte van meningen en interpretatie. 

Het weer – ooit neutraal: je werd nat of niet nat, de jas kon uit of niet – is politiek geworden. Het gekke is: juist door te werken volgens wetenschappelijke principes, met harde, neutrale, verifieerbare data en methodes (zoals ze altijd al deden) hebben instituten als het RIVM en het KNMI volgens een luidruchtige groep sceptici een politieke kleur gekregen, het groen en rood van de milieu- en klimaathysterie. 

Hoe houden Hiemstra en zijn collega’s zich staande in de shitstorm uit populistische en klimaatrealistische hoek?

“Ons primaire doel,” zegt Gerard van der Steenhoven, “is de samenleving te beschermen tegen de ongemakken die weer en klimaat, en de ondergrond, aardbevingen, vulkanen en dergelijke, met zich mee kunnen brengen.”

Niet: het weer voorspellen? 

“Natuurlijk, ook. De natuurwetenschappen blijven daarbij het startpunt, onze cijfers zijn hard en exact, maar ons primaire doel is niet om zo precies mogelijk te voorspellen of het morgen 8,8 of 8,9 graden wordt. Dat ene natte pak, met alle respect, is niet m’n grootste zorg. Dat zijn de gevolgen van die cijfers voor de samenleving. Mensen die, onwetend van de naderende storm, met een bootje het meer op gaan. Dat moeten we voorkomen.”

Het KNMI waarschuwt sinds enkele decennia met de roemruchte kleurcodes: eerst voor het land als geheel, tegenwoordig per provincie, en het is de bedoeling om de kleurenwaaier nog locatiespecifieker over het land uit te rollen. Elke tien jaar is de weersverwachting een dag beter geworden, zegt Van der Steenhoven, in de zin dat het weer een dag verder van tevoren goed kan worden voorspeld. 

“Kijk naar de storm Ciara van enige weken geleden. Vijf dagen van tevoren had iedereen het erover. Of het nou de luchtverkeersleiding op Schiphol is, ProRail, of gewoon een gezin dat een wandeling wil maken, we informeren iedereen, iedereen past z’n plannen aan, waardoor de schade beperkt wordt. Nu was de schade 150 miljoen, misschien kan het in de toekomst nog minder worden. Nul zal niet lukken, maar minder is haalbaar.”

Anders dan mensen denken (‘de club die Gerrit Hiemstra aanstuurt’) zijn de weerpresentators al een kwarteeuw niet meer bij het KNMI in dienst. “De overheid voert het verstandige beleid om dingen die commercieel gedaan kúnnen worden aan commerciële partijen te laten.” Een zwerm bedrijven en bedrijfjes verdient zijn geld met onderwerp nummer één van Hollandse smalltalk, gebruikmakend van KNMI-data. Dat kan bogen op hoge waarderingscijfers, zegt Van der Steenhoven, van de klanten en de mensen in het land. 

We moeten gewoon keer op keer uitleggen: hoe werkt de wetenschap, hoe komen we aan die kennis, dat die niet uit onze duim is gezogen

“Je kunt er een keer naast zitten, maar daar is denk ik meer begrip voor dan we soms denken. Natuurlijk wordt er op sociale media af en toe op ons gefoeterd. Dat is niet erg, daar zijn we aan gewend. Belangrijker is dat als het kritiek wordt, men een weerwaarschuwing of een verhaal over klimaatverandering serieus neemt.” 

Waarom spreekt het KNMI zich uit over het klimaat? 

“Omdat weer en klimaat nauw met elkaar zijn verbonden. Klimaat is het gemiddelde weer over dertig jaar. Het is dezelfde natuurwetenschap. En het past bij onze missie om de samenleving te waarschuwen voor mogelijk bedreigende weerfenomenen. Dus is het volkomen logisch dat we er melding van maken als we een geleidelijke verandering van het weer zien.” 

In hoeverre houd je rekening met klimaatsceptici? 

“We proberen iedereen die ons een vraag stelt antwoord te geven. Ook mensen die door klimaatscepsis worden gedreven. We proberen de wetenschappelijke kennis die er is zo zorgvuldig mogelijk over te dragen. We ontvangen hier ook mensen met grote twijfels over de opwarming. Die proberen we duidelijk te maken dat onze berichten voortkomen uit wetenschappelijke feiten en metingen. Niet uit iets anders.”

Beeld: Matthias Giesen

Het kloppend hart van het KNMI is de weerkamer. Hier vinden de uitgevaardigde codes geel, oranje en rood hun oorsprong. Er staan schermen met allerlei bewegende kaartjes, kleuren, lichtjes en grafieken in cockpitvorm rond werkunits met elk hun eigen aandachtsgebied: de mainport (Schiphol), de Noordzee, de wegdektemperatuur in den lande, onder andere. Wolkenkaartjes, windkaartjes, weermodellen. 

Karin van der Wiel onderzoekt het klimaat en ‘de interactie tussen weer en samenleving’. Regen en wind zijn natuurfenomenen die op straatniveau subjectief worden ontvangen. Bij een hittegolf heeft de samenleving het warm, ze zucht en puft, past haar gedrag aan, vindt er wat van. Gladheid is niet het weer zelf maar een gevolg ervan. Maatschappelijke impact is al wat volgt: uitglijden, strooien, files, vertraging, ongelukken en eventuele ijspret. 

“Ik ben bezig met de droogte van 2018 en hoe anders zo’n droogte zou zijn in een warmere toekomst. Een ander onderwerp is de energietransitie. Meer of minder wind heeft invloed op hoeveel energie windturbines opwekken, het aantal zonuren op zonne-energie. En kou – of het gebrek daaraan, zoals deze winter – heeft invloed op de hoeveelheid energie die er nodig is om onze huizen te verwarmen. Het weer is meer dan alleen maar mooi of slecht.

Tegenwoordig is de onderbouwing van de getallen even belangrijk geworden als de getallen zelf.

“Mijn onderzoek is feitelijk, waarnemingen, dat wat gemeten wordt. Scenario’s voor de toekomst zijn op een andere manier feitelijk. KNMI heeft er vier, met steeds andere invullingen van variabelen en onzekerheden: gaan we meer of minder broeikasgassen uitstoten, komen er meer of minder westenwinden, enzovoort. De volgende stap is dat die informatie verteld moet worden.”

Hoe moeilijk is dat? 

“Als ik mensen spreek, en ik vertel hoe wetenschap werkt, wordt de boodschap best goed ontvangen. Natuurlijk zijn mensen soms vooringenomen, maar als ze het gesprek willen aangaan, kom je er wel uit. Sommige opmerkingen zijn niet gestoeld op kennis maar op wat men een keer heeft gehoord, maar ik denk dat we mensen kunnen overtuigen van de wetenschap en de kennis die wij hebben.”

Maar mensen luisteren toch selectief, pikken eruit wat ze kunnen gebruiken of wat aansluit bij wat ze toch al dachten…

“We moeten gewoon keer op keer uitleggen: hoe werkt de wetenschap, hoe komen we aan die kennis, dat die niet uit onze duim is gezogen. Die scenario’s zijn geen meningen maar het resultaat van berekeningen. Als we transparant zijn, geloof ik echt dat het uiteindelijk aankomt. Er zijn altijd mensen die er niet aan willen, maar dat is geen meerderheid. Het KNMI wordt vertrouwd, dat blijkt steeds uit de enquêtes die ze hier doen.” 

Het is een strijd met ongelijke middelen, lijkt me. Een wetenschapper is aan de waarheid gebonden, terwijl wie het instituut in twijfel wil trekken allerlei onwaarheden, trucjes en emotionele argumenten kan gebruiken. 

“Ja. Maar als iemand zich niet houdt aan de feiten, moeten wij ons best blijven doen om duidelijk te maken waaróm iets een drogreden is: van ja, wat u nu zegt, klopt niet, want er is deze natuurkundige wet, en deze modellen laten iets anders zien.”

Je probeert geloof met ratio te bestrijden. Onbegonnen werk lijkt me. 

“Het kan een oneerlijke strijd zijn, maar we moeten gewoon bij onszelf blijven, bij die kennis, de wetenschap, de feiten, ons niet laten verleiden om mee te gaan in een ander spel. Dit is trouwens Rob Sluijter.”

Binnen komt Rob Sluijter van het Early Warning Centre. “Als wij allemaal heel hard gaan werken aan klimaatmitigatie,” zegt Karin van der Wiel, “dus het tegengaan van verdere broeikasuitstoot, dan zijn de ergste gevolgen van klimaatverandering nog te voorkomen. Dus er is hoop.”

“Een window of opportunity,” zegt Rob Sluijter. 

“Een window of opportunity, ” zegt Van der Wiel: “Maar die wordt steeds smaller. Hoe langer we wachten om de klimaatdoelen van het akkoord van Parijs te halen, hoe harder we moeten werken. Dus het is makkelijker om het nu te doen.”

Er is een hele generatie die nog nooit een Elfstedentocht heeft meegemaakt. Er zijn kinderen van tien die geen idee hebben van schaatsen of sneeuw.

De ruimte kijkt uit op het vroegere meetveld van het KNMI, een grasveld met weerhuisjes en allerlei vooral witte meetapparatuur. Een klein decennium geleden bleek het veld door een aangegroeide rij bomen en een klein heuveltje dusdanig in de luwte te liggen, dat de temperatuur die de meters aangaven in vergelijking met de omgeving een fractie te hoog was. Nu is er een nieuw meetveld, daar achter het moestuincomplex, en doet het oude dienst als testveld. 

Volgens onderzoek van het ministerie van Economische Zaken gelooft 81 procent van de Nederlanders dat het klimaat inderdaad is veranderd. “Daarnaast,” zegt Rob Sluijter, “laat bijna alle wetenschappelijk onderzoek zien: het verandert, en zó snel dat dat alleen door invloed van de mens kan komen. Er is een hele kleine groep mensen die het politiek maakt, en steeds naar buiten treedt met informatie om daar twijfel over te zaaien.”

Volgens de peilingen stemt een kwart van de Nederlanders op partijen die het probleem ontkennen. Dat is geen kleine groep. 

Sluijter: “Onze rol is om Nederland op basis van feiten en wetenschappelijk onderzoek zo goed mogelijk te informeren hoe het ervoor staat. En dat is het. Dat er vervolgens een tegenstem is en dat het een politiek thema is, verandert daar niets aan. Onze rol blijft om zo goed mogelijk onderbouwd met feiten voor de dag te komen.”

Maar dat bedoel ik nou juist. Juist door wetenschappelijk en ‘neutraal’ te zijn heb je in het huidige politieke klimaat een kleur gekregen. 

“We beseffen heel goed dat onze rol als KNMI en de informatie die wij brengen onder een vergrootglas liggen. En terecht, want er hangt nogal wat vanaf. Twintig jaar geleden publiceerden we gewoon ‘het KNMI zegt dit’, maar tegenwoordig leveren we de scripts erbij, de methodes, hoe wij tot die getallen komen, om zo transparant en traceerbaar mogelijk te zijn.” 

Buiten op het testveld wordt de weerballon opgelaten, een mensgrote, witte heliumballon. Hij gaat tot 25 kilometer hoog en meet daar ‘de hele ozonkolom door’, ondertussen een vracht aan data naar het grijze gebouw beneden zendend, zoals daar continu immense hoeveelheden gegevens binnenkomen. De medewerkers verwerken ze tot te hanteren informatie voor klanten, belanghebbende en ‘het grote publiek’. 

Onze opa’s en oma’s maakten zomers mee met twee zomerse dagen. We hebben er tegenwoordig vijftig

“Dat is niet moeilijker geworden, wel anders. Als een particulier twintig jaar geleden vroeg: wat was de temperatuur op die datum op die plek, kreeg hij een keurig briefje terug: het was 4,5 graden, dank u wel. En dat was het.”

Lekker duidelijk. 

“Tegenwoordig is de onderbouwing van de getallen even belangrijk geworden als de getallen zelf. Daar zijn wij ons heel erg van bewust, dat wij onze getallen zo zorgvuldig en zo open mogelijk publiceren.”

Desondanks zou het KNMI volgens Thierry Baudet gegevens zodanig manipuleren dat hittegolven uit het verleden worden weggepoetst. 

“Waarom zouden we dat in godsnaam doen?”

In de ogen van klimaattwijfelaars ben je een activist geworden. 

“Ja, dat stukje van de politiek vindt dat. Als een politicus over hittegolven begint, dat daar iets mee zou zijn, denk ik: dan zijn wij als KNMI op dat onderdeel kennelijk nog niet duidelijk genoeg geweest. (In 2016 corrigeerde het KNMI gemeten temperaturen in De Bilt tussen 1901 en 1951, omdat de meethut en meetopstelling in die periode anders waren, met als gevolg dat het aantal hittegolven in die periode daalde van 23 naar 7 – red.) Dan ga ik de volgende keer proberen om het nog beter uit te leggen. Persoonlijk denk ik ook weleens: kom op man, wat is dit nou? Maar als wetenschapper moet je zeggen: dit is ons materiaal, oordeel maar. Meer kan ik er niet aan doen.

“Klimaatverandering is iets geleidelijks en redelijk abstract. Het is ook best eng hè, dat het klimaat verandert. Er is een hele generatie die nog nooit een Elfstedentocht heeft meegemaakt. Er zijn kinderen van tien die geen idee hebben van schaatsen of sneeuw. We hebben dit jaar nog geen één keer gladde wegen gehad, maar vorig jaar wel drie dagen achter elkaar veertig graden. Dat was honderd jaar geleden onmogelijk volgens de statistiek.

Beeld: Matthias Giesen
bron: Matthias giesen

“Die dingen verschuiven geleidelijk, en je went er ook geleidelijk aan. Kijk eens naar buiten: we hebben absoluut geen winter gehad. Als ik honderd jaar op een rij zet, kan ik laten zien dat de lente nu drie weken eerder begint dan honderd jaar geleden. Onze opa’s en oma’s maakten zomers mee met twee zomerse dagen. We hebben er tegenwoordig vijftig.

“Ik ben klimatoloog. Ik zie dat het aantal dagen dat er buien vallen die wateroverlast veroorzaken, enorm toeneemt. Maar zo lang je het niet aan den lijve ondervindt, blijft het iets abstracts.”

Bij cijfers tegenover gevoel wint het laatste vaak. Wat jullie de ‘normale temperatuur’ noemen, vind ik aan de frisse kant.

“Leuk, want ik reken dat uit. De normaal waar we aan refereren is een gemiddelde over dertig jaar. We rekenen het om de tien jaar uit. Vergeleken met een halve eeuw of een eeuw geleden zijn we al enorm omhooggegaan. Maar omdat het zo geleidelijk gaat, merken we het niet. Zoals een kikker gewoon in een pan water blijft zitten als je het gas aanzet. Hij snapt niet dat hij eruit moet springen.

“Volgend jaar krijgen we een nieuwe normaal. Per generatie schuift het een trapje omhoog. Dat is wat er aan de hand is.”

Word lid van HP/De Tijd