Spring naar de content
bron: Hollandse Hoogte

Leesverslaafd: de 13.247 boeken van Maarten ’t Hart

Maarten ’t Hart (75) is de meest belezen man van Nederland. Door zijn leesverslaving heeft hij geen tijd voor theater- of concertbezoek. In deze speciale feesteditie van de Culturele agenda vertelt de schrijver welke boeken een blijvende indruk hebben achtergelaten en welke juist niet. ‘Ulysses is het meest overschatte boek ter wereld.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

“Ik heb mijn hele leven verlezen. Ik ben niet iemand die een avond gezellig gaat borrelen of een paar dagen op reis gaat; dat gaat alleen maar van mijn leestijd af. Vroeger kwam ik uit bed en had ik voordat mijn vrouw aan het ontbijt verscheen al honderdvijftig pagina’s gelezen, maar tegenwoordig ga ik ’s morgens eerst zwemmen. Voor de broze botten. Lezen blijkt heel ongezond, want die broze botten heb ik te danken aan het feit dat ik mijn hele leven heb gezeten. Ik moet iedereen dus waarschuwen: lees niet te veel, blijf ook bewegen. Het een hoeft het ander overigens niet uit te sluiten. Wandelend lezen heb ik ook wel gedaan. Dan begon ik in de trein in een boek en vond ik het na aankomst zo zonde om het boek weg te leggen dat ik al lezend dan naar de plaats van bestemming liep. Natuurlijk botste ik dan weleens ergens tegenaan, maar over het algemeen beheerste ik het wandelend lezen vrij goed.

A.F.Th. van der Heijden, Advocaat van de hanen (1991)

“Sinds 1 januari 1960, op de kop af zestig jaar, houd ik in schriftjes bij wat ik lees. Het eerste boek dat ik heb genoteerd is De goede aarde van Pearl S. Buck – het eerste deel van de gelijknamige trilogie. Het tweede boek is De zonen van Wang Lung, het tweede deel. Daarna noteerde ik Brilstra en zijn bromvlieg van A.D. Hildebrand. En zo ben ik altijd door blijven tellen. Ik zit nu op nummer 13.247, maar daar heb ik de honderd boeken die ik dit jaar heb gelezen nog niet bij opgeteld. De boeken die ik voor mijn vijftiende las – dat moeten er toch ook zo’n drieduizend zijn geweest – heb ik ook niet meegerekend. Als ik nu nog zo’n vijftien jaar kan lezen, dan haal ik de 20.000 wel. Dat is eigenlijk nog vrij weinig als je bedenkt dat een beetje behoorlijke bibliotheek zo’n 50.000 boeken telt.

“Ik heb vroeger ongelooflijk veel gelezen. Als jongen las ik soms wel vijf boeken per dag. Neem bijvoorbeeld dit schriftje uit 1965. Ik heb in dat jaar 472 boeken gelezen. Dat vind ik nu bezopen. Waar haalde ik in godsnaam de tijd vandaan! Vele jaren las ik gemiddeld zo’n driehonderd boeken per jaar, maar om de een of andere duistere reden ben ik minder gaan lezen. Ik weet niet hoe dat komt. Het is misschien toch de ouderdom. Ik word ook kieskeuriger. Vroeger vond ik alles prachtig, maar dat heb ik allang niet meer. Een boek verveelt me algauw. Ik ben daarom voorzichtiger geworden met kiezen, omdat ik altijd het adagium heb aangehouden: een boek waarin je begint, moet je ook uitlezen. Op dit moment herlees ik Verhalen van Platonov, in de nieuwe vertaling van Aai Prins. Platonov schept zo’n wondere wereld in zijn verhalen… Hij ziet de werkelijkheid via een eigenaardig soort lens die alles vertekent en daardoor alles juist goed laat zien.

“Ik lees altijd meerdere boeken tegelijk, dus ik ben ook bezig in Melkboer van Anna Burns. Melkboer gaat over de Troubles in Noord-Ierland en over alle narigheid die nu misschien weer terugkomt vanwege de brexit. Het is niets minder dan een meesterwerk, deze winnaar van de Man Booker Prize 2018. Literatuurprijzen zeggen mij overigens niets. Als een boek een prijs krijgt, ben ik juist eerder geneigd om dat boek dan níet te gaan lezen. Die prijzen zijn zo arbitrair… Het hangt maar net van de jury af wie hem krijgt. Die jury’s zijn meestal een allegaartje van mensen die voor de krant schrijven, een paar academici en – als het een Nederlandse literatuurprijs is – een Vlaming. Met zulke jury’s krijg je ook rare bekroningen. Want wie geeft de P.C. Hooftprijs nu aan Astrid Roemer? Dan ben je niet goed snik. Ze heeft die prijs enkel gekregen omdat ze een vrouw is en afkomstig is uit Suriname, daar ben ik zeker van, niet omdat ze zo’n verdienstelijk schrijfster is, want dat is ze niet. En de Libris Literatuur Prijs voor Een goede zoon van Rob van Essen? Dat begrijp ik met alle wil van de wereld niet. Dat is echt een saai boek.”

Anna Burns
-Peter-Buwalda
Peter Buwalda

“Peter Buwalda is een groot talent. Otmars zonen vind ik echt bijzonder. Ik ben ook reuze benieuwd naar de twee vervolgdelen, maar het is even afwachten of ik die nog zal meemaken. Ik zei laatst weer tegen hem: schiet een beetje op, want als het weer zeven jaar moeten duren voor het volgende deel uitkomt… Adri van der Heijden vind ik ook geweldig. Advocaat van de hanen is een onovertroffen boek, maar heeft nooit een literaire prijs ontvangen. Het was zelfs nergens voor genomineerd! Dat zegt wel weer genoeg over de jury’s van die prijzen. Ik heb wel het idee dat Van der Heijden de laatste jaren een beetje op routine schrijft. Dan gaat hij zitten en dan schrijft hij een boek van 1300 pagina’s. Kwaadschiks was voor mij niet zo’n sensatie als de andere werken uit zijn De tandeloze tijd-cyclus. 

“Wie ik ook heel goed vind, is Thomas Rosenboom. Helaas heeft hij al een tijd niets meer gepubliceerd, maar Publieke werken vind ik echt een wonder. Dat boek zou ik zelf wel geschreven willen hebben. Ilja Leonard Pfeijffer kan ook geweldig schrijven. Daar valt niets op af te dingen. Brieven uit Genua is fantastisch, maar Grand Hotel Europa viel me heel erg tegen. Dat is wel goed gedaan hoor, maar het is allemaal te mooi geschreven. Abdul, de vluchteling, praat met woorden die hij zelf nooit in de mond zou hebben genomen. Ook het hoofdthema spreekt mij niet aan. Na twee bladzijden weet ik wel dat het massatoerisme ons continent verpest. Daar hoef je niet nog zo’n zeshonderd pagina’s over door te gaan. Ik kan me er ook niet in herkennen: ik heb helemaal geen last van massatoerisme. Als ik door de buurt fiets of in mijn moestuin werk, dan zie ik nooit een toerist.

“Mannen schrijven naar mijn idee niet anders dan vrouwen. Carson McCullers heeft bijvoorbeeld heel veel affiniteit met John Cheever en Truman Capote. Wel lees ik meer mannen dan vrouwen, maar dat komt omdat die verhoudingsgewijs meer boeken hebben geschreven. Virginia Woolf legt in A Room of One’s Own mooi uit hoe dat komt. Margriet de Moor vind ik een prima schrijfster, maar ik vind haar dochter Marente eigenlijk beter. Roundhay, tuinscène en Foon zijn heel bijzonder. Mensje van Keulen kan ook heel goed schrijven. Connie Palmen vind ik zwaar overschat. Ik vind het lijkenpikkerij wat zij doet. Eerst kwam ze met dat boek over Ischa Meijer. (I.M. – red.) Ischa heb ik nog goed gekend, ik weet hoe hij praatte, maar daar is in dat boek niets van terug te vinden. In het boek zegt hij alleen maar korte zinnetjes, terwijl hij in het echt monologen afstak waar niemand tussen kwam. Daarna schreef ze een boek over haar tweede dode geliefde: Hans van Mierlo. (Logboek van een onbarmhartig jaar – red.) Van Mierlo heb ik toevallig ook goed gekend en ook van hem herkende ik niets terug in het boek. Toen de dooien op waren is ze maar gaan schrijven over de dood van de vrouw van Peter Schat (Lucifer – red.) en de relatie tussen Ted Hughes en Sylvia Plath, die zelfmoord pleegde. (Jij zegt het – red.) Nee, ik heb helemaal niets met haar, maar zij kan mij ook wel verstoken.”

Marente de Moor
bron: Hollandse Hoogte

“Lang voordat ik kon lezen, verlangde ik er al naar. Ik snap niet waar die leeshonger vandaan kwam. Ik wist nog niet hoe je moest lezen, noch wat het mij zou kunnen opleveren.Op de morgen van de dag waarop ik voor het eerst naar de lagere school ging, zei ik tegen mijn vader: vanavond kan ik lezen. De teleurstelling was dan ook groot toen ik die avond alleen de letter a bleek te kennen. Treurig maar ijverig streepte ik in de krant elke letter a aan die ik kon vinden. Toen ik daarmee klaar was, leerde mijn vader me hoe de b eruitzag, en daarop streepte ik ook die letter aan. Zo had ik op het eind van mijn eerste schooldag al tweemaal zoveel geleerd als de rest.

“Een paar weken later las ik zelfstandig mijn eerste boek: Tippeltje van W.G. van de Hulst jr. Meteen had ik honger naar meer boeken. Mijn vader was vrijwilliger bij de Gereformeerde Evangelisatie-bibliotheek in Maassluis en mocht zodoende elke week gratis tien boeken lenen. Zelf leende hij er twee of drie, de andere zeven of acht mocht ik dan uitkiezen. Elke zaterdag zocht ik nieuwe boeken uit. Vaak had ik die de donderdag erop dan alweer uit, dus dan ging ik maar weer in de trouwbijbel van mijn ouders lezen, het enige boek dat we thuis hadden. Daarom ken ik de Bijbel zo goed. Op de kinderafdeling van de bibliotheek drong ik mijn mening over de door mij gelezen boeken al aan de andere kinderen op. Als ze mijn aanbeveling niet wilden aannemen, sloeg ik ze op hun hoofd met een kinderboek waar ik niet van hield. Ik was erg onverdraagzaam.

“In de eerste jaren verslond ik zo ongeveer alle boeken die in Gereformeerde Evangelisatie-bibliotheek te vinden waren: Peerke en z’n kameraden van W.G. van de Hulst, Alleen op de wereld van Hector Malot en het onvergetelijke De Zwitserse familie Robinson van Johan David Wyss. Het slot van dat boek maakte diepe indruk op me. Een van de jongens van de familie die op het onbewoonde eiland terechtgekomen is, sluit vriendschap met een jongen die op een van de andere eilanden van de archipel blijkt te wonen. Als hij hem meeneemt naar zijn familie, blijkt dat de gevonden jongen een meisje is. Ze kunnen geen vrienden meer zijn. Het sloot aan bij een krachtig verlangen dat ik zelf had: de wens om een meisje te zijn. Daarom, en ook omdat ik alle jongensboeken al had gelezen, begon ik aan de meisjesboeken die voorhanden waren. Van de Joop ter Heul-serie van Cissy van Marxveldt heb ik veel opgestoken. Ademloos las ik bijvoorbeeld de passage waarin Joop ter Heul voor het eerst haar lippen stift. Daarover las je niet bij Van de Hulst.”

Maarten-'t-Hart-leesverslaving-jules-verne
Jules Verne (1828-1905), portret omstreeks 1890
bron: Nadar
Maarten-'t-Hart-leesverslaving-Carson-mccullers
Carson McCullers, geboren als Lula Carson Smith (1917-1967), portret 1955
bron: ANP

“In diezelfde tijd werd ik me er ook van bewust dat er boeken waren zonder evangelische strekking, toen ik van een schoolvriend De reis om de wereld in tachtig dagen van Jules Verne leende. Achter in het boek stond een lijst met andere titels van de auteur. Ik hoorde dat je die boeken voor een dubbeltje per stuk kon lenen bij de bibliotheek van de Nutsspaarbank. Ik vond een baantje, bracht elke ochtend tussen zeven en negen vleeswaren rond voor de slager bij ons in de straat, en verdiende zo 1,25 gulden per week. Zo kon ik de ene week twaalf en de andere week dertien boeken lenen. De boeken van J.B. Schuil hebben in die tijd veel invloed gehad. Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen, Rob en de stroper van Tjot-Idi, De Artapappa’s – allemaal even prachtig. De AFC-ers moest je stiekem lezen omdat daarin op zondag werd gevoetbald.

Maarten-'t-Hart-leesverslaving-verne
Jules Verne, De reis om de wereld in 80 dagen (1873)

“In alle boeken van Schuil gaan de hoofdpersonen naar de hbs, dus ik wilde ook naar de hbs, hoe weinig passend dat ook was in het milieu waarin ik ben opgegroeid. Het was al mooi als je naar de mulo ging. Op de hbs ben ik voor het eerst in contact gekomen met literatuur. In de derde klas hoorde ik van de leraar Nederlands, de heer L.F. Jansen, dat wij voor ons eindexamen vijfentwintig boeken moesten lezen. ‘Welke boeken dan?’ vroeg ik. ‘Van literaire schrijvers,’ antwoordde hij. Pas in de vierde klas zou hij een lijst met titels geven, maar ik was zo nieuwsgierig dat hij mij alvast een lijst met literaire auteurs gaf. Bij elke letter van het alfabet had hij een schrijver genoemd: Jo van Ammers-Küller, F. Bordewijk, Antoon Coolen, Maria Dermoût, Jan Eekhout – enzovoort. Omdat ik van Jo van Ammers-Küller gelukkig geen enkel boek kon krijgen, ben ik meteen maar begonnen met Bordewijk. Karakter was het eerste boek dat ik van mijn zelf verdiende geld kocht. Mijn vader vond dat helemaal niks. Boeken kocht je niet, die haalde je uit de bibliotheek. Kopen was zonde. Karakter maakte meteen een verpletterende indruk. Ik voelde veel affiniteit met de hoofdpersoon, Jacob Katadreuffe. Ook ik was opgeklommen uit een arbeidersmilieu. Het kon niet anders of mijn eigen leven zou net zo verlopen als dat van Katadreuffe. Ook ik zou succesvol worden. Daarvoor moest ik dan wel in Leiden gaan studeren, want dat deed hij ook. Dat ging ik dan ook doen. Ik heb mijn hele leven eigenlijk ingericht naar de boeken die ik las.”

“Als ik een vreemde taal wil leren, dan lees ik altijd eerst de Bijbel in die taal. Die ken ik zo goed dat ik zo precies weet wat er staat. In 1970 las ik een boek van een voor mij toen onbekende schrijver waar ik me volledig in herkende. Dokter Glas van Hjalmar Söderberg gaat over een eenzelvige arts uit Stockholm. Hij wordt tijdens een spreekuur verliefd op een vrouw die bij hem komt klagen over haar veel oudere man. Zo rijpt bij hem het idee om die man dan maar uit de weg te ruimen, wat hij vervolgens ook doet, in de hoop dat hij die vrouw kan krijgen. Ik vereenzelvigde me zo met die man dat die moord me verontrustte: zou ik daar ook toe in staat zijn? Ik ging op zoek naar andere vertalingen van Söderbergs werk, maar die vond ik niet. Daarom ben ik zijn andere werken maar in het Zweeds gaan lezen. Met een woordenboek bij de hand las ik bijvoorbeeld Martin Bircks ungdom. Italiaans is ook helemaal niet moeilijk. Dino Buzzati was ook niet vertaald, dus die heb ik in het Italiaans gelezen. Het Hongaars, het Fins en het Russisch zijn daarentegen vreselijk lastige talen, daar hoef je niet aan te beginnen.

“De Bijbel is geen boek, maar een verzameling heterogene geschriften. Als geheel is het natuurlijk ongelooflijk. Er zitten een paar ongelooflijke parels in: het boek Jesaja is prachtig, het boek Jona ook. Prediker is onovertroffen. Dat is formuleringskunst op de vierkante meter. In een schoolvakantie las ik de roman Waarom niet van Albert Helman. Gek genoeg heeft dat boek – samen met De man zonder uniform van Willy Corsari – mij aan het twijfelen gebracht over het geloof. Ik besloot terstond om geen literatuur meer te lezen en verdiepte me alleen nog maar in theologische boeken. Toch bleef de twijfel bestaan. Nietzsche heeft me uiteindelijk de laatste zet gegeven. Menschliches, Allzumenschliches en Die fröhliche Wissenschaft speelden een belangrijke rol in mijn afvalligheid. Nietzsche formuleert heel pregnant. In de Bijbel staat bijvoorbeeld: ‘Wie zichzelven verhogen zal, die zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen, die zal verhoogd worden.’ Nietzsche duidt dat als slaafsheid. Hij schrijft: wie zichzelf vernedert, wíl verhoogd worden.

“Nietzsche kan meesterlijk formuleren, maar Multatuli heeft een formuleringskunst die alles en iedereen overtreft. Zijn brieven zijn bijna volmaakt. Minnebrieven is ongelooflijk prachtig. De verlovingsbrieven aan Tine zijn ook geweldig. Over zijn vriendinnetjes schrijft hij bijvoorbeeld aan haar: ‘Wilt gij dat ik u bedrieg of dat ik u bedroef?’ Dat vind ik zo mooi gezegd… Of hij vertelt het niet, dan bedriegt hij haar, of hij vertelt het wel, dan bedroeft hij haar. Als je dat in zo’n klein zinnetje kan formuleren en dan ook nog met alliteratie erin, dan ben je een groot schrijver.”

Maarten-'t-Hart-leesverslaving-william-faulkner
William Faulkner (1897-1962), portret omstreeks 1957
bron: foto Courtesy of Special Collections Library, UVA Library
Maarten-'t-Hart-leesverslaving-Bordewijk
F. Bordewijk (1884-1965)
bron: Literatuurmuseum
Maarten-'t-Hart-leesverslaving-willy-corsari
Willy Corsari, pseudoniem van Wilhelmina Angela Douwes-Schmidt (1897-1998), portret 1923
bron: Spaarnestad foto

“Wat is het nut van lezen? Ik heb geen idee, behalve dat het ontzettend leuk is om te doen. Ben ik er beter door gaan schrijven? Ik heb een tijd heel intensief Multatuli zitten lezen, al die delen van zijn Verzamelde werken. Daarna ben ik volgens mij beter gaan schrijven. Dat komt door zijn fantastische formuleringskunst. Multatuli behoort samen met Louis Couperus en Simon Vestdijk tot de drie grootste schrijvers van Nederland. Ook Vestdijk pak ik nog regelmatig uit de kast om weer even feeling te krijgen met die mooie lange zinnen. Ik heb laatst nog een heel stuk uit De vuuraanbidders zitten lezen. Tegenwoordig wordt hij nauwelijks nog gelezen, maar dat geldt voor het gros van de schrijvers: Arthur van Schendel, J. van Oudshoorn, Aart van der Leeuw… Wie leest ze nog? Dat geldt trouwens ook voor recent overleden schrijvers. W.F. Hermans wordt misschien nog wel gelezen, maar ga eens naar de boekhandel en probeer een boek van hem te vinden. Dat wordt moeilijk. Harry Mulisch? Wordt die nog gelezen? Ik hoorde dat zijn weduwe in financiële moeilijkheden zit omdat zijn boeken niet meer worden verkocht. Dat is helaas het lot van alle Nederlandse schrijvers: je bent zo verdwenen.

“Ik heb een leesverslaving, Vestdijk had een schrijfverslaving. Ik wilde een tijdlang zijn biografie schrijven. Ik was zelfs al begonnen met het voorbereidende werk. Bij hem thuis, al lang nadat hij was overleden, kreeg ik zijn platencollectie voor mijn neus. De platenhoezen waren helemaal volgeschreven in dat rare handschrift van hem. Als ik die biografie zou schrijven, dan zou ik de teksten op die hoezen allemaal moeten ontcijferen. Alleen dat zou me al drie jaar kosten. Uiteindelijk heb ik er dus van afgezien. Vestdijk schreef 52 romans. De helft daarvan is overbodig. De filmheld en het gidsmeisje, bijvoorbeeld. Die had hij beter niet kunnen publiceren. Terug tot Ina Damman is daarentegen prachtig. Dat is een aangrijpend verhaal van een jongen die verliefd wordt op een meisje en daar eigenlijk niets mee kan beginnen. Kind tussen vier vrouwen is ook een meesterwerk. Dat iemand in drie maanden tijd achthonderd pagina’s kan schrijven is ongelooflijk.

Maarten-'t-Hart-leesverslaving-karakter
F. Bordewijk, Karakter

“In een essay uit Zuiverende kroniek schreef Vestdijk: ‘Nog steeds dorsten wij naar de romans van William Faulkner.’ Lange tijd ging er voor mij niets boven William Faulkner. Het eerste boek dat ik van hem las, was Light in August. Ik heb meteen dat hele oeuvre proberen te lezen, maar dat was lastig, want hij schrijft in moeilijk Amerikaans. Light in August gaat primair over Lena Grove, die onverwacht in verwachting is geraakt van Lucas Burch en naar hem op zoek gaat, omdat ze vindt dat vader en moeder bij elkaar moeten zijn als het kind geboren wordt. Onderweg ontmoet ze Byron Bunch, die verliefd op haar wordt en met haar meereist. O, dat is zo’n prachtig boek. Je ziet de beelden zo voor je. Een goede schrijver is in staat om je voorstellingsvermogen zo te activeren dat je een beeld krijgt van hoe iets eruitziet. Daarom zijn boekverfilmingen altijd zo teleurstellend: dat zijn heel andere beelden dan die je zelf voor ogen had. Ik ben erg tegen verfilmde boeken. Ik schrok me dan ook dood toen ik de verfilmingen van mijn eigen boeken zag.

“Faulkner heeft ook een kolossaal gevoel voor humor. Als een schrijver geen gevoel voor humor heeft, dan kan het geen groot schrijver zijn. Oek de Jong is volgens die definitie geen groot schrijver – hoewel ik hem dat eigenlijk wel vind. Pier en oceaan is een meesterwerk, Zwarte schuur is ook erg goed gedaan, maar ik kan er niet om lachen. Jan Siebelink heeft ook geen humor. Tolstoj heeft ook niet veel humor, terwijl dat toch een groot schrijver is. Dostojevski daarentegen kan vréselijk grappig zijn.”

“Charles Dickens herlees ik vaak. Hij is geestiger dan enig andere schrijver, misschien op Nikolaj Gogol na. Dode zielen is namelijk ook vréselijk grappig. Dickens las ik al op de middelbare school. Oliver Twist is volgens mij het eerste boek dat ik van hem las. Dat is zo’n grappig boek, al had ik dat in het begin niet eens zo door. De liefde voor zijn boeken is in die zin wel verdiept in de loop der jaren. Vroeger las ik ze voor de ernst van het leven, nu lees ik ze juist voor de humor. Ik vind het leven zo bizar en eigenaardig… Dat klopt helemaal met de werken van Dickens. Hij laat zien hoe dwaas alles in elkaar steekt. David Copperfield, Bleak House, Little Dorrit, Martin Chuzzlewit en The Pickwick Papers behoren tot de hoogtepunten uit de Engelse letterkunde. Eigenlijk heb ik alle grote klassiekers uit de wereldliteratuur vrij snel achter elkaar gelezen. Dat is jammer. Je komt dan al snel bij de tweede garnituur uit. Hoewel, dat valt ook wel weer mee, want er zijn veel vergeten of verdwenen meesterwerken waar je zomaar tegenaan kunt lopen. Niet zo lang geleden ontdekte ik Die Strudlhofstiege van Heimito von Doderer. Ik had zijn dagboeken al wel gelezen, maar dit boek kende ik nog niet. Het is een ongelooflijk prachtig boek. De manier waarop hij bijvoorbeeld ergens een verkeersongeluk beschrijft, is magistraal.

“Er zijn ook boeken die ik vroeger geweldig vond maar die bij herlezing toch flink tegenvallen. Dokter Zjivago van Boris Pasternak is zo’n boek. Dat vond ik veertig jaar geleden ongelóóflijk, nu denk ik dat het allemaal een beetje te veel van het goede is. Robert Musil heb ik altijd zwaar overschat gevonden. Veel mensen vinden Der Mann ohne Eigenschaften een geweldig boek, maar daar begrijp ik niets van. Franz Kafka vind ik ook een beetje overschat, hoewel hij wel heel erg grappig kan zijn. Kafka is wat dat betreft een echte leerling van Dickens. Je ziet dat hij heel goed naar hem heeft gekeken. James Joyce vind ik de meest overschatte schrijver ter wereld. Ulysses wordt meer dan eens bestempeld als het beste boek uit de wereldliteratuur, maar ik vind het vreselijk. Niet doorheen te kómen. Ik heb het natuurlijk wel gelezen, eerst in het Nederlands en later in het Engels, maar het is voor mij niet weggelegd.

Maarten-'t-Hart-leesverslaving-joyce-arthur-cary
Theodor Fontane (1819–1898) portret 1883
bron: schilderij Carl Breitbach
Maarten-'t-Hart-leesverslaving-charles-dickens
Charles Dickens (1812-1870) portret 1867
bron: Jeremiah Gurney, Heritage Auction Gallery

“Welk boek meteen herdrukt zou moeten worden? The Horse’s Mouth van Joyce Cary, dat in het Nederlands is vertaald als Het genie. Dat is zo’n verschrikkelijk prachtig boek… Een van de literaire hoogtepunten van de vorige eeuw. Het gaat over een kunstschilder die helemaal niets verkoopt. Zijn leven hangt aan elkaar van mislukkingen, maar toch blijft hij opgewekt verder schilderen. Ik zeg altijd: vergeet James Joyce, lees Joyce Cary. Ik heb nog nooit eerder zo’n humoristisch boek gelezen. In ons eigen taalgebied pleit ik al jaren voor herwaardering van het werk van J. van Oudshoorn. Een totaal vergeten schrijver. Tobias en de dood is volgens Bordewijk de grootste roman uit de Nederlandse letterkunde. Tobias is, in tegenstelling tot de hoofdpersonen van Van Oudshoorns drie andere romans, niet alleen maar een mislukking. Hij houdt zich, hoewel slachtoffer van chantage, staande in een grimmige wereld. Er is zelfs – voor eenmaal in zijn werk – sprake van een superieur soort humor. Ik kan het iedereen aanbevelen.”

Maarten-'t-Hart-leesverslaving-oliver-twist
Charles Dickens, Oliver Twist

“Ik heb me altijd het meest vereenzelvigd met de hoofdpersoon uit Bekentenissen van Zeno van Italo Svevo. Dat boek is net een zelfportret. Zelfs de kleinste dingen komen overeen, bijvoorbeeld die zuinigheid van hem. Ergens zegt Zeno Cosini: een van de eerste uitwerkingen die het vrouwelijk schoon op een man heeft, is dat het hem al zijn gierigheid doet verliezen. Daar kan ik me volledig in herkennen. Svevo was bezig aan een vierde roman, een vervolg op dit boek, maar stierf door een auto-ongeluk. Dat is erg jammer. De bekentenissen van een oude man, of althans de hoofdstukken die daarvan zijn verschenen, is namelijk het enige boek over ouderdom waarin ik me kan herkennen. Of ik van plan ben om dat boek over ouderdom dan zelf maar te schrijven? Ik ben wel bezig met een nieuw boek, maar dat gaat niet over ouderdom. Waar het wel over gaat, kan ik nog niet zeggen, daar is het te vroeg voor. Theodor Fontane schreef zijn meesterwerk Effi Briest toen hij 78 was, dus ik heb nog drie jaar de tijd om aan mijn eigen meesterwerk te schrijven, als die tijd me is vergund.

“Het zou logisch zijn om te denken dat je beter gaat schrijven naarmate je ouder wordt, maar dat is toch niet zo. Vestdijk schreef de laatste tien jaar van zijn leven beduidend minder goed dan daarvoor. Other Voices, Other Rooms en The Heart is a Lonely Hunter – de debuten van respectievelijk Truman Capote en Carson McCullers – behoren daarentegen tot de mooiste boeken die ik ken. Fontane debuteerde pas op latere leeftijd. Hij had daarvoor al veel geschreven, waaronder die beroemde reisverhalen in Wanderungen durch die Mark Brandenburg, maar zijn eerste roman publiceerde hij pas op zijn 58ste. Ik kwam hem op het spoor door Thomas Mann, die hem bewondert. Onder andere in de bundel Adel des Geistes schrijft hij over Fontane. En als je het over debuutromans hebt: Buddenbrooks. Zo’n beetje het eerste boek dat in de twintigste eeuw werd gepubliceerd, is ook meteen het beste boek van die eeuw. Dat is zo’n meesterwerk, dat heb ik denk ik wel zes keer gelezen. De mensen die hij neerzet zijn springlevend. Hij weet voor iedereen een eigen manier van spreken te bedenken. Als in Der Zauberberg een arts aan het woord is, weet je precies wie het is, zonder dat dat erbij staat. Dat heb ik tegen op Ilja Leonard Pfeijffer: die kan mensen niet op een eigen manier laten spreken, iedereen spreekt met hetzelfde idioom als hij.

“Fontane kan alles ook zo schitterend formuleren. Samen met Multatuli en Flaubert behoort hij tot de grote briefschrijvers van de negentiende eeuw. Die brievenboeken zijn wel prachtig, hoor. Neem die van Flaubert. Daarin laat hij zich veel meer gaan dan in zijn romans. In zijn romans beeldhouwt hij zijn zinnen. Je ziet dat aan elke zin uren is geschaafd. De brieven zijn veel losser. Dat neemt niet weg dat Madame Bovary een absoluut meesterwerk is. Ik moet meteen denken aan die rare apotheker die hij daarin opvoert. Die is zo vreselijk grappig… Daaraan zie je toch wel weer dat een groot schrijver geestig hoort te zijn. Fontane heeft na Effi Briest trouwens nog een meesterwerk geschreven: Der Stechlin. Toen was hij al bijna tachtig. En die prachtige brieven van hem komen ook allemaal uit de laatste fase van zijn leven. Er is dus nog hoop.”

Maarten ’t Hart (1944) is schrijver en bioloog. Hij debuteerde in 1971 met Stenen voor een ransuil onder het pseudoniem Martin Hart. In 1978 promoveerde hij op een proefschrift over het doorkruipgedrag van de driedoornige stekelbaars. In datzelfde jaar brak hij als schrijver definitief door met de inmiddels klassiek geworden roman Een vlucht regenwulpen. ’t Hart publiceerde sindsdien ruim veertig boeken, waarvan De kroon­getuige, Het woeden der gehele wereld en Magdalena enkele bekende titels zijn. Onlangs verscheen zijn roman De nachtstemmer. Elsbeth Etty schreef ter gelegenheid van zijn vijfen­zeventigste verjaardag een portret over de schrijver: Minnebrieven aan Maarten – Over Maarten ’t Hart en zijn oeuvre.