Spring naar de content
bron: Hollandse Hoogte

Thomése ontrafelt in Vaderliefde zijn raadselachtige familiegeschiedenis

In Vaderliefde duikt P.F. Thomése in de levens van zijn ouders, grootouders en vele andere verwanten. In een voorbeeldige stijl dist hij smakelijke anekdotes op en vult geheimzinnige leemten in zijn familiegeschiedenis aan.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thomas van den Bergh

In 1998 publiceerde schrijver P.F. Thomése een geruchtmakend essay in literair tijdschrift De Revisor, onder de titel ‘De narcistische samenzwering’. Hij betoogde daarin dat het boekenbedrijf geregeerd werd door marketing-denken waarbinnen alle literatuur was gereduceerd tot een beperkt aantal (tien) vaststaande formats. Herkenbaarheid en toegankelijkheid waren daarbij de leidende criteria, schamperde hij.

Sommige critici concludeerden dat Thomése zich in dit essay tegen het autobiografische schrijven keerde. Dat het hem eigenlijk veeleer om een veronachtzaming van ‘de vorm’ ging, en niet zozeer om een teveel aan ‘waargebeurd’, ontging hen. Een hardnekkig misverstand was geboren.

thomese

Toen hij dus enkele jaren later Schaduwkind publiceerde, een aangrijpende novelle over het overlijden van zijn zes weken oude kind, meenden diezelfde critici dat Thomése een opmerkelijke poëticale draai had gemaakt. De schrijver, ooit begonnen met historische romans en verhalen, zou zich hebben ‘bekeerd’ tot het autobiografisme.

Met de bundel Nergensman (2008) legde Thomése zijn criticasters het zwijgen op. Hij noemde deze opstellen pesterig ‘autobiografieën’. In het meervoud dus, waarmee hij zeggen wilde: een mensenleven is te complex om het in één rechtlijnig verhaal te kunnen vastleggen.

In zijn nieuwe boek, Vaderliefde, illustreert hij deze stelling eens te meer. Autobiografisch is dit boek beslist, want het beschrijft de levens van zijn ouders en grootouders, van verre ooms en andere verwanten. Zoveel familieleden voert Thomése ten tonele dat het je op den duur gaat duizelen. Maar datzelfde overkomt de schrijver zelf, als hij ‘in het stambomenbos het spoor terug probeert te vinden’.

Het lijkt hem in dit boek dan ook niet te gaan om een ordentelijk autobiografisch verhaal, beginnend bij de vroegste voorvader en eindigend in het hier en nu. Hoe anders was dit voor zijn vader, Frits Thomése (1921-1979). Die had zich grondig in de genealogie van de familie verdiept, en vertelde erover aan zijn zoon, gezeten op de rand van diens bed. Maar de kleine Frans lette niet goed op, ‘half dromend, half slapend, met één oor luisterend’, met als gevolg dat alles in zijn hoofd door elkaar begon te lopen. Personen, plaatsen, jaartallen. De klassieke mythologie, persoonlijke herinneringen van zijn vader, familieverhalen.

“En zo,” schrijft Thomése, “ben ik erfgenaam geworden van verhalen die ik niet kan navertellen, die zich aan me hebben gehecht als zeepokken aan een voorbijdrijvende schelp.”

In deze bundel heeft hij veel van die verhalen samengebracht, zonder de bedoeling het waarheidsgehalte ervan te bepalen. Kriskras bladert Thomése door zijn familiegeschiedenis en dient smakelijke anekdotes op. Figuren als zijn aangetrouwde Canadese oom Verne en de al even spannende maar onbekende ‘oom Jeu’ blaast hij op tot haast mythische proporties. De eerste had Nederland bevrijd en werkte daarna jarenlang aan een allesomvattende Theorie. Als hij in Nederland kwam, ging hij met de kleine Frans op stap om ‘emmers’ snoep en ijs te kopen. De tweede was uitvinder van revolutionaire auto’s, had geacteerd in silent movies en ontwikkelde in de VS een zelfdenkend keukenblok. Overigens had niemand – Frans’ moeder, de oudere zus van Jeu, incluis – hem ooit in levenden lijve ontmoet.

thomese

Een andere voorvader diende in Napoleons leger, een episode waarover Thomése vrolijk speculeert, zonder zich veel om bronnenonderzoek te bekommeren. De veronderstelde adellijke oorsprong van zijn familie van vaderskant voorziet hij van kritische kanttekeningen, maar ook hier laat hij ruimte voor twijfel. Zo is dit boek een merkwaardige mengvorm van gissingen, familieverhalen, hele en halve zekerheden, reconstructies en aannames.

De meeste aandacht gaat uit naar het ouderpaar. Thoméses vader Frits was directeur van een drukkerij, zijn moeder Betty secretaresse. De titel van dit boek verraadt al bij wie van de twee des schrijvers sympathie ligt. Zijn moeder beschouwt hij als een angstige vrouw die vooral bezig was met uiterlijkheden. Vader Thomése portretteert hij als een melancholicus, iemand die niet mee wilde doen aan de maatschappelijke ratrace naar status en titels, waar zijn ‘vrindjes’ zich met zoveel overgave in stortten. Hij deed er acht jaar over om zijn rechtenstudie ten slotte toch maar voortijdig af te breken. Had schrijf-ambities, maar wilde niets publiceren, en werkte zich vroegtijdig dood in de grafische industrie.

Zoon Frans poogt hem in dit boek opnieuw tot leven te wekken. En tot op zekere hoogte te rehabiliteren. Want waarom tekende vader in 1943 de loyaliteitsverklaring van de nazi’s, die het mogelijk maakte om te blijven studeren? Na de oorlog moest Thomése senior zich daar herhaaldelijk voor verantwoorden. Maar tegelijkertijd verzweeg hij zijn verzetsactiviteiten in Haarlem gedurende de oorlog, en was al even zwijgzaam over zijn verblijf in ‘de hel van Rees’, het dwangarbeiderskamp Groin, net over de grens bij de Achterhoek.

Ook voor Frans Thomése zouden deze episoden onbekend zijn gebleven, als hij niet bij toeval op twee briefjes was gestuit waarin zijdelings aan deze ervaringen werd gerefereerd. Waarom hield zijn vader, die een dwangmatig verzamelaar was van zijn eigen verleden, deze cruciale levensfeiten verborgen?

Raadsels, raadsels. Je kunt nog zo fanatiek iedere snipper bewaren, concludeert de schrijver, maar wat weet je werkelijk van elkaar? Praten, écht praten, over gevoelens en zo, dat gebeurde niet in huize Thomése. Zodat er voor zoon Frans veel te gissen overblijft. Wat voor een schrijver overigens wel zo prettig is.

thomese

Hadden zijn ouders een gelukkig huwelijk? In de nalatenschap van zijn moeder stuit hij op een brief van een oudere zus, geschreven op het hoogtepunt van de hofmakerij van Frits. Deze tante drukt Betty op het hart de geschiedenis met ‘Karel’ voorlopig nog maar verborgen te houden.

“Ik lees het en hoop met mijn tante dat goocheme ‘Karel’ uit het amoureuze verhaal van mijn ouders kan worden weggepoetst. Ik wil niets liever dan deze gekneusde en gekwetste mensen gelukkig zien in hun zelfbedachte sprookje, wat mij niet lukte toen ik deel uitmaakte van ons gezin, deelgenoot was van hun onmacht. Maar nu ze dood zijn en derhalve uit de tijd gestapt, kunnen ze weer alle kanten op.”

Zo betrapt Thomése zich er vaker op dat hij het verhaal van zijn ouders inkleurt, bij voorkeur met behulp van Hollywood-clichés. Als hij zich zijn moeder voorstelt op Schoevers, is dat zingend en dansend, onderwijl ritmisch de Remington bespelend. Evenzo kun je je afvragen of dat heroïsche oorlogsverleden van Thomése senior niet uit dezelfde filmische duim van de schrijver is gevloeid. 

Tegen het eind van dit als altijd stilistisch voorbeeldige boek schrijft Thomése: “Opeens begint het mij te dagen waarom [mijn vader] mij, ons allen, zijn vereerde Vroeger obsessief ten voorbeeld bleef stellen en alles wat van onze tijd was op het irritante af veroordeelde. Zijn conservering van het verleden was voor hem geen nostalgie, maar noodzaak. Hij keerde naar zijn voortijd terug zoals een verdwaalde wandelaar terugkeert naar een open plek in het bos. Er moest vandaaruit een andere weg te vinden zijn, naar een andere toekomst. Die wilde hij voor mij vinden. Hij was in de Tweede Wereldoorlog zijn fantastische vooruitzichten kwijtgeraakt en keerde steeds terug naar het moment dat hij ze nog had. Alleen van daar kon hij verder. Zo bouwde hij in zijn hoofd voort aan zijn veelbelovende schaduwleven, dat hij zo passend mogelijk voor mij in gereedheid bracht.”

Een andere toekomst, is dat waaraan P.F. Thomése met dit boek heeft proberen mee te bouwen? In ieder geval heeft hij op briljante wijze laten zien wat een ware schrijver vermag: de kale feiten van het leven omvormen tot een kloppend, ademend kunstwerk.