Spring naar de content

Vergeet Amsterdam, ga naar Dordrecht, Urk en Buitenpost

Het Pieterpad, Wijk bij Duurstede, de Utrechtse Heuvelrug, Dordrecht, Schokland – in ons eigen land is zó waanzinnig veel te zien, dat je bijna gek moet zijn om naar verre oorden af te reizen. ‘Niet één land op de wereld heeft op zo’n bescheiden oppervlak zo’n diversiteit als Nederland.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

Denkend aan Holland zien buitenlandse toeristen een mentale ansichtkaart met tulpen, molens en de Amsterdamse grachten. Ze bewegen zich in ondenkbare rijen oneindig traag langs die ‘highlights’, de platgetreden paden nog platter tredend. Die slibben dicht als vette aders, met nadelige gevolgen voor de bezoekervaring en het welbevinden van bewoners. 

De psychologie van de massatoerist leidt hem in de voetsporen van miljoenen voorgangers. Daar moet het te doen zijn, anders gingen er niet zoveel mensen heen. Bijna iedereen is zo. Naar Pisa gaan en de scheve toren missen is geen verhaal waarmee je thuis kunt komen. China bezoeken maar niet de Muur zien idem. Het fotoboek van Egypte kan niet zonder piramides, zonder Falls is Niagara een rare bestemming. Iedereen doet wat iedereen doet, omdat iedereen het doet. 

Omgekeerd werkt het ook zo. Impopulariteit houdt zichzelf in stand. Naar Polen? Wat moet je daar nou? Vet eten op een aftandse Oostblokkermis zeker. Om in eigen land te blijven: de provincie Groningen? Daar gaat toch niemand heen? Daar zal de massa dan wel een goeie reden voor hebben. De toerist die oppijpt dat ‘deze jongen met de fam’ van de zomer lekker drie weekjes in Spijkenisse zit, zal de eerste zijn. 

Nou is drie weken Botlek misschien wat veel, wat te buitenissig, maar een beetje avontuurlijke en creatieve reiziger kan er, met wereldstad en -haven Rotterdam om de hoek, Den Haag, de Zeeuwse eilanden, het strand, historisch Brielle, schilderachtig Zierikzee, Delft, Gouda, Dordt en Nationaal Park De Biesbosch, toch een leuk, gevarieerd programma samenstellen. Maar er is nooit iemand die dat doet. 

Het getuigt van een af te keuren desinteresse om een leven te slijten op postzegel Nederland en nooit in Den Helder te zijn geweest, niet in Zutphen, Hengelo of Wijk bij Duurstede. Nooit op Ameland of Texel! Tot mijn spijt geldt dat voor mijzelf. Helaas zijn die plekken alleen een naam uit de topografie op school gebleven, en het ligt waarschijnlijk niet aan die plekken. 

Een reisboek van Tommy Wieringa draagt de tot de verbeelding sprekende titel Ik was nooit in Isfahaan. (Op bijna alle andere plekken op de wereld was Wieringa wel.) Om het kleiner te houden: ik was nooit in Doetinchem. Nog nooit op de Utrechtse Heuvelrug of in de binnensteden van Den Bosch en Nijmegen. Dat lijkt me een gemis, niets om trots op te zijn.

Zoeken naar onontdekt dichtbij vraagt een ontvankelijke manier van kijken – Illustratie: Matthias Giesen

De ‘iconen’ worden onder de voet gelopen, letterlijk, door toeristen die ten behoeve van het plaatje de tulpenvelden in banjeren. In Giethoorn zien bootjevarende Aziaten de brievenbussen voor afvalemmers aan. Het is op of over de rand van niet leuk meer. Je kunt je afvragen of Holland-marketing voor Kinderdijk of de Zaanse Schans nog nodig of zelfs wenselijk is, en ook of die vraag niet allang een retorische is. 

Volgens het toerismebureau NBTC Holland Marketing kwamen er in 2018 19,1 miljoen bezoekers naar ons land; hieronder vallen zowel toeristen als zakelijk bezoek. Tot 2030 voorziet het bureau een ‘autonome groei’ van nog eens vijftig procent. Autonoom wil zeggen dat het een mondiale trend betreft en dat we er niet zo veel invloed op hebben. In dezelfde periode komen er een miljoen Nederlanders bij. De 18 miljoen van dan zijn gemiddeld ouder dan de 17 miljoen van nu; ze hebben meer met leuke dingen en uitjes te vullen vrije tijd. 

‘Wij’ doen het in vergelijking met de ons omringende landen goed op toeristisch gebied. Nederland is op de beperkte ruimte binnen dijk, duin en grens bijna eindeloos gevarieerd. Hooggebergtes ontbreken, maar alleen bij oppervlakkige beschouwing is Nederland echt plat. Ons land is schoon, opgeruimd (‘aangeharkt’ als men per se in het nadelige wil), goed onderhouden, comfortabel en veilig, en herbergt de échte lelijkheid of de diepe troosteloosheid van Belgische of Britse buitenwijken in geringere mate. 

De aanzwellende stroom moet ‘ten behoeve van het welzijn van alle Nederlanders’ beter worden verspreid, zegt NBTC Holland Marketing in een ‘visie’ op ‘bestemming Nederland’. Van de gebaande paden af, weg van de snelweg. Als het even kan niet in nog groteren getale naar wereldmerk en aandachtsmagneet Amsterdam, voor toeristen die van verre komen synoniem voor Holland. 

Er is een wereld te winnen, zegt NBTC-directeur Jos Vranken. Die wereld begint niet bij Amerikanen of Chinezen, die je met geen tien paarden van hun Hollandse ‘hotspots’ haalt. Al meer kans maak je bij Duitsers en Belgen, die vaker komen en ons land beter kennen. Maar het begint natuurlijk bij onszelf, de beste gidsen voor eigen land tenslotte, wiens voorbeeld hopelijk doet volgen. 

De psychologie van de massatoerist leidt hem in de voetsporen van miljoenen voorgangers.

Waarheen? Van de bekende Holland-kanonnen zijn er maar een paar, met de ontdekking van de rest van Nederland kun je een leven lang bezig zijn. Binnenlands reisschrijver Flip van Doorn is al enige decennia ‘ontdekkingsreiziger in Nederland’. Thuis in IJlst, Friesland, legt hij een indrukwekkende plank titels van zijn hand op tafel uit, onder meer Fietsen rond de wereld in Nederland, Een kloeken dagmarsch en 1000 plekken in Nederland die je écht gezien moet hebben. Van Doorn is nog lang niet klaar. Hij draagt bij aan een wekelijkse rubriek in Trouw

Zoeken naar onontdekt dichtbij vraagt een ontvankelijke manier van kijken. Het is een oefening in de liefde voor het nabije, voor omwegen en B-, C- en D-attracties, die, op waarde geschat, een meer particulier plezier geven dan de door de massa af te vinken must sees. Er moet niets natuurlijk, dat is het mooie, het is onbekommerd dwalen in het land van duizend meningen en nog meer dagattracties, de weg terug naar huis is nooit ver weg. 

“Niet één land op de wereld heeft op zo’n bescheiden oppervlak zo’n diversiteit als Nederland,” zegt Van Doorn. Het is waanzinnig divers. Van Doorn ging een keer – vóór hij Nederland ontdekte – met de nachtbus van Perth (West-Australië) oostwaarts. Na een nacht slapen en rijden was er niets wezenlijks aan het landschap veranderd. Dan Nederland. Als je het Pieterpad loopt, verandert het land bijna elke tien kilometer, van bodem, dialect, karakter.

Er is een gids getiteld De mooiste bergwandelingen van Nederland van Rutger Burgers e.a. (met de Vaalserberg natuurlijk, maar bijvoorbeeld ook de Vuilnisberg van Zoetermeer). Eenvormigheid is in the eye of the beholder, niet in het land zelf. Tijdens je expeditie door nabij gebied leer je het land lezen, zegt Van Doorn. Het wordt leuker als je er iets van weet. 

“Noord-Beveland,” zegt hij, na een stilte, op de vraag waar in Nederland hij nog nooit is geweest. Noord-Beveland: Wissenkerke, Kats, Kamperland. Colijnsplaat, waar een replica staat van de tempel van de voorchristelijke zeegodin Nehalennia. Je moet er doelbewust op af, anders kom je er nooit. “Je moet tegen jezelf zeggen: ik ga nú naar Wijk bij Duurstede.”

IJlst blijkt een leuk stadje, deels beschermd stadsgezicht en thuis van tientallen rijksmonumenten. Een van de Friese elf steden. Op 4 januari 1997 kwamen ze voor het laatst over de Geau, de bocht om naar de Wiiddraai. Het was feest. Ten zuiden ervan, aan weerszijden van de Eegracht, liggen voortuintjes, door een klinkerstraat gescheiden van de bijbehorende grachtenhuizen. Een Hollands unicum, of bijna-unicum, in IJlst. 

Van IJlst rijd je via Sneek en Bolsward, beide een afslag waard, langs Laad en Zaad bovendien, Longerhouw, Schraard en Wons, over de A7 naar de Afsluitdijk. Kornwerderzand, wonderlijk dijkdorp, het Kazemattenmuseum, en dan de dijk zelf, die dertig kilometer lange, Hollandse overwinning op de zee. Asfalt, basalt, vangrail en gras, recht en robuust als bedenker Cornelis Lely. Vanaf een sokkel en in brons gegoten kijkt hij een paar kilometer voor Den Oever uit over het IJsselmeer, dat hij bij leven nooit als meer zag. 

Aan het begin van de dijk heeft de kunstenaar Daan Roosegaarde aan beide kanten onder de naam ‘Icoon Afsluitdijk’ de heftorens van de Lorentz- en de Stevinsluizen beplakt met, oneerbiedig gezegd, reflectorstrips. Bijzondere strips, die alleen oplichten waar ze door koplampen worden beschenen, terwijl de rest van het gebouw in duister gehuld blijft. Het is alsof je bij nacht en donker door poorten of ‘tempels’ van licht, Gates of Light, de hemel in rijdt, in dit geval de weg naar Friesland of Noord-Holland. 

Vanaf de Lorentzsluizen zie je laat op de avond ver weg over het zwarte water de lichtjes van Makkum, misschien Hindeloopen en Stavoren. Zuidwestwaarts, achter de horizon, aan de overkant van de grote plas, en dan nog een stukje verder, woont reisjournalist Sybylle Kroon, die het land verkent per Eend. Ze checkt vooraf hoe de wind waait. Wind mee of tegen scheelt veel in een Eend.

Ze zag dividivi’s in de Amsterdamse Waterleidingduinen, dronk thee in Houwerzijl op het Groningse Hogeland. Ze vliegerde op Schier, fietste ‘bourgondisch’ langs cafés met trappistenbier in Brabant. Ze ging naar Buitenpost. Buitenpost? “Ja, De Kruidhof!” Een prachtige botanische tuin. Ernaast ligt het IJstijdenmuseum. Fear of missing out. Van Buitenpost kom je via De Laatste Stuiver en Galilea in Visvliet, Groningen. In de buurt liggen Gerkesklooster en een dorp dat ‘Dorp’ heet. 

“Ik ben fan van Nederland,” zegt Kroon. Ze komt ook in het buitenland, Duitsland, Engeland, overal wel. Maar er is veel dat voor dichtbij pleit. Geen klimaatvijandige vliegreizen naar verre oorden, niet dagen in de auto. Je kunt het rustig aan doen, hoeft niet te rennen om alles in twee weken te zien. Na een paar uur rijden suist Kroon op skeelers door de koolzaadvelden van Oost-Groningen, waar je alleen vogels en het zoemen van de bijen hoort. 

De wereld ligt aan je voeten, buiten de toeristenfiles stap je vrij en onbekommerd door – Illustratie: Matthias Giesen

Is er overal iets te vinden? “Bijna wel. De meeste plekjes hebben wel iets dat ze de moeite waard maakt. Ik ga juist kijken op plekken waar niemand ooit heen gaat. Ik rij ernaartoe en zie wel.”

Op een maandag rijd ik naar Spijkenisse. “Spijkenisse heeft een hele mooie bibliotheek,” zei Flip van Doorn. “De bibliotheek van Spijkenisse moet je zien.” Pernis, de Botlektunnel, Hoogvliet. De Spijkenisserbrug over de Oude Maas, de stadsmolen Nooitgedacht. Een rondje centrum: goede parkeerplaatsen, een overdekt winkelcentrum. Flats, een kinderboerderij, een tattooshop. Veel ‘historiserende’ nieuwbouw. Winkelstraten, het uitgaansgebied, een binnenhaventje. Het is rustig in Spijkenisse. 

Door een verkeerde afslag loop ik, onvoorbereid, net de bibliotheek mis, een op de plaatjes piramidevormig gebouw van glas, met binnenin een brede terrastoren van boekenkasten. Een berg van boeken, te beklimmen door lezers die er bij leven maar een topje van kunnen lezen. Iets voor de volgende keer. Maar Spijkenisse kan van de bucketlist.

Over de A15 naar Dordrecht, de oudste stad van de regio – Hollands oudste stad zelfs, volgens de claim. Dordrecht ligt onder de rook van Rotterdam en heeft ondanks die rook zijn knappe smoel behouden. De weg loopt ten zuiden van de havens, langs aaneengesloten bedrijvigheid en werkgelegenheid. Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, plaatsnamen die aan Willem van Hanegem en opgestroopte mouwen doen denken. 

Dordt is beroemd om zijn licht, ‘dat zo veel schilders heeft geïnspireerd,’ zo staat in denkbeeldige VVV-folders. Het licht komt door de nabijheid van veel water; de Merwede splitst zich hier in de Noord en de Oude Maas. De waterwegen raken de historische binnenstad, in feite een eiland. Ja, als je je best doet, zie je het: typisch Dordts, dat licht, anders dan het licht in Breda, Leiden of Alkmaar, waar ze misschien andere soorten licht hebben. 

Bij de Visbrug een beeld van de gebroeders De Witt, Johan, raadpensionaris, en Cornelis, beiden zonen van Dordt, ‘door het gepeupel’ vermoord in augustus 1672 in Den Haag. Een doorkijkje naar het stadhuis, gebouwd op een brug boven een smal grachtje: mooi, zoals de hele binnenstad van Dordrecht. Mooi, historisch en erg rustig, zo op een maandagmiddag buiten de vakanties. In de rondvaartboten is nog veel plek. 

Dordrecht kan in zijn eentje niet op tegen Amsterdam: de hoofdstad is groter, mooier én opwindender dan de rest. Maar voor wie toe kan met bescheidener porties seks, drugs en rock-’n-roll vormen de oude Hollandse steden samen wél een alternatief: Dordt, Delft, Gouda (‘around Rotterdam’), Leiden, Haarlem, Alkmaar (inclusief bollen, de Tulip Trail én kaas). Vergeet statig Den Haag niet (het Gemeentemuseum, Mondriaan), Utrecht-binnen-de-singels (De Stijl/Rietveld, Nijntje/Miffy). 

Langs de Beneden-Merwede naar het oosten. De A15 weer, Hardinxveld-Giessendam. Verderop een kanaal rechts, het spoor van de Betuweroute links van de snelweg. Op de dijk langs het water ploegen fietsers zich tegen de wind in westwaarts. Hoe sterk is de eenzame fietser? Sterker dan in de tijd van Boudewijn de Groot, toen hij nog geen elektrische rugwind had. Vooruitgang, letterlijk. 

Over het Land van Maas en Waal heeft De Groot ook gezongen, het land van Marsmans breede rivieren, traag door oneindig laagland, de rijen ondenkbaar ijle populieren, als hooge pluimen aan den einder. Vintage Holland. Je maakt het mee in dijkdorp Appeltern. En er is geen kip. De wandeling ‘Mooi Appeltern’ langs de Maas, het pannenkoekenrestaurant, Stoomgemaal De Tuut: vanavond ben ik de enige. De kerkklok slaat zeven uur, iemand zet een stoommachine aan. Het is bijna zomer. 

Holland experience: de pont van Appeltern naar Megen. Aan de warme kant van de Maas wachten een prullenbak, een lantaarnpaal en een bord: welkom in Brabant. Hierachter moet de gezelligheid liggen. Megen, de poort naar het goede leven, blijkt een prachtig stadje: middeleeuwse straatjes, twee kloosters, drie kerktorens. Een stadspoort, een auto, een paar wielrenners. Nog een bord: pas op, laagvliegende ooievaars. 

Ik zou naar Limburg moeten, het meest buitenlandse Nederland, naar Zeeland, drank drinken in gammele strandhuizen onder grijze luchten. Naar de Veluwe, Kröller-Müller, naar de Achterhoek, naar Twente, Salland, het land ‘ten oost’n van ’n Iessel’ (D. Lohues) en alles wat erachter ligt. Naar Drenthe, home of the blues, en van mijzelf, lang geleden. 

Maar ja. “Mijn overtuiging dat Nederland, qua omvang, een landje van niks is, heb ik moeten loslaten,” schrijft reisjournalist Jeroen van der Spek in zijn Alle(r) gekste plekken van Nederland – 222 bizarre locaties en hun bijzondere verhaal. “Het is kolossaal.”

Gekke plekken: een hobbitsauna, een tankstation voor auto en geest, een hobby-Kremlin, schapenfitness, een over een kuuroord wakende Lenin in Bad Nieuweschans (een Gronings grensdorp met verduitste naam), een ronddraaiend rotondehuis in Tilburg, een doodshoofd waarin je op de bus kan wachten (Dordrecht), een landingsbaan voor buitenlandse culturen et cetera. Je hebt aan tien grote vakanties niet genoeg.

Flevoland werd aangewezen als lelijkste provincie. Een belachelijk oordeel, geveld door ziende blinden.

Is Nederland een gekkeplekkenland? “Nee,” luidt het verrassende antwoord van Van der Spek. “Dat valt wel mee.” Meestal blijft gewoon doen gek genoeg, maar wie zoekt, vindt. In de rafelranden van stad en dorp, waar de bebouwing ophoudt maar de natuur nog niet is begonnen, zoals Van der Spek mooi zegt, waar kunst, hobby en hoogst particuliere plannen zich aan het regime van de welstand onttrekken. 

Waarom gaan we allemaal naar hetzelfde? Omdat anderen er ook heen gaan, omdat hetzelfde altijd weer wordt gepromoot. Van der Spek vertelt hoe hij de opdracht kreeg om voor de NS-uitgave ‘Eropuit’ een special over buitenlandse steden te maken. “Ik dacht: laat ik wat onbekender steden doen, zoals Cork of Magdeburg.” Niet goed, was de verbijsterende reactie van de NS. “Ze wilden de plekken belichten waar iedereen al naartoe gaat.”

Het is zo makkelijk, zegt Van der Spek. De wereld ligt aan je voeten, buiten de toeristenfiles stap je vrij en onbekommerd door. Een fietsroute door de Amsterdamse haven, met QR-codes. Hagedissen, roofvogels, kolenbergen. De Tweede Maasvlakte, opgespoten nieuw land, inmiddels nieuwe natuur. Kilometers strand bijna voor jezelf. De liefde voor het nabije, zoals eerder gememoreerd. “Absoluut. De deur uitgaan, kijken waar je voeten je brengen.” 

“Thorn is het verhaal van de onverschrokken edelman graaf Ansfried, die voor zijn dapperheid bij de verovering van Noord-Italië door de Duitse keizer Otto de eerste van deze vorst een vorstelijke beloning kreeg, de vrije Rijksheerlijkheid Thorn. Graaf Ansfried en zijn gemalin Hereswinde wilden van hun vorstendom een centrum van cultuur maken, zoals Ansfried dat gezien had in Italië.”

Het tv-programma Ontdek je plekje, uit de jaren tachtig, toen we elkaar nog lieten uitspreken en de tijd namen om ons gedegen te laten informeren. Zacht geborstelde beelden, een half neuriënde verteller. “Dit is het oude land van Gelre, halverwege Doesburg en het grafelijke Zutphen. Het is een pastorale streek met slingerende wegen, boerderijen in met bomen gestoffeerde landouwen, in de schitterende IJsselvallei.”

Berichten uit andere tijden, te bekijken op YouTube, met eronder hedendaags commentaar. Bij de uitzending over Medemblik: “Ik woon in Medemblik!” (Ricardo, twee jaar geleden) “Stink stad” (Saint Ke, 10 maanden geleden)

In onze tijd gaat volgens cijfers van de NBTC Holland Marketing 36,7 procent van de buitenlandse toeristen naar Amsterdam, 20,9 procent naar ‘overig Randstad’, 14,7 procent naar de kust en 27,7 procent naar ‘overig Nederland’. 

Bizarre cijfers. Amsterdam krijgt bijna twee keer zo veel bezoekers als de rest van de Randstad bij elkaar. Het Nederland buiten de Randstad en de kusten, zeg maar driekwart van het land, krijgt nog geen 28 procent. 

Kom op, Duitsers, Belgen, Fransen en Britten: naar Schokland, een voormalig eiland, nu gelegen in de Noordoostpolder. Een tip van Flip van Doorn. Ik ben er op een woensdag, eind mei. Opnieuw prachtig weer. Zon, een windje, vogels, kikkers. Heel af en toe zie je een fietsend of wandelend echtpaar op de paden, -allemaal zestigplus. Ze blijven staan bij de informatieborden. De informatie bij Nederlandse bezienswaardigheden is wereldtop. 

Door de Noordoostpolder, Flevoland, tien jaar geleden door de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap aangewezen als lelijkste provincie. Een belachelijk oordeel, geveld door ziende blinden die de schoonheid van het ingenieurslandschap ontgaat. Rechte vlakken en lijnen, windturbines, strak en wit, eveneens verguisd. De wind voelen, horen, zien. 

Illustratie: Matthias Giesen

Op de N307, de dijk Lelystad-Enkhuizen, ook wel bekend als Houtribdijk of Markerwaarddijk. Tweebaans, water aan weerzijden, links het Markermeer, het IJsselmeer rechts. Nog meer dan op de Afsluitdijk ervaar je hier dat je op een weg door het water rijdt. Daar de Ketelbrug, Urk, het humeurige neefje van Volendam. Bootjes, zeilen en wolken zoals de schilder Weissenbruch ze schilderde. 

Enkhuizen, aan de overkant, is zo pittoresk dat je vanzelf in verkleinwoordjes gaat praten: huisjes, geveltjes, bruggetjes. Leuke terrasjes, cafeetjes, restaurantjes. En rustig, als overal in de rest van Nederland. Slenter er alleen langs stille binnengrachtjes, eet een visje. De redactie van de Enkhuizer Almanak, nabij de Zuiderpoort of Drommedaris (1540), is gesloten. Het is eind mei, nog plenty tijd voor de deadline van editie 425, volgend jaar. 

Het hart van Nederland is van water, bedenk ik anderhalf uur later, terug bij het Dudok-monument en het beeld van Lely op de Afsluitdijk. Maar bij een hart hoort een lijf. Zonder heeft een hart geen zin. Daar, om of aan het water, liggen Leeuwarden, Middelburg, Valkenburg aan de Geul – waar een Hundertwasser-gebouw dienstdoet als Ronald McDonald Huis. Daar liggen vele tientallen middeleeuwse kerkjes op wierden in Noord- en Noordoost-Groningen, en alde fryske tsjerken op terpen in Friesland. Relatief onbekend, veel te onbemind. 

Eens langs de Duitse grens lopen, van boven naar beneden, zoals ook weer Tommy Wieringa deed voor de televisie. Een keer het land rond fietsen in een lange zomer. 111 plekken die je gezien moet hebben in Friesland zien. Eindelijk eens naar Middelharnis. 

Groepjes Japanners op de Afsluitdijk. Een Amerikaans echtpaar. “Wow,” zegt hij, verwonderd om zich heen kijkend, naar de Waddenzee, de weg, het IJsselmeer. This is amazing. This is all there is.”