Spring naar de content
bron: Hollandse Hoogte

Niña Weijers’ nieuwe roman zit vol gespletenheid

In Kamers antikamers, de nieuwe roman van Niña Weijers, draaien werkelijkheid en literatuur, het geleefde leven en het vertelde leven in geraffineerde cirkels om elkaar heen. Een boek vol gespletenheid.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thomas van den Bergh

In de laatste roman van Maartje Wortel, Dennie is een star, loopt de hoofdpersoon geregeld rondjes door het park met haar vriendin N., die hondenbezitter is. In de nieuwe roman van Niña Weijers gaat de hoofdpersoon herhaaldelijk naar een stadspark om daar te wandelen met haar hond en haar vriendin M. 

Wat op het eerste gezicht een onschuldig intertekstueel grapje lijkt, blijkt al snel exemplarisch voor deze tweede roman van Weijers, waarin de werkelijkheid en de literatuur, het geleefde leven en het vertelde leven voortdurend in cirkels om elkaar heen draaien, aan elkaar vasthaken, elkaar loslaten. Behalve een verhaal met nadrukkelijk autobiografische elementen is dit ook een poëticale roman, waarin wordt gereflecteerd op de manier waarop je zo’n autobiografisch verhaal vormgeeft.

De naamloze hoofdpersoon van Kamers antikamers betrekt een verdieping in een huis voor armlastige schrijvers. Ze is weg bij haar vriend en werkt aan een tweede roman, na het onverwacht grote succes van haar debuut. Onderwijl tracht ze te bekomen van een stukgelopen liefdesaffaire met een lesbische vrouw. In gesprek met M. gaat het over de romans die ze beiden proberen te schrijven maar die niet van de grond komen, en over de vergeefse verliefdheden waarin ze grossieren.

Ja, er zit veel feitelijkheid achter deze fictie: Weijers bewoont inderdaad een kamer in het Witsenhuis aan het Amsterdamse Oosterpark, waaraan ook Wortels huis grenst. Haar romandebuut De consequenties bereikte de bestsellerstatus, werd in het Frans, Duits en Engels vertaald, en bezorgde Weijers de Anton Wachterprijs. Intussen beëindigde ze, net als haar protagonist, haar relatie (met Das Mag-uitgever Daniël van der Meer) en had ze een tijdje een vriendin.

Dergelijke parallellen opsporen is een gretig beoefend tijdverdrijf. Maar Weijers maakt al snel duidelijk dat het gevaarlijk is om romanpersonages gelijk te stellen aan de schepper en de mensen in haar omgeving. Want hoe zit dat met schrijfster M., die opeens ‘fysiotherapeut’ heet te zijn, zoals het hoofdpersonage in Maartje Wortels roman ook aan een opleiding fysiotherapie begon? En waarom verandert M. in het laatste kwart van Kamers antikamers opeens in een mannelijke psychiater-op-leeftijd?

Als M. vertelt dat ze een scène heeft geschreven over een diner voor drie stellen, ‘zo’n typisch dertigersetentje met goede wijn en recepten uit een kookboek’, dan volgt bij Weijers direct een hoofdstuk waarin precies zo’n etentje plaatsheeft in haar appartement aan het Oosterpark. Het decor benadrukt nog eens de fictie als N.’s vriendinnen aan een hippe keukenbar worden neergepoot, terwijl er aan het interieur van het Witsenhuis vrijwel niks mag veranderen.

“Ik vraag me af of dit ons leven is, dit hier aan mijn keukenbar, of alleen maar de beschouwing ervan, waarschijnlijk allebei.”

Het is een vernuftig spel, dat Weijers hier speelt. Als ze het personage M. iets laat zeggen, in de directe rede, zet ze daar direct achteraan: “Dit laatste (–) is iets wat M. absoluut niet op deze manier zou zeggen. Maar goed, zoiets bedoelde ze denk ik wel.”

En als M. haar berispend toespreekt, zegt N.: “Ik zei tegen M. dat hoe meer ze fungeerde als mijn externe geweten, hoe verder ze afvlakte als personage. Als ze wenste meer te zijn dan een stem die af en toe met een paar halve waarheden kwam strooien, een koor bestaand uit één persoon, dan moest ze ophouden mij te onderwerpen aan haar simplistische psychologiseringen.”

Er is dus een reëel bestaande persoon en een op die persoon geënt personage, en dat personage wordt streng toegesproken, omdat de werkelijke persoon zich dusdanig gedraagt dat ze als personage minder interessant wordt. Als je goed over dit soort constructies gaat nadenken, gaat het je al snel duizelen, een beetje zoals wanneer je je de oneindigheid van het heelal probeert voor te stellen. Maar die duizeling lijkt nu net Weijers’ bedoeling te zijn.

“Wat weten we over deze vrouw?” vraagt de schrijfster bij aanvang. In het vervolg krijgen we meer en meer brokjes informatie. Haar jeugd in een tamelijk harmonieus gezin, de verhuizing naar Curaçao, de scheiding van haar ouders, ‘alles in volstrekte redelijkheid’. De vertelster kenmerkt zichzelf als een gevoelig kind, dat er vooral op uit was de vrede te bewaren. Als reactie hierop zoekt ze in haar liefdesleven juist de extremen op. Seks koppelt ze aan geweld, mannen die haar bot behandelen, lijken juist haar begeerte op te wekken.

Zo geeft Weijers het verhaal vorm, zo schept ze een beeld van het hoofdpersonage N. Maar wat weten we nu echt over deze vrouw?

De geschiedenis van N.’s vulkanische verliefdheid is niet opzienbarend, en volgt getrouw de bijbehorende fasen (het je uitverkoren voelen, het alles van de ander willen weten, de hoop, de eerste barstjes, de teleurstelling, de pijn). Ook hier zijn het vooral de bespiegelingen over de wijze van verslaglegging die het interessant maken: “In deze versie is het de een (de kleine, het waterdier) die de regie voert over het vertelde. Is zoiets onschuldig? Is het onschuldig een ander steeds maar aan te duiden als de ander? Jezelf ondanks je verheven idealen over nuance op te voeren als degene die het toch ietsje meer bij het rechte eind heeft, die toch op ietsje meer sympathie hoopt, ietsje meer troost en vergeving?”

Je kunt ieder verhaal op verschillende manieren vertellen, maakt Weijers duidelijk. Op diverse plekken in de roman doet ze dit ook letterlijk, door een alternatieve werkelijkheid te schetsen. Geeft N. in de eerste helft hoog op van kinderloosheid, in de tweede helft hebben N. en haar ex Daniël opeens een zoontje Arie.

Als Arie op een avond om zijn moeder roept, peinst de schrijfster wat ze zal doen. In een ‘bepaald soort film’ zou de moeder bij het betreden van de kinderslaapkamer een leeg bed en een openstaand raam aantreffen. In een andere versie ligt het kind gewoon slapend in bed, maar wordt de suggestie gewekt dat de moeder zelf een gevaar vormt.

Ze plaatst de plotwendingen naast elkaar, nevenschikkend, als ‘elkaar aanvullende, vaak ook elkaar tegensprekende, meervoudige perspectieven’, zoals ze een oudere schrijfster, in wie we een zelfportret kunnen vermoeden, ergens laat zeggen. “Je zou dit een literaire techniek kunnen noemen, of een realistische manier van leven. Ik denk dat als je leeft, en op den duur eerlijk bent over wat dat betekent… je begrijpt dat je als mens voortdurend bezig bent te splijten, je zou het uiteenvallen kunnen noemen, maar misschien is dat niet juist, omdat er om te beginnen al nooit zoiets was als een solide kern. Zelfs in herhaling worden we steeds een ander, ik denk dat ik daarover heb willen schrijven.”

Zo zit dit boek vol gespletenheid: schuld en onschuld, liefde en haat, moederschap en kinderloosheid, zichtbaarheid en onzichtbaarheid, trouw en ontrouw. Kamers en antikamers.

Niña Weijers, Kamers antikamers
Atlas Contact €19,99

“Ik vind het wel stoer dat ik een roman heb geschreven die niet heel navelstaarderig is,” zei Niña Weijers in de Volkskrant na publicatie van haar debuut De consequenties. Haar nieuwe roman lijkt een stuk navelstaarderiger, maar bij nader inzien dient hij juist gelezen te worden als een geraffineerd en geestig commentaar op de autobiografisering van de letteren.