Spring naar de content
bron: corbino

A.L. Snijders: ‘Ik was een pester, zonder het te weten’

A.L. Snijders, pseudoniem van Peter Müller (Amsterdam, 1937), is schrijver en columnist. Iedere zondagochtend leest hij een zeer kort verhaal (zkv) voor op NPO Radio 4. Dit jaar wordt hij tachtig.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Kevin van Vliet

Wat is uw huidige gemoedstoestand?

Die is dubbelzinnig. Ik maak me zorgen over mijn vrouw, die herstelt van longproblemen. Zelf lijd ik aan de vergeetziekte. Ouderdom is een verrassingsperiode die ik niemand kan aanraden. Anderzijds geniet ik van de bijzondere plek waar mijn vrouw en ik alweer 46 jaar wonen.

Wie zijn uw helden?

De schrijvers Nescio, Willem Elsschot, Isaak Babel, James Salter, J.D. Salinger en John Cheever, een van de grootste kortverhaalschrijvers van onze tijd.

Aan wie ergert u zich?

Een man aan wie ik me ontzettend erger op de televisie, maar die ik nooit heb ontmoet, is die Tijs van den Brink van de EO. Dat komt door dat afschuwelijke christendom.

Lijkt u op uw moeder?

Mijn sentimentele kant heb ik van haar.

Lijkt u op uw vader?

Ik zou heel graag op mijn vader willen lijken. Hij was een bijzondere man.

Van wie heeft u het meest geleerd?

Van hem. Mijn vader had een superieure houding. Hij v ­ er­diende zijn geld met een kantoorbaantje in de handelswereld, die hij verachtte, en was alleen maar geïnteresseerd in klassieke muziek. Hij scheidde die twee zaken volledig. Een voor mij befaamde uitspraak van hem is: “Je moet tegen je eigen belang in kunnen stemmen.”

Ik was een pester, zonder het te weten

Heeft u weleens een mystieke ervaring gehad?

Nee. Ik weet niet wat het is, een mystieke ervaring. Ik zou het wel leuk vinden, maar zo’n type ben ik niet.

Wat is uw definitie van geluk?

Het ontbreken van rampen. Dat je dochter niet wordt verkracht en omgebracht in een slootje, om het ergste maar te noemen.

Waar schaamt u zich voor?

Als ik bij Albert Heijn ben en mijn vrouw opbelt en ik in het openbaar word gedwongen in zo’n apparaatje heel persoonlijke dingen te zeggen als: “Nee, ik heb geen zin in tomaten vanavond.”

Bent u monogaam?

Ja. En als ik het niet was, zou ik het niet zeggen.

Hoe moedig bent u? 

Helemaal niet moedig.

Wanneer heeft u voor het laatst gehuild?

Ik huil nooit, daar ben ik be­ faamd om binnen mijn familiekring. Althans, ik huil niet via tranen. Ik heb verdriet. Toen mijn ouders doodgingen, bijvoorbeeld.

Lijkt u op uw vrienden?

Nee. Ik ben links en ik ga daarom graag met rechtse mensen om. Linkse mensen ken ik al.

Wat is uw grootste ondeugd? 

Dat ik een wegkijker en een wegloper ben.

Wanneer was u het gelukkigst?

Toen ik met mijn vrouw en kinderen in 1971 verhuisde van de drukke Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam naar een boerderij in Gelderland. Mijn jongste zoon was toen drie maanden oud. Later heeft hij zijn jeugd hier beschreven als die uit een Zweeds kinderboek.

Als u iets aan uzelf kon veranderen, wat zou dat dan zijn?

Ik zou graag onverschilliger zijn en me niet te veel van alles en iedereen aantrekken.

Hoe ontspant u zich?

Door in slaap te vallen.

Wie is uw grootste liefde?

Mijn vrouw.

Wat is uw grootste mislukking?

Ik was dolgraag miljonair geweest. Nog steeds, maar ik doe er niets voor.

Gelooft u in God?

Nee. Ik behoor tot de vijfde generatie in een atheïstengeslacht.

Welk leed heeft u anderen berokkend?

Ik was een pester, zonder het te weten. Op de lagere school sprong er eens een man uit de bosjes. Hij greep me vast en riep: “Als jij mijn zoon Henkie nog één keer pest, dan sla ik je kop van je romp.” Ik hield er meteen mee op. En op de middelbare school hoorde ik dat ik een klootzak was. Tijdens een klasseavond bij mij thuis, nota bene. De meisjes keerden zich tegen me. Hun aanvoerder, Nel Wiegel, is later een zeer b ­ eroemd actrice geworden (­Nelly Frijda — Kvv).

Waaraan bent u het meest gehecht?

Dit huis en deze plek. Ik heb lang gedacht dat ik hier oud en eenzaam zou achterblijven – iedereen zou dood zijn – en dat er dan van die verzorgende meisjes aan de deur zouden komen. “Gaat u met ons mee, opa?” Ik zou weigeren, met een geweer naar de vliering klimmen, en uit het zolderraampje schieten op de auto die me kwam halen. Er zou een kordon ontstaan. Na een wilde schietpartij zouden ze niks meer horen en naar de zolder klimmen. En daar lag ik dan.

Hoe is ongeluk te vermijden?

Door een zeikerig, precies leven te leiden. In de auto houd ik me aan de snelheidslimiet. Ik heb bijna nooit een bekeuring gehad wegens te hard rijden.

Wat is uw devies?

Iets wat Bredero zo fraai opschreef: “Men ziet de lui, maar kent ze niet.” /