Spring naar de content
bron: Krijn van Noordwijk

Pas verschenen: Freek en Hella de Jonge, A.L. Snijders

Voor wie in detail wil weten hoe fijn Freek en Hella de Jonge het samen hebben, ondanks alle narigheid uit het verleden, is Spring een fantastisch boek.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Dries Muus

Het goede nieuws: er zijn hoe dan ook twee personen voor wie Hella de Jonges Spring een fantastisch, een aangrijpend, ja zelfs een leerzaam boek is, een hoogtepunt in de Nederlandse literatuur: Hella en Freek de Jonge. Iets minder goed nieuws: het is maar de vraag of iemand anders erop zit te wachten.

Meer nog dan een roman, of een autobiografie, voelt Spring aan als tot boek gepromoveerde therapie – therapie voor de schrijfster zelf, niet voor de lezer. Dat is nog niet eens het probleem. Grote kans dat veel boeken een vorm van therapie zijn voor de schrijver. Traumaverwerking, een gevecht, een poging om grip te krijgen op persoonlijke obsessies.

Het probleem is meer dat De Jonge zowel in haar beschrijvingen van afschuwelijk persoonlijk leed als in de beschrijvingen van gelukzalige momenten en periodes niet verder komt dan onhandige clichés, die zelden uitnodigen tot inleven.

Daar lijkt het De Jonge ook niet om te gaan. Ze lijkt niet te beseffen dat de gemiddelde lezer, zeg maar de lezer die niet bij voorbaat gegrepen is door het fascinerende, gecompliceerde leven van Hella en Freek, weleens een paar dingen nodig zou kunnen hebben om echt geïnteresseerd te raken. Kleine dingen, zoals een spanningsboog, interessante personages, verrassende inzichten, of een stijl die de moeite waard is.

In zijn Brief Uit Edinburgh, uit Op weg naar het einde, schreef Gerard Reve over een van zijn lezingen: “Ik maak trouwens de fout die alle onervaren kongressisten begaan: van de veronderstelling uitgaan dat iemand hunkerend op jouw mening zit te wachten.” Ongeveer die fout maakt Hella de Jonge ook. Misschien is geen enkel leven op zichzelf interessant – maar misschien kan elk leven wel interessant worden gemaakt, als de schrijver de juiste vorm weet te vinden, de juiste toon. Wat die juiste toon ook mag zijn, dit is ’m in ieder geval niet: “Wat is ons leven intens geweest.” En dit ook niet: “Ik heb niet meer kunnen slapen. Liggen denken aan ons waanzinnige leven.”

Spring begint in de zij-vorm. Al op de derde pagina wordt overgestapt op de ik-vorm: “Waarom zij als ik het zelf ben?” De hoofdpersoon en haar man schaatsen op dun ijs – letterlijk, al gebruikt De Jonge het dunne ijs later als metafoor. Weer verderop wordt de band met een hartsvriendin overigens vergeleken met een gebroken touw. Ja ja, hoe kom je erop.

In zes delen, losjes geordend op onderwerp – bijvoorbeeld vriendschap, liefde, haar door de oorlog getraumatiseerde familie – beschrijft De Jonge haar leven. De tragedies, de triomfen, de tol van de roem (vooral Freeks roem). Het deel over de liefde heet: ‘Liefde bestaat’. Er zit amper een lijn in de verhalen, de ene herinnering roept de andere op, er wordt niet toe gewerkt naar een ontknoping. Met een beetje goede wil zou je in de laatste delen, over haar kleindochter en over het geheimzinnige verleden van haar tante, een plot of een verhaallijn kunnen ontdekken. Dat zijn dan ook meteen de meest interessante stukken van het boek. Maar voor je zover bent, ben je allang murw geslagen met de stroom aan willekeurige herinneringen, die allemaal uit lijken te komen bij een van de volgende conclusies: wat hebben Freek en ik het toch geweldig samen, of: onze levens zijn zoveel zwaarder dan die van anderen. Spring is afwisselend een pathetische klaagzang en een zelfvoldaan loflied.

Over haar eigen kunstenaarschap schrijft De Jonge: “Op de Rietveldacademie was ik in aanraking gekomen met klei. Ik ontdekte dat ik met deze materie mijn verhaal kon vertellen.”

Spring is De Jonges tweede boek, na het eveneens sterk autobiografische Los van de wereld. Taal is overduidelijk niet De Jonges materie. Mocht ze weer bevangen worden door ‘haar onstuitbare creativiteit’, dan zou ze er misschien beter aan doen haar verhaal te vertellen met die vroege inspiratiebron. Klei.

Hella de Jonge: Spring. De Bezige Bij, €18,90. Ook via ako.nl.

Hyperkort

Een paar weken terug, eind maart, zond Het uur van de wolf een documentaire uit met de titel A.L. Snijders – Een handige dromer, gemaakt door kunstenaar Joost Conijn. We zagen de schrijver (1937) aan het werk op zijn MacBook, typend met zijn wijsvingers, en we zagen hem allerlei klussen doen op en om zijn landgoed. Houthakken, schilderen, een motor repareren. Ondertussen sprak hij over zijn werk, over door hem bewonderde kunstenaars, en soms ook over maker Conijn – “Jij wil altijd alles wat jij wil,” zei Snijders. Een goedmoedig verwijt, en een prachtige zin, op de een of andere manier.

Als we de schrijver moeten geloven is hij totaal niet ambitieus, al vond hij het mooi dat zijn volledige oeuvre in 2010 werd bekroond met de Constantijn Huygensprijs. Dat oeuvre, waar hij geleidelijk bekend mee is geworden, bestaat voor het grootste deel uit zkv’s. Zeer korte verhalen, een verzamelnaam voor een serie columnachtige bespiegelingen, anekdotes, en schetsen, soms allemaal tegelijk. Voor de uitvinding van het zkv schreef Snijders onder meer columns voor Het Parool.

Misschien wel het prettigste gevolg van de belangstelling voor Snijders is de heruitgave van dat eerdere werk. De afgelopen jaren verschenen columns en brieven uit 1986, en de verdwaalde novelle De incunabel.

Ruim water bevat Parool-columns en brieven uit 1987 en 1988, brieven aan onder anderen Snijders’ redacteur en aan vrienden, waarin hij uitleg geeft over zijn columns. ‘Uitleg’ klinkt hier misschien wat serieus: als altijd is Snijders’ toon licht – instructief en aanstekelijk, nooit belerend.

De columns zijn tijdloos, ze gaan bijvoorbeeld over Snijders’ lievelingsschilderij (‘belachelijk natuurlijk’), zijn vrienden, zijn kinderen, zijn slappe karakter, zijn werk, eigenlijk over alles wat hem inspireert – en dat is veel.

Je moet je best doen om een column of brief te vinden waar niet minstens één mooie, citeerbare zin in zit. Zoals deze: “Als ik alle bijzaken wegstreep, houd ik toch meer van bedriegers en windmakers dan van bouwers in steen.”

Verder noemt hij Salingers ‘Oom Donald in Connecticut’ (‘Uncle Wiggily in Connecticut’) een van de beste verhalen uit de literatuur. Daar kun je het alleen maar mee eens zijn.  |

A.L. Snijders: Ruim water. Thomas Rap, €19,90. Ook via ako.nl.