Spring naar de content
bron: anp

Portret van Els Borst: ‘Lef is geen woord dat bij haar past’

Wim Kok en Frits Bolkestein moeten uitkijken, want Els Borst-Eilers sust tegenstanders met haar redelijkheid in slaap. Intussen is de nieuwe D66-lijsttrekker uiterst taai en vasthoudend. Portret van een laatbloeier die als kind uitraasde en sindsdien ook als minister de gelijkmatigheid zelve is.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frits Bloemendaal & Alain van der Horst

Els Eilers is op weg naar school als zij door Duitse soldaten met andere toevallige voorbijgangers in Amsterdam van de straat wordt geplukt. Het is maart 1945, de bevrijding gloort, en de Duitse bezetter verhevigt de terreur. Els Eilers wordt met de anderen naar het Weteringplantsoen gedreven. Daar moet zij machteloos toezien hoe gevangenen uit het Huis van Bewaring worden geëxecuteerd.

Tweeënvijftig jaar later staat Els Borst-Eilers bij het Nationaal Monument op de Dam. Het is 4 mei, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport houdt de traditionele toespraak voor de dodenherdenking. Zij vertelt over haar eigen herinneringen, de executie op het Weteringplantsoen, de joodse buren die bij een razzia werden weggevoerd en nooit meer terugkeerden. Over de woede en vooral de machteloosheid die zij voelde.

De toespraak, die rechtstreeks op televisie wordt uitgezonden, maakt alom diepe indruk: zo ingetogen en toch zo indringend. Els Borst-Eilers heeft hier een bijna koninklijke uitstraling. Haar optreden moet D66-leider Hans van Mierlo hebben gesterkt in zijn overtuiging dat deze vrouw zijn opvolger moet worden. Vier weken later schuift hij haar in Grand Hotel Krasnapolsky, de wieg van zijn partij, naar voren.

Degenen die Els Borst-Eilers kennen, roemen haar scherpzinnigheid, haar analytisch vermogen. “Ze is bij uitstek rationeel,” zegt Lotte Hellinga-Querido, al sinds haar jeugd haar boezemvriendin. Els Borst-Eilers geldt ook als taai en vasthoudend, eigenschappen die zij als onderhandelaar goed kan gebruiken.

Maar als iets in de aanstaande lijsttrekker van D66 intrigeert, is het wel haar gelijkmatigheid. Ze heeft de innerlijke rust van iemand die precies weet wat ze wil. Zelfs haar

beste vrienden kunnen zich geen woede-uitval of andere emotionele eruptie herinneren. Ze is altijd beheerst. “Zo rustig, zo gelijkmatig kan niemand zijn,” verzucht Tweede-Kamerlid Rob Oudkerk (PvdA), die al heel wat debatten met Borst heeft gevoerd. “Ik fantaseer er wel eens over hoe ze is als ze thuiskomt.”

Is kind was Els Eilers (1932) nog een driftkop. Ze heeft, biechtte ze in Vrij Nederland op, in het kleine bovenhuis in de Amsterdamse Rivierenbuurt wel eens uit woede een biefstuk tegen de muur gegooid. Ooit spoot ze een nichtje nat vlak voordat ze naar een feestje ging. “En doorrazen, ik kon maar doorrazen,” zei ze onlangs in de Volkskrant.

Tot ze van binnen rustig werd — en bleef. Ook na de executie op het Weteringplantsoen. “De woede is er heel beheerst uit gekomen,” zegt Lotte Hellinga-Querido, die toen met Els Eilers in de eerste klas van het Barlaeusgymnasium zat. Ze waren samen getuige van de executies. “We zijn daarna gewoon op school aan onze Latijnse woordjes gegaan. De leraren stonden met hongeroedeem voor de klas. Dat was heel bizar.”

Toen Els (officieel Else) Eilers in het laatste jaar van de oorlog naar het Barlaeusgymnasium ging, was zij een in zichzelf gekeerd meisje. Ze was enig kind en van tamelijk eenvoudige komaf. Haar vader zou zich later opwerken tot adjunct-directeur van een matrassenfabriek. Haar moeder was en bleef huisvrouw. Beiden waren van oorsprong hervormd, maar Els werd onkerkelijk opgevoed. Haar vader had wel grote belangstelling voor theologie en filosofie, maar meed de binding aan kerkelijke of politieke bewegingen. Hij zag dat als het begin van het einde van tolerantie. En verdraagzaamheid, leerde hij zijn dochter, is een van de belangrijkste deugden in het leven.

Els Eilers was op het gymnasium een toegewijde leerling. “Ze was de knapste van de klas,” zegt Lotte HellingaQuerido. Aan het einde van de eerste klas verloren ze elkaar een paar maanden uit het oog, toen Els naar een boerderij van verre familie in de kop van Noord-Holland werd gestuurd. Ze moest daar aansterken, want ze was door de hongerwinter ernstig ondervoed geraakt. Eenmaal terug in Amsterdam pakte ze de draad weer snel op. Ze zat een klas hoger dan Frits Bolkestein, met wie ze overigens nauwelijks contact had.

Ze bleef wat in zichzelf gekeerd. Alleen in klein gezelschap, met haar vriendinnen, kwam ze los. Ze deed niet actiefmee aan schoolactiviteiten, was geen organisator. “Ze kwam pas laat uit de knop,” zegt Lotte Hellinga-Querido. “Ze is een echte laatbloeier.”

Jongens zag ze niet staan. Ook Jan Borst niet, de broer van een andere schoolvriendin, Hieke Borst, bij wie ze graag thuis kwam omdat het gezin zo gezellig groot was. Pas jaren later, toen zij hem tijdens haar studie geneeskunde opnieuw ontmoette, sloeg de vlam over.

Zelf was ze wel in trek, in elk geval bij een leraar van de zesde klas. Hellinga-Querido: “Die was geweldig verliefd op haar. Hij heeft haar geloof ik zelfs ten huwelijk gevraagd.”

Is Eilers ging in 1950 geneeskunde studeren aan de gemeente-universiteit van Amsterdam. Aanvankelijk wilde ze klassieke talen of biologie studeren. Maar ze verwachtte een nieuwe oorlog en wilde een beroep waarmee ze zich nuttig kon maken. Haar interesse werd verder aangewakkerd door haar omgang met Lotte Querido en Hieke Borst, die beiden uit een vooraanstaand artsengezin kwamen.

Tijdens haar studie veroorloofde Els zich tijd voor andere zaken dan alleen leren. Ze ging roeien, werd lid van de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Vereniging (AVSV), en van het daarbij aangesloten vrouwendispuut Iris. Ze komt elk jaar trouw op de dies natalis. “Ze koos voor Iris vanwege het intellectuele karakter. Het was een beetje een serieus dispuut, waar veel werd gediscussieerd. Bovendien was het dispuut sterk op het individu gericht,” zegt haar jaargenoot Elida Tuinstra, tegenwoordig Eerste-Kamerlid voor D66.

In Iris kon ze ook haar culturele belangstelling botvieren. “Ze kende hele gedichten uit haar hoofd,” zegt Tuinstra. “Ze hield van literatuur, vooral poëzie, en van muziek,” bevestigt Hellinga-Querido, wier grootvader oprichter was van de gelijknamige uitgeverij. “Dat was wat ons bond, naast het snelle intellect, dat wij beiden hebben. We gingen wekelijks samen naar de studentenbioscoop Kriterion aan de Roeterstraat. Daar draaiden ze avant-gardefilms. En er werden concerten gegeven. Els hield van moderne, ongewone muziek.”

Ondanks de verstrooiing bleef de studie het belangrijkst. Els slaagde als beste van haar jaar voor haar propedeuse. Ze was ook beter dan jaargenoot Ad Dunning, die later als cardioloog en adviseur van de regering furore zou maken. Elida Tuinstra was bij de uitreiking. “Ik weet nog wat daar werd gezegd: ‘Eén vrouw is duizend mannen te erg.’ Dat komt uit een gedicht van Vondel. “

Het verenigingsleven beviel Els Eilers zo goed dat ze actiefwerd. Ze kreeg de leiding over de ontgroeningsperiode van de AVSV. Maar toen de vereniging haar vroeg preses te worden, haakte ze af. De dure studie ging voor. Zoals die ook voorging in haar huwelijk met Jan Borst (die zichzelf grappenderwijs Titus noemde). Ze trouwde weliswaar toen ze nog student was, maar stelde op dringend advies van haar vader het kinderen krijgen uit tot na haar afstuderen. Zes zwangerschappen zouden haar en haar echtgenoot uiteindelijk drie kinderen brengen, vertelde ze onlangs aan de Volkskrant. De oudste zoon (verpleegkundige) en dochter (patholoog-anatoom) zouden ook in de gezondheidszorg terechtkomen. De jongste zoon, die nog bij haar inwoont, is natuurkundeleraar.

Lotte Querido zag haar vriendin langzaam rijpen. Er kwamen kanten naar boven die zij niet eerder had gezien. “Het was voor mij heel verrassend om te zien hoe zorgzaam ze bleek te zijn. Ze heeft me twee keer verzorgd toen ik ernstig ziek was.” Hier trad Els Borst-Eilers in de voetsporen van haar moeder, die zich regelmatig over zieken ontfermde.

Na haar artsenexamen in 1958 wilde ze kinderarts worden. Maar toen ze na twee jaar in verwachting raakte en begon te beseffen op welke onmogelijke tijden kinderartsen moeten werken, stapte ze van Kindergeneeskunde over naar Immunohematologie (afweerstoffen in het bloed). Enkele jaren later vestigde ze zich met haar gezin in Bilthoven, waar haar man, een bacterioloog, een baan had als laboratoriumarts bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid. In die periode stopte ze enige tijd met werken om haar eerste kind te kunnen verzorgen.

Van 1965 tot 1969 was zij onderzoeker op de afdeling Immunohematologie van de Rijksuniversiteit in Utrecht. Toen ze in 1972 promoveerde op een proefschrift over resusfactoren bij moeder en kind, had ze inmiddels alweer een andere baan. Ze was hoofd van de Bloedbank van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. Professor Bob Smalhout, anesthesioloog in hetzelfde ziekenhuis, werkte nauw met haar samen. “Ze was een echte vakvrouw. Ik moest dagelijks bloed bij haar bestellen voor bloedtransfusies. Dat gaf veel organisatorische en medische problemen, vooral bij zeldzame bloedgroepen. Die kon ze uitstekend oplossen. “

Haar kwaliteiten vielen ook de top van het ziekenhuis op. Toen de medisch directeur plotseling wegviel (hij pleegde zelfmoord), werd Borst gevraagd de functie over te nemen. Zij werd een van de eerste vrouwelijke ziekenhuisdirecteuren.

Voor Els Borst was het een beslissende stap, want zij koos definitief voor een bestuurlijke loopbaan. Ze gaf haar oorspronkelijke ambitie, praktiserend dokter worden, op. Maar de arts in haar zou nooit verdwijnen. Op één keer na.

In deze periode raakte Els Borst politiek geëngageerd. Op de middelbare school en in haar studietijd was daarvan nog weinig te merken, zegt Lotte Hellinga-Querido. Dat Els Borst-Eilers in 1968 voor D66 koos, verbaast haar niet. “Ze had altijd al een sociaal engagement. Ze had ook wel lid van de PvdA kunnen worden. Maar ik denk dat het academische van D66 haar meer aantrok.”

In een politieke carrière had Els Borst-Eilers geen trek, daarvoor vond ze haar werk te belangrijk. Ze had ook geen tijd voor bestuursfuncties, in tegenstelling tot haar echtgenoot, die jaren in het dagelijks bestuur van D66 heeft gezeten. Toch viel ze op, zegt partijgenoot Machteld Versnel, tegenwoordig Tweede-Kamerlid. “In het midden van de jaren zeventig had D66 nog maar vierhonderd leden. De ledenbak was een schoenendoos bij iemand op een woonboot. Ik was toen verantwoordelijk voor de regio Utrecht. De afdeling De Bilt-Bilthoven was een van de weinige waar het nog voortreffelijk liep. Els Borst speelde daar een grote rol in. Toen het echt nodig was, was ze er en stimuleerde ze. Ze stuurde echt bij. Els had een duidelijke politieke overtuiging over de noodzaak van radicale democratisering van onderop. Dat maakte haar typisch D66.”

De Els Borst van toen was toch wel een ander mens dan die van nu, vindt Versnel. “Ze was een echte carrièrevrouw, met van die korte kokerrokjes. Een stevig management-type, buitengewoon efficiënt. En gedecideerder, strenger. Ze noemen haar een ijzeren dame met een fluwelen handschoen. Nou, toen zat er wat minder fluweel op.”

In haar periode als ziekenhuisdirecteur kreeg Els Borst-Eilers te maken met het grootste conflict uit haar loopbaan. Het achtervolgt haar tot op de dag van vandaag (zie kader op pagina 28). Door een ernstige medische fout bij de hartchirurgie raakte een patiënt voor zijn leven verlamd. Toen de eerdergenoemde anesthesioloog Smalhout de zaak aankaartte, ontketende de ziekenhuistop (directie en bestuur) een oorlog tegen hem die ertoe leidde dat het Centraal Medisch Tuchtcollege hem een berisping gaf. Die vernederende uitspraak (‘een onverteerbaar litteken op mijn ziel’) is onherroepelijk, ook al moest het ziekenhuis de schuld later op zich nemen en de patiënt schadeloosstellen. Smalhout werd in 1988 door het ziekenhuis gerehabiliteerd, maar toen was Borst-Eilers geen directeur meer. Smalhout wacht nog steeds op haar excuses.

Deze episode vormt een merkwaardige dissonant in het levensverhaal van Els Borst-Eilers. De arts in hart en nieren koos in dit conflict niet de kant van de patiënt, maar die van de organisatie. Prestige en geld (de verzekeraar oefende druk uit om de fout niet toe te geven) gingen vóór de mens. Els Borst-Eilers, voorvechter van democratisering in de gezondheidszorg, van mondigheid van de patiënt, hield deze patiënt onwetend over de ware oorzaak van zijn verlamming.

“Ik denk dat ze gewoon een afweging heeft gemaakt tussen het belang van de patiënt en het imago, ” is de enige verklaring die Smalhout kan verzinnen. “Een soort politieke beslissing. Zoals generaals troepen kunnen opofferen voor het prestige. “

Twee jaar geleden gaf Els Borst-Eilers in HP/De Tijd toe dat het nooit had mogen gebeuren. De fout had ruiterlijk moeten worden erkend, zei ze, en we hadden onmiddellijk met smartegeld moeten komen.

Ook tijdens deze affaire bleef Borst-Eilers de gelijkmatigheid zelve. Smalhout: “Zelfs bij de rechtszaal begroette ze me buitengewoon hartelijk. Ik heb in al die tijd haar karakter niet kunnen doorgronden.”

Voor de vakvrouw Els Borst-Eilers heeft Smalhout zelfs grote bewondering. “Het is vermoedelijk de beste minister van Volksgezondheid ooit. Tot nu toe hebben we alleen hansworsten gehad.” 

Midden jaren tachtig bleek dat Jan Borst, haar echtgenoot, de ziekte van Kahler had, een pijnlijke vorm van beenmergkanker. Zeven jaar lang zou hij voor zijn leven vechten, tot hij in 1989 stierf. Els Borst-Eilers bleef achter met een enorme leegte, want zij was gewend alles samen met Jan te doen.

Om hem tijdens zijn ziekte beter te kunnen steunen was zij in 1986 van baan veranderd. Ze werd vice-voorzitter van de Gezondheidsraad. Dat gaf haar de gelegenheid meer thuis te werken.

Door de dood van haar echtgenoot werd Els Borst-Eilers persoonlijk geconfronteerd met de dilemma’s rond euthanasie. Die van Jan was al geregeld, maar hij heeft er geen gebruik van hoeven maken. Zijzelf loopt al enige tijd rond met een ingevulde euthanasieverklaring. Voor haarzelf, de rationele, ligt de grens voor euthanasie bij het verdwijnen van haar geestelijke vermogens.

Ook vôôr de dood van haar man had Els Borst-Eilers al veel over medisch-ethische kwesties nagedacht. Niet alleen over abortus en euthanasie, maar ook over de grenzen van de geneeskunde. De mens, en de arts helemaal, moet leren accepteren dat het leven eindig is, vindt zij. De stervende moet kunnen zeggen: “Het is mooi geweest.” Van alle kwesties waarmee zij in haar loopbaan te maken heeft gehad, vindt zij deze misschien wel de meest fascinerende. De manier waarop zij erover praat, dwingt bij vriend en vijand respect af. Wie met haar in debat gaat, merkt al gauw dat haar liberale visie niet synoniem is aan vrijblijvendheid. Dat hebben ook de kardinalen in Rome, aan wie zij haar beleid heeft uitgelegd, ondervonden.

Bij de Gezondheidsraad overvleugelde Els Borst-Eilers al snel de politiek benoemde voorzitter Leendert Ginjaar. De adviezen die onder haar leiding tot stand kwamen, vielen op door hun kwaliteit. Het bekendste is het rapport Medisch handelen op een tweesprong uit 1991, waarin een boekje wordt opengedaan over onnodige medische handelingen.

Een van de velen op wie dat rapport diepe indruk maakte was huisarts Rob Oudkerk, tegenwoordig ook Tweede Kamerlid voor de PvdA. “Het is een van de betere, zo niet het beste rapport over de gezondheidszorg. Voor mij is Els Borst toen echt in beeld gekomen. Zij behoorde met Dunning tot de weinigen die echt iets te melden hadden. Alles wat in de wandelgangen wordt gezegd, maar in het openbaar wordt verzwegen, heeft zij opgeschreven. Lef? Dat is geen woord dat bij Els Borst past. Moed ook niet; ze gaat echt niet bungee-jumpen. Ze vindt dat ze dingen maar gewoon moet zeggen, zonder opsmuk.”

Ook anderen raakten geïmponeerd. Jacques Wallage ontmoette haar eind jaren tachtig. Hij was nog gewoon PvdA-Kamerlid, en had medisch-ethische zaken in zijn portefeuille. “Els Borst maakte grote indruk op mij. Politiek vraagt dat ingewikkelde zaken zorgvuldig worden behandeld. Zij was iemand die over de strijd van de dag heen kon kijken. “

Wallage tipte partijleider Wim Kok dat Borst een goede minister zou zijn. Hij dacht dat zij PvdA-lid was. Twee jaar geleden vertelde Borst in HP/De Tijd hoe Wallage haar in 1989 opbelde en haar vroeg of zij iets in een ministerschap zag, en dat zij hem toen moest vertellen dat zij lid van D66 was. Wallage kan zich het gesprek echter niet herinneren. “Ik was toen als Kamerlid helemaal niet in die positie.”

Vijf jaar later werd Els Borst-Eilers wél minister, want ze stond ook al enige tijd op het lijstje van Jacob Kohnstamm, toenmalig woordvoerder Volksgezondheid voor D66 in de Tweede Kamer en inmiddels staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Borst was bijzonder hoogleraar geworden aan de Universiteit van Amsterdam. Haar inaugurele rede ging over doelmatig medisch handelen, en over het verschil tussen geneeskunde en geneeskunst, ofwel de heilzame werking van aandacht voor de patiënt en het therapeutische charisma van de arts. Zij wilde helemaal geen minister worden, vond zichzelf te oud (ze was 62), maar toen Hans van Mierlo haar voorhield dat hij een jaar ouder was, smolt het ijs.

In het begin vond ze het ministerschap maar niks. Ze kwam nauwelijks meer aan lezen toe, en de kinderen en vooral kleinkinderen zagen haar veel minder dan haar lief was. Ze hield zichzelf voor dat het maar voor vier jaar was, dat ze het daarna wel goed zou maken.

Maar naarmate de tijd vorderde, begon ze er steeds meer plezier in te krijgen, niet het minst door de goede pers die ze kreeg. In het kabinet heeft Borst inmiddels het gezag van een partijleider. Ze maakt deel uit van de sociaaleconomische zeshoek waar de belangrijkste beslissingen worden genomen. Vooral met Gerrit Zalm kan ze goed opschieten. Hij bewondert haar analytisch vermogen en haar inzet om binnen het veel te krappe keurslijf van de begroting te blijven.

Haar staatssecretaris Erica Terpstra bracht haar de politieke kneepjes bij, zoals: op hoeveel manieren kan ik nee zeggen? En: gun een Kamerlid ook een succesje. “Dat zij op mij voer, is snel overgegaan,” zegt Terpstra. “De mensen die zeggen dat zij geen politica is, vergissen zich. Ze is een natuurtalent. “

“Haar lerend vermogen is groot,” vindt ook Roger van Boxtel, de huidige fractiewoordvoerder van D66 voor volksgezondheid. In de drie jaar dat hij haar als minister heeft meegemaakt, heeft hij haar zien groeien. “Ze is ongelooflijk goed geïnformeerd en gedocumenteerd. Ze werkt met opschrijfboekjes, waarin ze alles noteert. Ook over andere beleidsterreinen. Als wij het over koopkrachtplaatjes hebben, heeft zij de exacte cijfers paraat.”

Van Boxtel roemt de evenwichtigheid en eruditie van Borst. “Ze is geen veelprater, maar neemt tijd voor analyse. Ze formuleert ongelooflijk precies. Negenennegentig van de honderd keer is het echt to the point.” 

Een krachtig wapen is dat ze met één zin iemand die haar irriteert op zijn plaats kan zetten. “Een absoluut talent,” vindt Van Boxtel. Uiterlijk is er dan vrijwel niets te merken. Alleen degenen die haar beter kennen, zien het. Let op haar ogen, zeggen die. Of op haar wenkbrauwen. Als ze die optrekt, is het oppassen geblazen.

PvdA-Kamerlid Rob Oudkerk is nog steeds een bewonderaar van Els Borst-Eilers, maar haar ministerschap valt hem toch iets tegen. “Ze heeft er minder een eigen stempel op gedrukt dan ik had gehoopt. Kennelijk is de materie nog weerbarstiger dan we dachten. “

Oudkerk zou graag hebben gewild dat Borst de afspraak uit het regeerakkoord dat er een eigen bijdrage en eigen risico komt, ongedaan had gemaakt. “Als iemand dat kon, was zij het.” 

Hans Simons, staatssecretaris voor Volksgezondheid in het vorige kabinet, stelt vast dat Borst een aantal keren nodeloos in de problemen is gekomen, zoals bij het gejojo met het kunstgebit in het ziekenfondspakket. “Dat komt door de afspraak dat deze kabinetsperiode niet over stelselwijziging mag worden gesproken. Dan loop je tegen deelproblemen aan.” Simons is niettemin zeer lovend over zijn opvolger. “Ik zou zo bij haar willen werken. Als wat? Goeie vraag.”

Oudkerk en Borst hebben een bijzondere band, al spreken ze dat zelden uit. Eén blik is vaak genoeg, “We zijn dokters onder elkaar. Toen ik Kamerlid werd feliciteerde ze me: ‘Eindelijk een dokter in de Kamer.’ Kort daarop werd ze minister en zei ik: ‘Eindelijk een dokter in het kabinet.’ Ze zoekt steun bij dokters, wilde er ook per se een als directeur-generaal.” (Die kwam er ook, in de persoon van Harm Schneider, ziekenhuisdirecteur uit Alkmaar.)

Soms is Borst nog praktiserend arts. Ze houdt bij hoeveel overgewicht haar collega’s en ook zijzelf hebben. Ziet wie te veel roken. Vorig jaar behoedde ze collega Margreeth de Boer van Milieu voor ernstig oogletsel door haar naar de huisarts te sturen. Ze had symptomen van een loslatend netvlies geconstateerd. En tijdens een borrel bood ze een journalist die zich hevig verslikte aan om even zijn keel open te snijden. Maar dat was een doktersgrapje.

Is Borst-Eilers neemt het leven zoals het komt. De promotie tot lijsttrekker voor D66 is de zoveelste stap die ze niet had gepland, zelfs niet gewild. Ze had gehoopt dat Hans Wijers alsnog ja zou zeggen, maar toen dat niet gebeurde nam ze blijmoedig de verantwoordelijkheid op zich. “Het wordt een leuke campagne,” zei ze opgewekt bij haar presentatie.

“Ik ben erg benieuwd hoe mijn minister het doet,” zegt PvdA-Kamerlid Rob Oudkerk. Hij heeft er gemengde gevoelens bij. “‘Wij’ van Volksgezondheid lenen haar even uit, zijn een maatje kwijt. We hebben haar hard nodig.”

Oudkerk maakt zich helemaal geen zorgen over de belofte van Borst (en Terpstra) om uiterlijk augustus het slecht georganiseerde ministerie op orde te hebben. Dat lukt nooit, weet hij, maar hij zal haar er niet aan ophangen. “Als de oppositie er een punt van maakt, zal dat als een boemerang werken. Want het wordt opgevat als een poging de lijsttrekker van D66 te beschadigen.”

De kandidaat-lijsttrekker zei bij haar presentatie strijdbaar dat D66 bij de volgende verkiezingen 24 of meer zetels kan halen. In de peilingen is de partij inmiddels opgekrabbeld van veertien naar achttien à negentien zetels.

Oudkerk heeft geen enkele twijfel dat ze het goed zal doen. Wim Kok en Bolkestein moeten uitkijken, waarschuwt hij. Haar geheime wapen is haar redelijkheid. “In debatten ben ik sterk geneigd haar gelijk te geven. Maar dan schrik ik net op tijd wakker. Want juist iemand als Borst moet je tegengas geven.”

Oudkerk verheugt zich erop dat Borst het volgende regeerakkoord waarschijnlijk mede zal opstellen. “Dan wordt de gezondheidszorg niet meer afgescheept met een groei van 1,3 procent. Dat moet zeker 2,15 procent worden. Ik zou het prachtig vinden als D66 groot bleef, daar heb ik belang bij. Maar niet te groot, anders haalt het stemmen bij ons weg.”

Oudkerks fractievoorzitter Jacques Wallage betwijfelt of Borst het gaat maken. “Ik zou me als D66 niet blindstaren op haar persoonlijke kwaliteiten. Die zijn buiten discussie, maar iedere lijsttrekker van D66 zal een probleem hebben om een identiteit van D66 te ontwikkelen. De partij is na 31 jaar toe aan een herdefiniëring, heeft de brandstof opgebruikt. D66 heeft zich in paars merkwaardig bestuurlijk en weinig dualistisch ontwikkeld.”

De Democraten maken de onmisbaarheid van hun partij voor een tweede paarse kabinet tot inzet van de verkiezingen. Wallage moet nog zien of dat werkt. “De brugfunctie tussen PvdA en VVD is als raison d’être te smal. Ik zou haar en D66 toewensen dat ze meer in huis hebben dan die positie tussen PvdA en VVD in. De kiezer ziet twee volwassen mannen die een uitgekristalliseerde politieke hoofdstroming vertegenwoordigen en zal geneigd zijn daartussen te kiezen.”

Professor Smalhout zal niet op Els Borst-Eilers stemmen. “D66 is niet de partij van mijn keuze. Maar als je de minister van Volksgezondheid direct kon kiezen, zou ik het misschien wel doen.”‘

Dijkstal bemiddelt

Op 1 april van dit jaar meldt professor Bob Smalhout zich bij de portier van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij heeft om tien uur een afspraak op de kamer van minister Hans Dijkstal. Hij moet nog even op een bankje in de ministersgang wachten. Na een minuutje komt minister Els Borst-Eilers van Volksgezondheid aanlopen. Ze begroet hem allervriendelijkst. “Dag Bob, hoe is het? We hebben elkaar een tijd niet gezien. Maar ik volg je nog wel hoor, ik lees je boeken.” Smalhout vraagt Borst hoe het ministerschap bevalt. En hij feliciteert haar nog met haar verjaardag, tien dagen eerder. Op het oog een heel gewoon gesprek tussen twee goede bekenden, Maar dat is het niet. Het is de eerste keer sinds vijftien jaar dat Smalhout en Borst elkaar op een normale manier persoonlijk toespreken, Het is sowieso een bizarre bijeenkomst. Aanleiding was een suggestie van een journaliste aan minister Dijkstal om te bemiddelen in het slepende conflict tussen Borst en Smalhout. Dijkstal voelde daar wel voor, als Smalhout het initiatief zou nemen. Dat gebeurde en zo zitten de drie bijeen op de kamer van de VVD- minister.

Dijkstal laat beide partijen hun verhaal doen. Dan vraagt hij Smalhout wat hij wil. De professor oppert dat Borst haar contact met D66-collega Winnie Sorgdrager aanboort om te zien of de berisping door het Centraal Medisch Tuchtcollege ongedaan kan worden gemaakt. Borst is daartoe bereid als Smalhout een kopie van het vonnis aan haar geeft. Met deze afspraak wordt het gesprek na een klein uur beëindigd, Woensdagavond 11 juni belt Smalhout bij Borst aan. Hij komt de kopie zelf brengen — ze woont immers vlakbij. Borst nodigt hem uit voor een kopje thee. Pas uren later vertrekt hij weer. Ze hebben voor al die jaren bijgepraat.