Spring naar de content
bron: anp

De fiets, een levensgevaarlijke uitvinding

De elektrische fiets is uitgegroeid tot een monster op de weg. Aan het spatbord van elke elektrische fiets kleeft bloed, schrijft Max Pam. ‘Zie ik zo’n Van Moof-fiets voorbij scheuren, dan denk ik: ‘How many did you kill today?

Gepubliceerd op: door Max Pam

Zijn naam zegt u vermoedelijk niets, maar als u ouder bent dan 65 zoudt u van hem gehoord kunnen hebben: J.J. Klant (1915-1993). Ik heb hem nog gekend. Nou ja, gekend, ik heb hem een paar keer ontmoet en hem in 1980 geïnterviewd voor NRC Handelsblad

Klant was econoom en statisticus, en op een gegeven moment werd hij hoogleraar in de staathuishoudkunde. Maar daarnaast was hij schrijver. Een schrijver van dunne boekjes, dat wel. Als literator bedreef hij de literatuur als een echte amateur, in de zin van liefhebber. Niettemin kreeg hij voor zijn literaire werk de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Er werd destijds wel eens gezegd dat Archibald Strohalm, het debuut van Harry Mulisch uit 1951, opmerkelijke overeenkomsten vertoonde met het in 1946 verschenen boek van Klant, De geboorte van Jan Klaassen, maar Klant vond dat zelf onzin

Voor zijn proefschrift Spelregels voor economen kreeg hij trouwens ook een prijs, de Kluwerprijs. Kortom, J.J. Klant was een beetje een zondagskind. Je had de indruk dat hij zich eigenlijk nergens voor hoefde in te spannen. Het ging vanzelf. Vraag die overblijft: wat was er van hem geworden als hij zich eens aan een groot literair werk had gezet?

We komen nu bij het onderwerp waar ik naar toe wil: de fiets. 

In 1954 publiceerde Klant de novelle: De fiets. Hij schreef het in opdracht, maar ook voor de lol, naar aanleiding van Vestdijks essay over astrologie, waar Klant overigens helemaal niet in geloofde. Het is een novelle geworden vol symboliek, echte en valse. Het is geschreven in de tijd dat je met een fiets nog kon zwieren. De fiets was het vervoermiddel waarmee de burgerman naar zijn werk ging. Fijn, traag en betrouwbaar. Maar het was ook het vervoermiddel van de vrijheid, eenvoudig omdat de meeste mensen nog geen auto hadden. In de oorlog hadden fietsers op houten banden eten gehaald uit verre streken. 

De fiets is de vleesetende dinosaurus geworden van deze tijd. Geen dag gaat voorbij of je leest dat in het fietsverkeer doden en gewonden zijn gevallen

Maar de fiets was er, bij mooi weer, ook voor het plezier! Niet voor niets zong Max van Praag: ‘Op de fiets, op de fiets, het is zo heerlijk en het kost bijna niets’, een nummer dat beslist niet verward moet worden met Als ik twee keer met mijn fietsbel bel, ook van Max van Praag.

OP DE FIETS

‘Op de fiets, tingelingeling, op de fiets
Ga je heerlijk en ’t kost bijna niets
Hij brengt je beslist zonder duiten
Ver weg waar de vogeltjes fluiten
Op de fiets, tingelingeling, op de fiets
Ga je heerlijk en ’t kost bijna niets
Je voelt je gezond en je trapt er op los
Op je stalen ros! Tjiedel diedel djom pom’

Ook in de novelle van Klant is de fiets een sympathiek en vriendelijk vervoermiddel, waar wel allerlei vreemde dingen mee gebeurde, maar die je nog niet met dubbele sloten hoefde vast te zetten. 

Van dat onschuldige imago van de fiets is bijna niets meer over. De fiets is predator, een roofdier geworden, dat steeds meer slachtoffers telt. De fiets is de vleesetende dinosaurus geworden van deze tijd. Geen dag gaat voorbij of je leest dat in het fietsverkeer doden en gewonden zijn gevallen. Een paar dagen geleden nog: oud-minister Sander Dekker viel keihard, toen hij door een inwoonster van Monster(!) tijdens het rijden aan zijn arm werd getrokken. Fietser Dekker moest zwaargewond met verschillende botbreuken naar het ziekenhuis worden gebracht, ‘waar hij inmiddels werkt aan zijn herstel.’

Dekker reed op een racefiets en we weten uit de wielrennerij wat voor een gevaarlijk vervoermiddel de racefiets is geworden. Er vindt bijna geen wielerwedstrijd meer plaats of er liggen er weer een paar op de grond. Bijna iedere wielrenner is wel eens een tijdje ernstig geblesseerd geweest. Dat sport niet gezond is, mag algemeen bekend heten, maar speciaal in het wielrennen wordt dat telkens opnieuw bewezen. 

Afbeelding met persoon, lucht, buiten, person

Automatisch gegenereerde beschrijving
Max Pam (l) vraagt aan Fabio Jakobsen hoe het met hem gaat

Hier (foto: Saskia van Basten Batenburg) vraag ik Fabio Jakobsen hoe het met hem gaat. In de ronde van Polen maakte hij, tijdens de sprint met Dylan Groenewegen, een zware val. Verhemelte en luchtpijp werden verbrijzeld, botten in zijn gezicht waren gebroken. Hij overleefde en fietst weer, een wonder dat zijn gezicht bijna weer in ere is hersteld. 

Wielrenster Amy Pieters is er slechter aan toe. Bij een training op de weg in Spanje raakte zij betrokken bij een zwaar ongeluk. Ze lag maanden in coma en hoewel er sprake schijnt te zijn ‘van bewustzijn’, lijkt de toekomst er voor haar niet gunstig uit te zien. Hopelijk blijft haar het lot van Michael Schumacher en Abdelhak Nouri bespaard.

Zeker is dat de finish bij het wielrennen tegenwoordig aanzienlijk gevaarlijker is dan de start bij de Formule 1. Elke keer houd ik mijn hart vast als ze weer naar de meet komen sprinten. Maar in dit geval gaat het nog om zelf gekozen risico’s. Tegenover de pijn van een val staan de vreugde van de overwinning en de daaraan gekoppelde eeuwige roem.

In het algemeen geldt: de fietsen van nu rijden veel te hard. De huidige fiets is technologisch zo ver ontwikkeld dat snelheden van boven de 50 km makkelijk haalbaar zijn. Net als bij het autoracen is de techniek van het vervoermiddel eigenlijk te belangrijk geworden. Een tijdrit bij het wielrennen lijkt eerder op een sprong in het heelal van Star Trek dan op een sportwedstrijd. Futuristische figuren verplaatsen zich door het landschap met snelheden die nauwelijks nog iets met fietsen te maken hebben. 

Wie aan een wielerwedstrijd meedoet, doet dat nog vrijwillig, maar dat geldt niet gewone verkeersdeelnemers. Het aantal slachtoffers onder fietsers is de laatste jaren dramatisch toegenomen. Vooral de elektrische fiets begint steeds meer zijn steentje bij te dragen. Vorig jaar alleen al waren meer dan 40.000 fietsers bij een ongeluk betrokken. Vooral onder mensen ouder dan vijftig – kennelijk toch niet het nieuwe dertig! – is het aantal slachtoffers groot. 

Een tijdrit bij het wielrennen lijkt eerder op een sprong in het heelal van Star Trek dan op een sportwedstrijd. Futuristische figuren verplaatsen zich door het landschap met snelheden die nauwelijks nog iets met fietsen te maken hebben

De elektrische fiets is uitgegroeid tot een monster op de weg. Aan het spatbord van elke elektrische fiets kleeft bloed. Zie ik zo’n Van Moof-fiets voorbij scheuren, dan denk ik: ‘How many did you kill today?’ Met enig succes is de gewone burgerfietser erin geslaagd de scooter en brommer van het fietspad te weren, maar nu is het de elektrisch fiets die de boel onveilig maakt. Meestal wordt dat ding bereden door iemand die gewoon zelf zou kunnen fietsen. De elektrische fiets is voor luie types. Na de patatgeneratie is het vooral de elektrische fietsgeneratie die nog te beroerd is om een beetje zelf te pedaleren.

Wat doe je eraan?

Niets. Ik lag al op de grond voordat ik het in de gaten had. Aangetikt door een elektrische fietser die met grote snelheid mij op het fietspad voorbij scheurde, verloor ik mij evenwicht. Daar lig ik onder mijn eigen fiets. Gelukkig wisten omstanders mij op te rapen. Niets gebroken, wel wat gekneusd en een bloeduitstorting onder de nagel van mijn rechterduim. Ik stond al weer, licht kreupel, maar blij dat ik het had overleefd.

De elektrische fietser was doorgereden. Niet gestopt, hij had haast. Ze hebben nog gezien hoe hij in grote vaart om de hoek was verdwenen. ‘Die zien we nooit meer terug’, zei de dame die het stof van mijn jas schudde. 

Nee, een heer in het verkeer was hij niet. Net als de stoomtram en de toeterrix komt ook die nooit meer terug.