Spring naar de content
bron: Floris van Bergen

Hemel op aarde: deze relatief onbekende graven mag u niet missen op Père-Lachaise

Rob Kemps (38) is zijn hele leven al gefascineerd door begraafplaatsen. Over de in zijn ogen mooiste en meest bijzondere dodenakker ter wereld schreef hij een boek.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Van jongs af aan is hij al gefascineerd door begraafplaatsen. Maar toen Rob Kemps – bekend van de feestact Snollebollekes, winnaar van De Slimste Mens en muzikale gids in het televisieprogramma Chansons! – in 2010 een paar maanden in Parijs woonde en voor het eerst op Père-Lachaise ronddoolde, veranderde die fascinatie in een obsessie. Hij hield van verhalen, van geschiedenis, van het chanson, en al die liefdes kwamen op dat kerkhof samen.

Sindsdien verzamelt hij de verhalen van de kleurrijkste bewoners van de dodenstad en geeft – voor wie dat wil en tegen een vrijblijvende fooi – rondleidingen langs hun vaak grijsgrauwe grafmonumenten. De beste verhalen zijn nu verzameld in het boek Hemel op aarde. Speciaal voor HP/De Tijd licht Kemps drie onterecht veronachtzaamde graven uit van mensen die een minstens zo bijzondere levenswandel hebben als Edith Piaf of Jim Morrison.

1. George Foottit

George Foottit (1864-1921) is een telg uit een Engelse circusfamilie. Zijn ouders hadden een rondreizend circus en als twaalfjarige belandde Foottit in Frankrijk. Hij trad al snel in de voetsporen van zijn vader en speelde als clown in Nouveau Cirque, een beroemd circus in Parijs. 

Foottit en Chocolat

In die tijd had je op kermissen van die rariteitenkabinetten met mensen met drie benen en zo. We kunnen ons dat nu niet meer voorstellen, maar ook zwarte mensen werden daar tentoongesteld. Zo zette Padilla (1865-1917) zijn eerste schreden op het podium, waar hij door Foottit werd ontdekt. De Engelse clown had een parodie gemaakt op een sterfscène van de beroemde actrice Sarah Bernhardt en zag voor de zwarte Padilla een rolletje weggelegd als slaaf. Die voorstelling was zó hilarisch dat iedereen erover sprak.

In 1895 gingen de twee verder als clownsduo onder de naam Foottit & Chocolat. Ze traden op in Nouveau Cirque, de Moulin Rouge en andere grote zalen en vormden twintig jaar lang een zeer succesvol duo. Zo groeide Chocolat uit tot de eerste zwarte superster. En dan te bedenken dat zijn ouders als slaaf te werk waren gesteld in Cuba. Toen zij overleden vluchtte hij naar Europa om aan de slavernij te ontsnappen en een toekomst op te bouwen.

In die tijd was het revolutionair dat een zwarte en een witte artiest samen optraden. Wel waren de rollen oneerlijk verdeeld. Foottit verdiende beduidend meer en in al hun sketches was hij de bovenliggende partij: de zwarte was altijd de pineut. In zijn eigen gemeenschap werd Chocolat daarop aangekeken. 

In 2016 verscheen een mooie film over het leven van de zwarte artiest: Monsieur Chocolat. Foottit speelt hierin uiteraard een grote rol. De twee hebben veel aan elkaar te danken. Alleen Foottit ligt op Père-Lachaise begraven, maar zonder Chocolat zou hij vrijwel zeker in de vergetelheid zijn geraakt.

2. Félix Faure

Op heel Père-Lachaise zijn maar een paar graven te vinden met een levensgroot bronzen beeld van de overledene erop. Victor Noir is veruit de bekendste, maar ook Félix Faure (1841-1899) is op ware grootte te bewonderen.

Faure groeide op in een eenvoudig gezin, zijn vader was meubelmaker. Na een carrière als zakenman ontwikkelde hij zich echter tot een vooraanstaand politicus: Faure werd in 1895 verkozen tot de zevende president van Frankrijk. Als geboren Parijzenaar had hij gevoel voor decorum. Hij droeg graag mooie pakken en was bij ceremonies altijd prominent aanwezig. Op zijn graf ligt hij deels onder de Franse vlag, en op zijn borst prijkt de stervormige onderscheiding van het Legioen van Eer, de hoogste Franse orde.

Helaas voor hem wordt Faure niet zozeer herinnerd om wat hij allemaal voor Frankrijk heeft betekend. Wat vooral is blijven hangen is de manier waarop hij aan zijn einde kwam. Net als veel andere Franse presidenten hield ook Faure er maîtresses op na, al sprak hij zelf liever van ‘psychologisch adviseurs’. Op het moment dat een van deze dames, de 30-jarige Marguerite Steinheil, hem oraal bevredigde, kreeg Faure een beroerte. Enkele uren later overleed hij.

De toedracht van zijn dood ging als een lopend vuurtje door de stad, de pers smulde ervan. Om de reputatie van de president te redden zocht het Elysée zijn toevlucht tot fake news. Er werden tekeningen verspreid van Faure op zijn sterfbed, omringd door zijn dierbaren die hem zogenaamd begeleidden bij zijn sterven.

Het graf van Félix Faure. Foto door Floris van Bergen.

3. Colette

Colette (1873-1954) is niet in één woord te vangen. Je kunt haar schrijfster noemen, want dat was ze. Ze wordt door velen zelfs gezien als de grootste van Frankrijk en kreeg als eerste Franse schrijfster een staatsbegrafenis. Maar ze was meer dan dat: een vrijdenker, een feminist, een provocateur én een schaamteloos commercieel talent. 

Het tegendraadse had ze van geen vreemde. Over haar moeder zei ze eens: ‘Haar moraal is dat je je niks moet aantrekken van de bestaande moraal.’ Sidonie-Gabrielle Colette (ze gebruikte alleen haar achternaam) werd geboren in een klein dorpje in Midden-Frankrijk. Een loopbaan als schrijver lag bepaald niet voor de hand. Ze kwam uit een eenvoudig gezin en had geen vak geleerd. ‘Ik kon klimmen, fluiten en rennen, maar niemand die me een carrière als eekhoorn, vogel of hert aanbood.’ 

Op haar twintigste trouwde ze met de dertien jaar oudere Henry Gauthier-Villars, bijgenaamd Willy, een flamboyante uitgever, schrijver en kunstcriticus uit Parijs. Ze vertrok naar de hoofdstad en belandde via hem in de Parijse salons, waar ze in contact kwam met beroemdheden als Marcel Proust en Claude Debussy. Als meisje van het platteland wist ze met haar intelligentie en gevatte opmerkingen snel de harten van de culturele elite te veroveren.

Haar man Willy was een gemankeerd romancier, het wilde allemaal niet zo vlotten met zijn schrijverscarrière. Colette hielp hem en zo ontdekte hij haar talent. Hij moedigde haar aan om semi-autobiografische romans te schrijven over haar schooljaren op het Franse platteland en haar latere intrede in Parijs. Aanvankelijk vond hij haar verhalen niet goed genoeg, maar twee jaar later besloot hij ze alsnog uit te geven – onder zijn eigen naam: ‘Willy’. Zo verschenen er tussen 1900 en 1903 vier delen in de Claudine-reeks.

De boeken sloegen in als een bom. Ze waren zo opzienbarend omdat ze ingingen tegen de geldende sociale verhoudingen van die tijd. Het eerste boek gaat over een meisje van vijftien dat volwassen mannen als haar gelijke ziet. Dat was al een revelatie op zich, maar nog opzienbarender waren de erotische scènes in het boek, lesbische scènes zelfs. Claudine had gevoelens voor haar juf en liet haar gedachten de vrije loop. 

Claudine was een meisje met pit, met een grote mond en was sensueel. De boeken werden razend populair onder vrouwen, en zeker ook onder pubermeisjes die zich realiseerden: dit bestaat dus ook. In de latere delen ontpopte Claudine zich van een plattelandsmeisje tot een graag geziene gast in de hoogste Parijse kringen.

Het succes van de boekenreeks werd schaamteloos uitgemolken. Ik weet niet of het woord ‘merchandising’ in die tijd al bestond, maar dit was er een schoolvoorbeeld van. Er kwamen Claudine-zeepjes op de markt, Claudine-hoeden, -pennen, -stropdassen en zelfs Claudine-sigaren.

Hun huwelijk bleek niet tegen het succes bestand. Colette wilde na verloop van tijd publiceren onder haar eigen naam, want zíj had immers de Claudine-reeks geschreven. Willy zag dat niet zitten, want hij was natuurlijk de gevierde auteur. ‘Onder mijn naam zijn de boeken een succes, dus laten we het zo houden’, was zijn verweer. ‘Bovendien’, zei hij, ‘vrouwelijke schrijvers verkopen niet.’

Colette verloor haar motivatie, maar ze was ook van Willy afhankelijk. De auteursrechten van de boeken lagen bij hem. Colette had geen toegang tot de aanzienlijke inkomsten uit de Claudine-reeks en de verkoop van prullaria. Ze was afhankelijk van wat Willy haar toestopte. Willy was op zijn beurt weer van Colette afhankelijk, want hij was altijd blut. Hij gaf zijn geld uit aan dure spullen en wat hij overhield vergokte hij. Meer dan eens sloot hij Colette op in haar kamer om haar te dwingen te schrijven. De bom barstte toen Willy achter de rug van Colette om de auteursrechten van de Claudinereeks bleek te hebben verkocht om zijn schulden af te lossen.

In 1906 gingen Colette en Willy uit elkaar. Colette stond er alleen voor. Ze had geen inkomsten en moest zichzelf opnieuw uitvinden. Ze ging aan de slag als danseres en mimespeler in het theater. Dat ze hiermee haar literaire reputatie op het spel zette, interesseerde haar niet. Ze was liever onafhankelijk dan dat ze zich aanpaste aan de heersende moraal.

Net als haar personage Claudine ontdekte ze de vrouwenliefde en kreeg ze een relatie met Mathilde de Morny, een dame van stand die zichzelf Missy noemde. Deze eigenzinnige markiezin deed wat in die tijd volstrekt not done was: ze droeg mannenkleding, een lange broek in plaats van een jurk. De vrouwelijke geliefden traden samen op en tijdens een voorstelling in de Moulin Rouge veroorzaakten ze een groot schandaal door elkaar op het podium te zoenen. Ze werden weggehoond door het publiek terwijl de bonbondozen en sinaasappelschillen om hun oren vlogen. De politie moest eraan te pas komen om de zaal te ontruimen. Het gevolg was dat ze niet meer openlijk konden samenleven. Desondanks zou hun relatie nog vijf jaar standhouden.

Slim als ze was, wist Colette zo’n schandaal ook wel weer uit te buiten. Ze begreep dat het voor haar imago helemaal niet zo verkeerd was. Eerder veroorzaakte ze al ophef door met een ontblote borst op het toneel te verschijnen. Ze was de meest gefotografeerde schrijfster van haar tijd. Dan poseerde ze naakt onder een pantervel, dan weer kleedde ze zich als een heer van stand met een sigaar in haar mond. Ze hield ervan om te provoceren.

Colette kende geen schaamte. In 1910 verscheen onder haar eigen naam haar boek La Vagabonde over haar leven als variétéartiest. Het boek kreeg lovende recensies en vanaf dat moment was Colette een gevestigd auteur. Het boek ging ook over de onafhankelijkheid van vrouwen in een mannenmaatschappij, een thema dat in haar latere werk regelmatig terugkeerde. Dit deed ze het meest expliciet in haar boek La naissance du jour uit 1928, waarin ze kritiek leverde op het conventionele leven van vrouwen. Tegen die tijd was Colette al veelvuldig geprezen als grootste schrijfster van Frankrijk.

Het graf van Colette. Foto door Floris van Bergen.

Rob Kemps
Hemel op aarde
Meulenhoff
€24,99

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.