Spring naar de content
bron: anp

Chaos en charme

Op reis door Indonesië valt op dat mensen nauwelijks bezig zijn met het koloniale verleden, maar des te meer met opstoten in de vaart der volkeren. De economie groeit behoorlijk. In De Nieuwe Kerk is vanaf deze maand een tentoonstelling te zien waarin heden en verleden van de archipel tot leven komen, ook aan de hand van contemporaine kunst.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tom Kellerhuis

Als op het dakterras van het luxueuze hotel The Hermitage in Menteng, een van de beste wijken van Jakarta, eind mei al vroeg de schemer invalt, zie je pas hoe enorm deze stad is. Van oost naar west, van zuid naar noord, overal rijzen torenhoge gebouwen de lucht in. Niet alleen in de hoogte, maar ook in de verte, schijnbaar lukraak geplant, daar waar plek was tussen de laagbouw. Een echt stadshart valt niet te ontdekken. Recht voor ons staat een enorme skyscraper, met op de bovenste laag een groot terras waarvandaan discolichten flikkeren in de vroege nacht. Waarschijnlijk dansen en feesten hier nu expats of rijke inwoners van de stad, al kunnen we niets van dat gedruis horen of zien; daarvoor is de afstand net te groot. 

Hoe anders moet het er hier hebben uitgezien ruim driekwart eeuw geleden, op 17 augustus 1945, toen Koesno Sosrodihardjo, beter bekend als Soekarno, met zijn Proklamasi in deze stad de onafhankelijkheid uitriep. De tekst daarvan wordt bewaard in Monas (afkorting voor Monumen Nasional) in Jakarta, een 137 meter hoge spitse toren die gebouwd werd tussen 1961 en 1975. 

Soekarno werd hiermee de eerste president van de Republik Indonesia, na bijna 350 jaar van Hollandse overheersing en uitbuiting en de Japanse bezetting van het land tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toch zou het nog ruim vier jaar duren tot in december 1949 de Soevereiniteitsoverdracht getekend werd. Tot die tijd werd slag geleverd met Nederland om de heerschappij over de archipel, aangeduid als de ‘politionele acties’, militaire operaties uitgevoerd door Nederlandse troepen om de controle over Nederlands-Indië te herstellen. Feitelijk duurde de onafhankelijkheidsoorlog – zoals David Van Reybrouck schrijft in zijn monumentale boek Revolusi – na Soekarno’s Proklamasi nog 52 maanden voort, terwijl de bloedige ‘acties’ bij elkaar opgeteld slechts vier weken in beslag zouden hebben genomen. De Nederlandse staatskas was voor een belangrijk deel afhankelijk geworden van de rijkdommen aan grondstoffen en producten afkomstig uit de Indonesische eilandengroep, en die gaf men niet zomaar op. Men, dat was het diep verdeelde Nederlandse parlement, waarvan het grootste deel nog nooit op de archipel was geweest.

Pas begin vorig jaar maakte premier Mark Rutte bij de presentatie van het rapport over het geweld tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog namens de Nederlandse regering ‘diepe excuses’ aan de Indonesische bevolking voor deze ‘zwarte bladzijde uit onze geschiedenis’. Ook nam hij afstand van het standpunt dat er in de dekolonisatiejaren slechts gewelddadige ‘excessen’ hadden plaatsgevonden en noemde hij de instanties die het institutionele geweld mogelijk maakten: de Nederlandse regering, het parlement, de krijgsmacht en de juridische macht. “De heersende cultuur was er een van wegkijken, afschuiven en een misplaatst koloniaal superioriteitsgevoel. Dat is, zelfs na zoveel jaren, een pijnlijke constatering.” 

Pas op 14 juni 2023 erkende Nederland de onafhankelijkheid van Indonesië op 17 augustus 1945. Daardoor kunnen de politionele acties op z’n minst worden beschouwd als een agressieve militaire daad tegenover een soevereine natie. Maar Ruttes ‘volledige erkenning’ is helemaal niet zo volledig, schreef onderzoeker Christa Wongsodikromo op 19 juni in een opiniestuk in NRC. “Dit is slechts een feitelijke, en geen juridische erkenning: in werkelijkheid zullen er niet veel veranderingen plaatsvinden. Opnieuw maakt de Nederlandse regering gebruik van een woordspeling,” aldus Wongsodikromo, vierde generatie Javaans-Surinaamse diaspora. “Een juridische erkenning van 17 augustus 1945 zou verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor het herstel van het koloniale verleden in Indonesië. Dit zou namelijk betekenen dat Nederland na de onafhankelijkheid een soevereine staat heeft aangevallen, wat een oorlogsmisdaad is.”

De vraag is gerechtvaardigd of Indonesië en de Indonesiërs zelf nog zo bezig zijn met het Hollandse koloniale bewind.

Los hiervan lijkt de vraag gerechtvaardigd of Indonesië en de Indonesiërs zelf nog zo bezig zijn met het Hollandse koloniale bewind. Veelzeggend in dit verband was de opmerking van de Indonesische ambassadeur, die bij de presentatie van het onderzoeksrapport in Den Haag met enige verwondering zou hebben gezegd: “Why now?” De Indonesiërs hebben wel wat anders aan hun hoofd. En bovendien: ze hebben die onafhankelijkheidsoorlog destijds toch gewoon gewonnen? 

Na de onafhankelijkheid kende de archipel – die uit meer dan 16.000 eilanden bestaat, waarvan zo’n 6000 bewoond – een turbulente geschiedenis, onder meer gekenmerkt door corruptie, afscheidingsbewegingen, democratisering en grote economische veranderingen. Indonesië is met een snelgroeiende bevolking van meer dan 277 miljoen inwoners het vierde land ter wereld. Als economische macht staat het land net boven Nederland in de top 20. 

Deze veranderingen zijn goed zichtbaar in de huidige hoofdstad Jakarta, waar niet veel meer herinnert aan de koloniale tijd dan wat oude Hollandse villa’s, residenties en naambordjes uit het vroegere Batavia en de circa achtduizend Nederlandse woorden die vandaag nog in de taal voortleven. 

De dominante wolkenkrabbers staan symbool voor de explosieve welvaart, groeiende economie en de vele internetmiljonairs, die in grote weelde leven naast onbeschrijflijke armoede. Die bloeiende economie wordt vooral gedreven door een jonge bevolking – bijna de helft van de inwoners is jonger dan dertig – waarvan een aanzienlijk deel zijn waren aan de man brengt via sociale media als Instagram en Tiktok. Daar halen de meesten tegenwoordig ook de voornaamste informatie vandaan, want boeken, kranten en tijdschriften worden en werden er weinig gelezen. Oral history kent daarentegen een lange traditie. Zo worden het nieuws en ook bijvoorbeeld belangrijke toespraken van politici nog steeds verspreid via dorps- en stadspleinen, soms voor tienduizenden toehoorders tegelijk. 

Ook in het arme, conservatief-islamitische regentschap Lebak, in de provincie Banten op Java, op zo’n drie uur rijden ten zuidwesten van Jakarta, waar een onderwijzer ooit begon met het voorlezen van de Max Havelaar aan zijn schoolkinderen. Het werd een succesje en leidde in 2018 tot de oprichting van het Multatuli-museum in het dorpje Rangkasbitung, pal naast de school. Veel herinnert hier nog aan de schrijver. Er is ook onder meer een plaatselijke apotheek en een weg naar hem vernoemd. 

Eduard Douwes Dekker, die hier in 1856 benoemd werd als assistent-resident, wordt tevens geëerd met een manshoog bronzen beeld in de tuin van het museum. Niet in de laatste plaats vanwege zijn beroemde aanklacht tegen corruptie en koloniale uitbuiting door de Nederlandse bezetters en de eigen inlandse heersers uit 1860, ook omdat zijn naam toeristen uit binnen- en buitenland naar dit gehucht trekt. Het feit dat hij als eerste westerling op zijn zolderkamertje in een Brussels hotel over de misstanden hier schreef, maakt hem tot op de dag van vandaag tot een antikoloniale volksheld. 


De verwachting is dat de zee Jakarta in 2050 zal verzwelgen

Het huis waar Douwes Dekker destijds woonde, op loopafstand van het museum, is evenwel verkrot en staat op instorten. Ramen en deuren zijn eruit geslagen, de ooit zo witte muren staan zwart van de schimmel en het oude interieur is verwoest. De woning staat in een nogal troosteloze omgeving ingeklemd tussen onbestemde gebouwen en vormeloze kantoren, terwijl je er vroeger prachtig zicht moet hebben gehad op de velden tot in de verre omtrek. Het enige zicht van nu is op de minaret van de foeilelijke moskee, die na elke verbouwing door de tegenwoordig heersende familie weer ietsje hoger wordt. Het voorgenomen plan om er ooit een coffee corner te vestigen is toepasselijk, al is er vooralsnog niet genoeg geld voor in deze nog altijd arme streek. Koffie speelt in de Max Havelaar verder geen rol van betekenis, maar de roman vangt aan met de bekende zin: “Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, no. 37.”

Op de terugweg naar Jakarta worden we voortdurend links en rechts ingehaald door een immense stroom van scooters, verreweg het populairste vervoermiddel van dit land. Soms met het hele gezin achterop, vaak zonder helm, tot wel drie kinderen aan toe. Wie als eenmansbedrijf aan de slag wil, heeft niet meer nodig dan een mobieltje en een scooter. Wie straatarm is, kan tegen woekerrentes op afbetaling terecht bij de vele leenkantoren, maar o wee als er niet op tijd wordt afbetaald. En of de politie dan je beste vriend is, zoals bij ons een poosje de slecht gekozen slogan was, is nog maar de vraag. Dat voor dit soort geschillen de Indonesische politie en het justitiële apparaat niet goed zijn ingericht, is helaas een understatement. 

In The Big Durian zelf, de passende bijnaam van de overbevolkte en verontreinigde hoofdstad (een doerian is een stinkende tropische vrucht – red.), is het voortrazende verkeer van honderdduizenden auto’s, brommers en scooters nog indrukwekkender. Deze door benzine en diesel gedreven verkeersstroom staat nooit stil, behalve tijdens opstoppingen, die soms tegen betaling door private handhavers in goede banen wordt geleid. Al wordt door sommigen kwaad beweerd dat deze regelaars juist de veroorzakers zijn van de vele files in de stad. 

En dan is de zon in wat eens een tropische paradijs was door de vele uitlaatgassen ook nog eens verdwenen achter een dikke laag smog, die zonder regen continu boven de stad hangt. Al na een kwartiertje banjeren door om het even welke Jakartaanse stadswijk, met gevaar voor eigen leven door het voortrazende verkeer en de nauwelijks onderhouden smalle stoeppaden vol gaten en diepe putten, zijn mijn gloednieuwe witte sneakers zwartgeblakerd van het roet. 

Er wonen in en rond Jakarta inmiddels meer dan dertig miljoen mensen, in een gebied dat langzaam maar zeker onder water loopt. Elk regenseizoen zijn de overstromingen talrijker. De verwachting is dat de zee de stad in 2050 zal verzwelgen; daarom heeft het parlement onder voorzitterschap van de huidige president Joko Widodo vorig jaar ingestemd met de verplaatsing van de regering en haar gebouwen naar een stuk tropisch regenwoud in de provincie Oost-Kalimantan op het eiland Borneo, zo’n 1200 kilometer verderop in the middle of nowhere. De nieuwe regeringsstad Nusantara zal verrijzen in een gebied zo groot als Noord-Holland en moet plaats bieden aan vele duizenden ambtenaren, medewerkers, politici en hun gezinnen, in totaal zo’n twee miljoen inwoners. 

De bouw van de nieuwe stad zal tientallen miljarden euro’s gaan kosten. Dit megalomane plan, waarmee men reeds is aangevangen, zal tientallen jaren in beslag gaan nemen. De verwachting is dat het project rond 2045 zal zijn afgerond, hopelijk net op tijd voordat Jakarta in de zee verdwijnt. Waar de tientallen miljoenen achtergebleven Jakartanen op de vlucht voor het wassende water dan naartoe moeten, is ongewis. 

Op 21 oktober gaat in De Nieuwe Kerk op de Dam in Amsterdam De Grote Indonesië-tentoonstelling van start. (Zie ook het kader bij dit artikel.) Het is niet voor het eerst dat De Nieuwe Kerk het onderwerp Indonesië aanvat. Ze deed dat ook in 2005 (Indonesia: de ontdekking van het verleden) en in 1992 (Het goddelijk gezicht van Indonesië). Maar die eerdere tentoonstellingen gingen vaak over specifieke periodes of kunsthistorische thema’s uit de lange geschiedenis van het grootste eilandenrijk ter wereld. 

De aankomende tentoonstelling kiest nadrukkelijk voor het grotere verhaal met de blik van nu. Het rijke historische verleden, de koloniale tijd, de Japanse bezetting, de ‘politionele acties’, de onafhankelijkheid, de roerige jaren daarna en tot slot het Indonesië van vandaag, met actuelere onderwerpen als genderkwesties, ontbossing en klimaatverandering – het komt allemaal aan de orde. De samenstellers kozen voor een brede opzet – meer dan honderd mensen, onder wie Indische Nederlanders en Indonesiërs, werkten mee – om zoveel mogelijk stemmen aan het woord te laten. 

Hedendaagse kunst loopt als een rode draad door de tentoonstelling. Het zijn vooral kunstenaars die met hun werk reflecteren op actuele politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Te zien zijn werken van onder meer Alfiah Rahdini (1990, Bandung) Timoteus Anggawan Kusno (1989, Yogyakarta/Amsterdam), Eko Nugroho (1977, Yogyakarta), FX Harsono (1949, Jakarta) en Heri Dono (1960, Jakarta). 

Dono, een van de belangrijkste hedendaagse Indonesische kunstenaars, won in 1998 de prestigieuze Prins Claus Prijs, voor baanbrekend werk op gebied van cultuur en ontwikkeling. Hij kreeg in 2009 een solo-expositie in het Tropenmuseum in Amsterdam, onder de titel Kritische kunst uit Indonesië. In een buitenwijk van Yogyakarta bevindt zich in de rimboe zijn atelier en dat van zijn kunstenaarsgroep Kalahan. Heri – spreek uit als ‘Harry’ in inspecteur Harry Callahan, naar het filmpersonage Dirty Harry,gespeeld door Clint Eastwood – Dono’s werk combineert traditionele kunstvormen en mythologie met moderne sociale en politieke kwesties, resulterend in unieke en vaak speelse en eigentijdse installaties en kunstwerken. 

Het complex aan gebouwen van Studio Kalahan werd gebouwd in de koloniale tijd en deed tijdens de Tweede Wereldoorlog dienst als politiebureau. Sinds 2001 zetelen de Kalahan-studio’s hier. Het is een verkenningsgebied en een esthetisch laboratorium. Het hoofdgedeelte bestaat uit een woonkamer, een documentatieruimte, een bibliotheek en een privékamer voor Dono’s contemplatie. Aan de achterkant van het hoofdgebouw is een ruimte met schilderijen en poppen. Daarachter bevinden zich tentoonstellingsruimten voor kunstinstallaties. De achtertuin wordt gebruikt als open atelier. Tentoonstellingen van het werk van andere kunstenaars worden ook hier ter plaatse gehouden.

Dono woont en werkt in Yogyakarta, dat wel de artistieke en intellectuele ziel van Java wordt genoemd. Hij is sinds zijn actieve jaren als kunstenaar in eigen land omstreden, vooral voor de overheid. Dono vecht op eigen wijze tegen de misstanden op politiek, sociaal en economisch gebied in deze jonge democratie, met zijn vaak clowneske afbeeldingen en beelden. Ook wat betreft het koloniale verleden legt hij met zijn ingenieuze blik de nadruk op sociaal-politieke kwesties. In de tentoonstelling is in het thema ‘verzet’ het werk Melawan Kapten Tak uit 2008 opgenomen, waarop te zien is hoe een VOC-officier, kapitein François Tack, wordt gedood in het Mataram Paleis in Kartasura. Dono laat met dit oude verhaal zien dat Indonesië veerkrachtig is geweest ten opzichte van de koloniale bezetter. 

Al na een kwartiertje banjeren door om het even welke Jakartaanse stadswijk zijn mijn gloednieuwe witte sneakers zwartgeblakerd van het roet.

Hoewel hij regelmatig schildert, werkt hij zijn meeste ideeën uit in beelden en gemotoriseerde installaties, die – behoorlijk verstoft – overal in de gebouwen te vinden zijn, stuk voor stuk op het gammele elektriciteitsnet aangesloten. Alles piept, flitst en knarst plotseling in de donkere jungle. Je mag wensen dat deze schat aan beelden en bewegende installaties ooit in betere condities geconserveerd zal worden, maar de aanblik ervan is surreëel en de lol is er niet minder om. 

Dono vertelt in zijn atelier dat hij in de Soeharto-tijd regelmatig op het politiebureau ontboden werd, vanwege de vermeende politieke lading van zijn werk. En telkens weer als hij erover ondervraagd werd, hield hij zich van de domme door eindeloos over de esthetische aspecten van zijn werk te blijven praten, totdat zijn ondervragers vanzelf moe en verveeld raakten. Hij is nog steeds opgelucht dat generaal Soeharto, die in 1966 de macht greep en de tweede president van het land werd, in 1998 door het leger gedwongen werd tot aftreden en van het toneel verdween. Maar die opluchting heeft inmiddels plaatsgemaakt voor nieuwe zorgen: de opkomst van de moslimfundamentalisten. 

Tijdens het atelierbezoek in het donkere oerwoud schalt niet veel later het avondgebed vrij intimiderend uit de geluidsinstallaties van de ernaast gelegen moskee. Op een uurtje rijden van Jogjakarta bevindt zich het tempelcomplex Borobudur, gebouwd tussen 750 en 850, dat pas door de Engelsen in 1815 werd ontdekt, overwoekerd door de jungle. Deze boeddhistische trekpleister lokt jaarlijks vele toeristen uit binnen- en buitenland naar Serak. In heel Serak is geen druppel alcohol te vinden. We arriveren tegen middernacht; alle restaurants en eethuizen zijn al dicht, maar bij een straattentje in de buurt van ons hotel kunnen we voor omgerekend twee euro nog snel twee porties nasi met warme thee en ijsthee naar binnen werken. Mijn reisgezel en collega is diezelfde nacht flink ziek geworden, niet van het eten of de thee, maar door het nachtelijk gebed dat hem zijn nachtrust ontnam. Gelukkig verblijven we er maar één nacht. 

Indonesië herbergt de grootste islamitische gemeenschap ter wereld. De islam arriveerde er in de late dertiende eeuw en is al sinds de zestiende eeuw de populairste religie in grote delen van het land. Zo’n 86 procent van de huidige bevolkingspopulatie is islamitisch; in sommige streken is dat zelfs meer dan 95 procent. Wie door het land reist kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de verschillende geloofsgroepen – ongeveer 10 procent is christen, 3 procent hindoe en 1 procent boeddhist – redelijk vreedzaam naast elkaar leven. 

Vesak-dagviering in de Borobudur-­tempel

Indonesië heeft zich na Soeharto’s vertrek in 1998 ontwikkeld tot een moderne democratie waar de vrijheid van godsdienst wettelijk is vastgelegd. Maar die vrijheid komt steeds meer onder druk te staan. Moskeeën schieten als paddestoelen uit de grond. Vooral de oprukkende radicale islam – nog altijd een minderheid – baart zorgen, een angst die in bepaalde gebieden niet onterecht lijkt. 

Onze Nederlandse gids ter plaatse en Indonesië-kenner Arjan Onderdenwijngaard woont al decennia in zo’n gebied, op een klein uur reizen van Jakarta. Hij heeft veel van zijn vroegere gematigde vrienden zich zien bekeren. Als binnenkort de pleuris uitbreekt, is hij de eerste die vertrekt, zo vertelt hij. 

Ook onze katholieke taxichauffeur, die ons van de luchthaven naar Medan – de hoofdstad van Noord-Sumatra – brengt, is er niet gerust op. In Medan bezoeken we onder meer de Grote Moskee, die vanaf 1906 werd gebouwd door de Nederlandse architect Theodoor van Erp, en zien we vooral veel van de oude koloniale architectuur. 

Hoewel de regering officieel de gematigde islam aanhangt en de radicale islam op landelijk niveau verboden is, worden de invloeden hiervan op regionaal en lokaal niveau oogluikend toegestaan. Ook geldt in veel gebieden een strikt verbod op het nuttigen en verkopen van alcohol en schallen minstens vijf keer per dag de gebedsoproepen uit de luidsprekers van de moskeeën. Dat begint ergens halverwege de nacht. 

Door de gemotoriseerde installaties van Heri Dono piept, flitst en knarst alles plotseling in de donkere jungle. 

Om de orde en harmonie tussen de gemeenschappen te bevorderen in dit diverse land, heeft de minister van Religieuze Zaken vorig jaar een verordening afgekondigd om het geluidsvolume van hun externe luidsprekers te verminderen tot maximaal 100 decibel. Dat zal de radicale islam niet tegenhouden. 

Aan de oprukkende fundamentalistische islam in Indonesië is geen apart actueel thema gewijd, al gaat de tentoonstelling het onderwerp zeker niet uit de weg. Het komt onder meer voorbij in de audiotour, en wordt belicht in het werk van de jonge hedendaagse kunstenaar Alfiah Rahdini. De tentoonstelling is zo breed van opzet dat het ook bijna niet anders kan. Om het in de woorden van Pieter Eckhardt, conservator en samensteller van deze tentoonstelling, te zeggen: “Een heldere Indonesië-les in hoofdlijnen.”

De Grote Indonesië-tentoonstelling

De tentoonstelling geeft een beeld van de veelbewogen geschiedenis en de rijke culturen van het land en de bewoners door de eeuwen heen. Van de hoogtijdagen van het legendarische Majapahit-rijk, de koloniale overheersing en de Tweede Wereldoorlog tot de revolutie en het uitroepen van de republiek door Soekarno, het tijdperk Soeharto en het huidige Indonesië met al haar beloftes en uitdagingen. De tentoonstelling is samengesteld als een meerstemmige biografie, met aandacht voor uiteenlopende perspectieven en traumatische ervaringen.

De Nieuwe Kerk werkte voor dit project samen met een grote groep historici, kunstenaars, studenten, musea, ooggetuigen en ervaringsdeskundigen uit Indonesië en Nederland. 

Aan de hand van 350 objecten en talloze verhalen wordt de lange geschiedenis in beeld gebracht, toegelicht in audio en tekst door vertegenwoordigers van diverse gemeenschappen uit Indonesië en Nederland. De objecten variëren van eeuwenoude archeologische vondsten, sculpturen, historische documenten en toegepaste kunst tot maskers, wajangpoppen, textiel, sieraden, mode, maar ook schilderkunst, fotografie en films. Ze zijn afkomstig uit tientallen musea en privécollecties uit Indonesië en Nederland, waaronder – het onlangs voor een deel afgebrande – Museum Nasional Indonesia, Galeri Nasional Indonesia, het Affandi Museum, het Niod, het Nationaal Archief en het Nationaal Museum van Wereldculturen. Bovendien hangen boven elk themabord manshoge foto’s, verzorgd door ontwerpbureau Caspar Conijn, als een soort tweede tentoonstelling over het hedendaagse Indonesië.

Volgens Annabelle Birnie, directeur van De Nieuwe Kerk, is daarmee nog niet het hele verhaal verteld. “Er valt anno 2023 veel te ontdekken en te herschrijven. Zonder koloniale bril zie je meer. We hopen dat deze tentoonstelling bij velen veel losmaakt.” Daartoe is een aparte bezinningsruimte ingericht waar iedereen na de tentoonstelling met elkaar in gesprek kan gaan, om de dialoog verder te helpen. Ook worden er zolang de tentoonstelling loopt lezingen gehouden, debatten georganiseerd en films vertoond.

De tentoonstelling is te zien van 21 oktober 2023 tot en met maandag 1 april 2024.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.