Spring naar de content
bron: Mark Uyl

Ernst Jansz: ‘De vrijheid neem ik ernstig’

Onlangs werd Ernst Jansz, die bekend werd als oprichter van de band Doe Maar, 75 jaar. Dezelfde leeftijd als zijn alter ego in zijn roman De witte kamer, die terugblikt op zijn leven, liefde voor muziek en idealen. Ook Jansz kijkt terug, onder andere op de relatie van zijn ouders, die verzetsstrijders waren. Hoe heeft zijn jeugd hem gevormd? ‘Met muziek kun je zeggen wat je niet kunt zeggen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bina Ayar

Muzikant en schrijver Ernst Jansz vierde vorige maand zijn 75ste verjaardag. De Doe Maar-oprichter heeft nu dezelfde leeftijd als de hoofdpersoon in zijn roman De witte kamer, die hij als 38-jarige in 1986 schreef. Zijn alter ego ‘Estimo Jara’ ziet daarin terugblikkend de lijnen van zijn leven, zoals eenzaamheid, liefde voor muziek en idealen. Verleden en heden komen ook bij elkaar in zijn nieuwste boek met soundtrack. Daarin schrijft hij over de liefdesrelatie tussen zijn ouders, die verzetsstrijders waren. Is hij geworden wie hij dacht te worden? “Muziek gaat over alles wat je niet kunt zeggen.” 

Op het hoogtepunt van Doe Maar volgden de verliefde meisjes Ernst Jansz tot aan zijn huis in het Noord-Brabantse Neerkant, vlak bij de Limburgse grens. De opgeknapte boerderijwoning is vanaf begin jaren zeventig een commune. Jansz woont daar met de leden van zijn eerste band CCC Inc. en hun vriendinnen ‘om altijd muziek te maken’. Om de tienermeisjes op gepaste afstand te houden komt er een provisorische slagboom voor de boerderij-ingang. Daar blijven de fans tot verbazing van de bandleden ook netjes achter staan, hopend op een glimp van hun idool.

Op de plek waar de slagboom stond, houdt vele jaren later zijn langharige zwarte poes Snoes vriendelijk de wacht. Jansz zwaait vanuit de tuin van het huis waar hij nog altijd woont, nu met zijn vrouw, actrice Jaloe Maat, en hun twee kinderen. “Dank je wel dat je het mooie weer hebt meegenomen,” zegt hij. Op het tuinterras mag uiteraard gewoon gerookt worden, al is hij zelf al 35 jaar gestopt.

“Muziek, dat is waar ik voor leefde. Alsof ik toen al wist dat zij de geliefde was die mij nooit zou verlaten,” schrijft Jansz over de jaren 1970-1980 in zijn boek De Neerkant, waar een soundtrack bij hoort met liedjes als Ik was een hippie, Meester van het geld en De naakte waarheid. In dat boek uit 2017 worden de kronieken van de hippiejaren afgewisseld met de passages van zijn toekomstroman De witte kamer, die hij in 1986 voor zichzelf schreef. Vanuit een instelling waarin zijn 75-jarige alter ego Estimo Jara denkt te zijn opgenomen vanwege zijn politieke overtuigingen, blikt hij daarin terug op zijn leven. Samen met zijn levensgezellin de eenzaamheid. 

Jansz: “Wat is eenzaamheid? Het is een goede vraag. Ik ben nooit alleen geweest. Mijn eerste levensjaren woonden we met twee gezinnen in één huis in Amsterdam. Er waren altijd mensen om me heen. Maar ik kon me ook buitengesloten voelen. Ik voelde me niet thuis in die luidruchtige Amsterdamse cultuur waarin grappen maken ten koste van anderen gewoon is. Eenzaamheid is ook met heimwee verbonden. Toen ik jong was, dacht ik dat dat gevoel kwam door mijn Indische roots. Ik ging met mijn toenmalige vriendin naar Indonesië, maar merkte dat we daar als westerse toeristen werden gezien, wat we natuurlijk ook gewoon waren. Het was fijn vertrouwd, maar net zo goed vervreemdend.”

Met de vorig jaar overleden Henny Vrienten was Jansz het boegbeeld van Doe Maar, een underground-band die hij in 1978 oprichtte en die begin jaren tachtig in de lage landen qua populariteit niet onderdeed voor The Beatles. Hits als Doris Day, Belle Hélène en 32 jaar sloegen vooral bij het jonge publiek in als een Bom. Vóór Doe Maar maakte Jansz deel uit van de door Joost Belinfante opgerichte blues- en folk-formatie CCC Inc. (Capital Canal City). Ook speelde hij lange tijd in de begeleidingsband van zanger Boudewijn de Groot. Zijn Indische vader, verzetsstrijder Rudi Jansz, figureert vaak in de vijf boeken die hij schreef, waaronder Gideons droom en Molenbeekstraat

Never meet your heroes, wordt er weleens gezegd. Het gevaar van teleurstelling ligt op de loer, maar daar is bij Jansz geen sprake van. De protestpopster, gekleed in een zwarte spijkerbroek met zwarte trui met een wit randje, is ook zonder de lange, zwarte haren uit zijn hippietijd of de Doe Maar-look met mouwloze shirts en polsbandjes een mooi muziekmens en nog altijd een non-conformist. 

Voor Jansz is teleurstelling een beladen woord. Toen Jansz zeventien was, overleed zijn vader. Rudi Jansz, die als intellectueel naar Nederland was gekomen om te studeren, werd vanwege zijn verzetsdaden tegen de Duitsers gevangengenomen in concentratiekamp Amersfoort. Na de oorlog zette hij zijn vrijheidsstrijd voort, dit keer voor de onafhankelijkheid van Indonesië. De oorlog liet diepe wonden achter; zijn vader leed aan het concentratiekampsyndroom. Na zijn dood vond de jonge Jansz een brief waarin hij schreef dat hij zich verlaten voelde door zijn zoon, die op dat moment als puber zijn eigen weg aan het vinden was: “Ik was helemaal in mijn nopjes op het Montessorilyceum in Amsterdam. Voor het eerst had ik een echte vriend en ik was verliefd op alle mooie meisjes op school. De dood van mijn vader viel samen met het einde van mijn eerste echte liefdesrelatie. Die woorden van mijn vader waren de doodsklap. Ik heb mijn halve leven erover gedaan er vrede mee te hebben. Hij was bang om op zijn oude dag de totale eenzaamheid van zijn jeugd te voelen, maar oud is hij dus nooit geworden. En ik heb hem natuurlijk nooit verlaten. Ik was zo trouw als wat. Hij was mijn beste vriend.”

Mijn vader was vaak teleurgesteld, maar van mij mag het woord teleurstelling uit het woordenboek geschrapt worden, want alles is ergens goed voor, zegt Jansz. “Dat is het fijne van ouder worden. Als je jezelf accepteert met al je goede en slechte eigenschappen, hoef je anderen ook niets kwalijk te nemen. Ik vind mezelf aardiger dan vroeger, daardoor kan ik nu ook beter contact maken met anderen. Teleurstelling hangt ook samen met verwachtingen; die heb ik niet. Hooguit heb ik verwachtingen van de wereld.” 

Mijn moeder had ook verzet gepleegd, maar kreeg geen uitkering voor verzetsmensen, uitsluitend omdat ze een vrouw was.

In die ideale wereld is regel één dat iedereen aardig is voor elkaar, zegt Jansz, die – voordat hij zich al blowende op zijn muziek stortte – biologie en scheikunde studeerde. Verbondenheid met de prachtige natuur en de dieren hoort ook bij zijn droomwereld, zegt hij, wijzend op de bomen en luid zingende vogels om ons heen in de tuin. Vooralsnog lijkt onze wereld eerder op de voorstelling die hij ervan maakt in De witte kamer. Hij beschrijft daarin hoe in 2023 de ruimte voor ‘een onafhankelijke opstelling’ in de samenleving langzaamaan is verdwenen: kritische journalisten zijn weggestuurd, alle jonge meisjes werden gedwongen zich te vaccineren tegen een ziekte die anders nog geen half promille van de wereldbevolking zou treffen. In het voedsel zitten chemische gifstoffen en de bijen zijn verdwenen uit Nederland. “De hele westerse wereld werd een oligarchie waarin (–) geen plaats meer was voor verdraagzaamheid, fatsoen en medemenselijkheid.”

Jansz: “Dat blijkt achteraf best een visionaire beschrijving te zijn. Toen ik zes jaar geleden het boek uitbracht, viel het nog mee. Maar toen corona kwam, dacht ik: ah, nu gaat het gebeuren.” Jansz kwam in die periode in het nieuws nadat hij zijn huisarts Rob Elens in een Facebookpost had verdedigd: “Hij had tien ernstig zieke mensen met hydroxychloroquine en zink genezen van een corona-infectie. De dag nadat hij blij zijn bevindingen had gedeeld bij Omroep Limburg, stond de inspectie al op zijn stoep. Hij zou desinformatie hebben verspreid. Elens, die inmiddels is vrijgesproken door het Tuchtcollege, werd net als iedereen die kritisch was over het coronabeleid buiten de orde geplaatst. Er is karaktermoord op hem gepleegd.” 

Ook Jansz krijgt haatreacties, nadat hij in zijn Facebookbrief vraagtekens heeft geplaatst bij angstzaaierij en het weren van gegronde kritiek op de ingrijpende coronamaatregelen: “Het ene moment ben je een publiekslieveling, het volgende moment schreven sommige fans dat ik levensgevaarlijk was en dat ze me gingen aangeven. Dat was pijnlijk, maar ik ben in die periode alleen maar strijdbaarder geworden. Ik begrijp niet waarom de wetenschap niet nieuwsgierig was naar de bevindingen van mijn huisarts, wat toch de essentie van wetenschap is. Of hoe weinig kritisch journalisten waren. Het grote publiek ging ook mee in het verhaal. We hebben gezien hoe de Molukkers zijn behandeld, of de ouders in de toeslagenaffaire; we weten dat er grote belangen spelen achter de schermen, zoals van de farmaceutische industrie, maar blijkbaar is het voor veel mensen te pijnlijk om te beseffen dat de regering niet altijd goed voor ons zorgt. Wat mij het meest choqueerde, was dat al mijn intellectuele vrienden het doodnormaal vonden dat ik en andere ongevaccineerden buitengesloten werden van de samenleving.

“Misschien heeft dat ook met mijn achtergrond te maken. Thuis is een kritische houding tegenover het gezag er met een paplepel ingegoten. Mijn moeder kwam uit een straatarm gezin van communisten. ‘Klootzakken’ was het eerste wat ze riep als de minister-president of een andere politicus een toespraak hield op de radio. Mijn vader was na de oorlog een verzetsheld, maar toen hij zich ging inzetten voor de bevrijding van Indonesië, kwam hij op een zwarte lijst te staan en werd hij in de gaten gehouden. Mijn moeder had ook verzet gepleegd, maar kreeg geen uitkering voor verzetsmensen, uitsluitend omdat ze een vrouw was.” 

In eerdere boeken beschreef Jansz al delen van het liefdesverhaal van zijn ouders. In zijn nieuwste boek, dat volgend jaar verschijnt, doet hij het volledige verhaal uit de doeken. “Mijn moeder kwam uit een arm Amsterdams milieu waar ze zich aan wilde onttrekken. Als enige van de familie sprak ze niet plat Amsterdams, maar algemeen beschaafd Nederlands. “Mag ik deze wals van u?” vroeg mijn vader tijdens een dansavond in Heck’s op het Rembrandtplein. Ze zag meteen dat dit haar kans was op een ander leven. Ze zweefde weg in zijn armen, zoals ze dat altijd zei.”

De Tweede Wereldoorlog komt. Het echtpaar sluit zich samen met familieleden van zijn moeder aan bij het verzet. De groep wordt opgepakt na een gewapende overval op een distributiekantoor van de Duitsers. Na de bevrijding gaat zijn moeder feesten, terwijl zijn vader na zijn vrijlating uit concentratiekamp Amersfoort op zoek gaat naar de verraders van zijn verzetsvrienden. Zijn moeder vindt een andere liefde, een Indonesische prins, waarna het echtpaar gaat scheiden. Als zijn moeder zwanger blijkt te zijn, komen de geliefden weer bij elkaar. De nieuwe vriendin van zijn vader pleegt zelfmoord. Haar twee zoons komen samen met een tante in het huis aan de Molenbeekstraat in Amsterdam te wonen.

Het nieuwe boek wordt aangevuld met een soundtrack met veertien liedjes die al klaar zijn. Jansz: “Elk lied heeft ook een connectie met het heden. Ik vertel het verhaal omdat ik het een mooie geschiedenis vind, maar ook omdat ik met een historische bril naar onze tijd wil kijken, om de parallellen te onderzoeken. Toen er in de jaren dertig werd gezegd dat de Duitsers grote ovens aan het bouwen waren om de Joden daarin te vergassen, werd dat afgedaan als een complottheorie. Toen er borden kwamen waarop stond dat Joden niet welkom waren, haalden mensen hun schouders op. Intolerantie voor alles wat anders is, is in onze tijd ook heel groot. Kijk naar hoe we omgaan met vluchtelingen, of met overheidscritici. Ook nu worden mensen buitengesloten. Uniformiteit lijkt de norm, maar het gaat juist om de schakeringen. Zie al die verschillende kleuren groen hier in de tuin. Je wilt toch niet één kleur groen? Dat zou saai zijn.”

De geschiedenis van zijn vader wordt ook bezongen in het ontroerende lied De ballade van Nina Bobo. Jansz volgt daarin het spoor van zijn vader vanuit Nederlands-Indië tot ver in de Lage Landen, waar zijn vader voorgoed zijn hart verloor. En wie de vrijheid ernstig nam, werd ongewild een held’, zingt hij over het verzet van zijn vader. Is Jansz ook een ongewilde held? “Ik ben geen held, maar ik probeer wel een goed mens te zijn. Dat is gewild. De vrijheid neem ik wel ernstig.”

Ziet hij ook parallellen tussen huidige overheidskritiek en het hippieprotest? “Een belangrijk verschil was dat de jeugd toen een groot stempel drukte op de protesten. De Flower Power-beweging was een wereldwijde aangelegenheid, gedragen door de muziek. Het huidige verzet is gefragmenteerd. En waar is de jeugd nu?”

Met muziek kun je zeggen wat je niet kunt zeggen. Het ongezegde is de magie ervan.

Verzet begint niet met grote woorden, maar met kleine daden, wil het bekende gedicht van Remco Campert. “Zoals storm met zacht geritsel in de tuin, of de kat die de kolder in zijn kop krijgt. (–) Jezelf een vraag stellen, daarmee begint verzet, en dan die vraag aan een ander stellen.” 

Het sluit aan bij Jansz’ brede blik op de wereld: “Antwoorden zonder samenspraak vertegenwoordigen niet ‘De Waarheid’. Vragen liggen vaak dichter bij de waarheid dan de antwoorden.” Het gesprek komt op het belang van het filosofische begrip ‘waarheids-spreken’ ofwel vrijmoedig je gedachten uiten. En op -verschillende waarheden, zoals de mystieke waarheid.

Jansz: “Je hoeft niet alles te begrijpen om erdoor geraakt te worden. Kijk naar muziek. Muziek kan emotioneren, je kippenvel bezorgen. Mensen die totaal verschillend zijn of zelfs lijnrecht tegenover elkaar staan kunnen door hetzelfde lied ontroerd raken. Met muziek kun je zeggen wat je niet kunt zeggen. Het ongezegde is de magie ervan.”

Stilte is in muziek net zo belangrijk als de klanken, zegt Jansz. De enige stilte die er tijdens het gesprek valt is als het over de dood van Henny Vrienten gaat. Hij wil daar niet over praten. 

Zoals de reggae en ska-sound van Doe Maar resoneerde bij een massapubliek – ook na de comeback van de band vanaf de eeuwwisseling – vindt zijn melancholische muziek nu de weg naar de theaters waar Jansz regelmatig optreedt. Naast de nieuwe nummers bij zijn boek, staat er in het najaar onder meer een collegetour over zijn muzikale held Bob Dylan op het programma. Recent bracht hij een album uit waarop hij composities van Chopin speelt, niet toevallig een romantische componist. “Chopin was in Frankrijk toen Rusland Polen binnenviel; hij kon nooit meer naar zijn thuisland. Reggae-muziek gaat ook over verlangen naar het verloren land Afrika. Sommige mensen walgen van de Romantiek, maar ik vind het prachtig. De heimwee die uit Chopins muziek spreekt, raakt mij. Mijn vader heeft ook nooit meer terug gekund naar zijn geboorteland. Ik denk dat velen van ons het gevoel hebben onderweg iets te zijn kwijtgeraakt. Onze menselijkheid misschien, of de essentie van het leven.”

Zijn 75-jarige alter ego in De witte kamer is een oude, dwaze man die treurend om verloren jongensidealen in een rolstoel wordt voortgeduwd door mooie verpleegsters die hem vertellen dat hun oma vroeger verliefd op hem was. De echte 75-jarige Jansz heeft dromen. “Ik visualiseer graag een ideale wereld met vlinders en kolibries, zonder oorlogen en machtsspelletjes van het grote geld. Ik kan nog altijd genieten van mijn kinderen en mijn vrouw, van muziek, literatuur of de dieren in de tuin. En ik ben nog steeds verliefd op de Nederlandse taal. Ik ben er trots op dat het gelukt is om onze prachtige taal bij muziekminnend Nederland op de kaart te zetten. Sommige dromen zijn uitgekomen.” 

Alles gaat voorbij, zong Doe Maar. Over zijn eigen einde schreef Jansz later een poëtisch lied waarin hij vaarwelzegt tegen zijn geliefden: “En het is mij om het even waar mijn graf of waar mijn as, want er was niets in dit leven wat de moeite waard niet was.” Dan nuchter: “Ik heb eigenlijk niet nagedacht over welke muziek ik bij mijn begrafenis wil horen. Misschien moet ik een paar nummers opschrijven en dat in een kistje hier bewaren. Als ik een lied van Doe Maar moet kiezen, wordt dat denk ik Tijd genoeg.”

“Er is tijd genoeg voor jou, voor mij, voor iedereen. O, als je wil, dan is elk ogenblik voor jou. En alles wat je vragen zou, maar laat mij dan niet alleen.” Laat ons ook niet alleen, zeggen zijn fans op hun beurt. De liefde voor zijn muziek blijft.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.