Spring naar de content
bron: anp

‘Je moet niet zoeken, maar je vindt altijd’

Nu het aantal ouderen toeneemt, stijgt ook het aanbod aan tweedehands spullen en meubels. Die komen vaak terecht bij de kringloop, een toevluchtsoord voor enthousiaste vrijwilligers, klimaatbewuste jongeren en koopjesjagers. ‘Het is een plaats van fantasie en onverwachte geschenken.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

In de meeste mensenlevens gaat het zo dat men in de loop der jaren allerlei spullen verzamelt, spullen die het leven vergemakkelijken en veraangenamen, spullen die iemands smaak en gevoel voor esthetiek laten zien, spullen met emotionele waarde, die voor de bezitter herinneringen of liefdesbanden vertegenwoordigen.

Op hoge leeftijd maken veel senioren om praktische redenen nog een laatste verhuizing mee, waarbij ze kleiner gaan wonen en afscheid moeten nemen van een deel van hun spullen. Op hun laatste adres wonen ze omringd door hun dierbaarste bezit, waarvan ze beseffen dat ook de kinderen het straks niet meer willen hebben. 

Ik ken een vrouw van 87 die op sommige van haar spullen stickers heeft geplakt: ‘Let op: dit heeft nog waarde’, of, als de hele tekst niet past, kortweg ‘waarde’. Een handleiding voor de kinderen of de talrijke ontruimingsbedrijven die de klant de zorgen over zijn fysieke erfenis vrij letterlijk uit handen nemen. “Een verhuizing of overlijden vergt namelijk toch al veel van uw aandacht en energie,” schrijft een bedrijf met de altruïstische naam Seniorenhulp Nederland.

Dankzij de babyboom heeft Nederland een bevolkingspiramide met een groot hoofd, bestaand uit bejaarden wier spullen tussen nu en tien, twintig jaar vrijkomen. Een deel wordt verwerkt in de afvalverbranding, een deel vindt een nieuwe eigenaar via Marktplaats en verwante kanalen, op rommelmarkten en in tweedehands winkels die de hoofdprijs vragen voor hun als ‘vintage’ gelabelde waar, of krijgt een vriendelijker prijs opgeplakt in een van de honderden kringloopwinkels die het land rijk is. 

Volgens cijfers van de Branchevereniging Kringloopbedrijven Nederland (BKN) zamelden de 244 aangesloten kringloopwinkels – dat zijn ze lang niet allemaal – in coronajaar 2021 samen 126 miljoen kilo spullen in. De omzet bedroeg 92 miljoen euro, omgerekend 73 cent per kilo kringloopgoed, wat niet duur is. Met de handel werd 137 miljoen kilo CO2 bespaard, volgens de branche, die tot dat resultaat komt na een door TNO ontwikkelde rekenmethode. 

Het zijn harde cijfers die de waarde moeten aantonen van een branche die drijft op zachte waarden, een waarde die, zo het cliché wil, ‘niet in geld is uit te drukken’. De bij de BKN aangesloten winkels alleen al boden in 2021 werk of een ‘zinvolle dagbesteding’ aan ruim twaalfduizend mensen, betaalde krachten, vrijwilligers en daarvan onderscheiden, eveneens onbetaalde krachten met een ‘afstand tot de arbeidsmarkt’. 

In de kringloop proberen klanten een oerdrift te bevredigen, namelijk hun zucht naar (of tenminste hoop op) buitenkansjes. Ook in de huidige tijden van crises op velerlei vlak is er een winkel waar de smalle beurs niet wordt buitengesloten. Je weet nooit wat je er treft. In de kringloopwinkel heb je algauw een uur of langer plezier van je tientje. Je kunt er zelfs verschillende dingen van kopen, wat zo lang het duurt best een rijk gevoel geeft. 

Directeur Rachel Heijne van de BKN ziet tegenwoordig naast de traditionele doelgroep van ‘mensen die het moeilijk hebben’ veel idealistische klanten in de winkels. “Vaak jongeren die vanwege de klimaatzorgen bewust kiezen voor hergebruik. Al die nieuwe spullen hebben een enorme impact op de aarde. Veel klanten zijn de massaproductie zat. Bij ons vind je dat unieke item dat niemand anders heeft.” 

Veel klanten zijn de massaproductie zat. Bij ons vind je dat unieke item dat niemand anders heeft.

Rachel Heijne, directeur Branchevereniging Kringloopbedrijven Nederland

Sommige winkels zijn uitgegroeid tot hele ketens, zoals RataPlan, met dertig mooi vormgegeven warenhuizen in voornamelijk de Randstad de grootste kringloopketen van het land. Veel winkels doen aan upcycling, zegt Heijne, van oude spullen nieuwe, mooiere dingen maken, van onderdelen van veel binnenkomende, slecht verkopende waar nieuwe meubels maken, zoals Foenix in Apeldoorn doet, of het Circulair Warenhuis in Leiden. 

“De grote toestroom aan materialen bij kringloopbedrijven is ongekend,” schrijft het Circulair Warenhuis op zijn website. De meeste spullen worden verkocht, maar ‘een groot deel kan om verschillende reden niet verkocht worden en wordt afgevoerd naar de verbrandingsoven’. Om daar verandering in te brengen maken meubelontwerpers van de onderdelen en materialen ervan nieuwe designmeubelen, die de collectie én de prijzen van de ouderwetse kringloopwinkels ver ontstijgen. 

Volgens de richtlijnen van de BKN moeten de aangesloten winkels een stichting of bv zonder winstoogmerk zijn. Van een deel gaat de opbrengst naar goede doelen. Het beste ervan zijn waarschijnlijk de kringloopwinkels zelf. De medewerkers vinden er een warm bad in een boze wereld van functie-eisen. Het zijn mensen die ‘wel wat kunnen’, zegt Heijne, ‘maar niet precies wat het reguliere arbeidsproces van ze vraagt’.

Bij de kringloop werken ze in hun eigen tempo, in een veel grotere bezetting dan bij commerciële bedrijven, zonder de druk van omzet of targets. Het is best moeilijk werk, zegt Heijne. Bij het sorteren moet je winkelkwaliteit scheiden van spul voor de recycling. Je moet beprijzen. “Er zijn winkels die werken met pictogrammen en merkenlijsten: dit is een jumpsuit, een merkloze trui met lange mouwen kost zoveel, een spijkerbroek van de lijst is €19,95.” Als je een keer een foutje maakt, je verslaapt of iets laat vallen, is er morgen weer een dag. 

Bij ons in Groningen is ‘de kringloop’ sinds jaar en dag synoniem met Mamamini. Sinds jaar en dag zijn de jaren tachtig, toen de werkloosheid hoog was en we volgens de toenmalige kabinetten-Lubbers ‘de broekriem moesten aanhalen’. Er zijn vier Mamamini’s in de stad, kringloopwinkels die niet meteen in de high end van de branche zitten. 

Operationeel manager Don van Niekerk – bril, bloemetjesblouse, achterovergekamd grijs haar – denkt weleens: “Jeetje, wat is er toch een hoop spul gemaakt waarvan je denkt: is dat geen zonde van de energie en de grondstoffen.” Maar goed: het is er, en je moet er wat mee. Het liefst hergebruiken. Met de vergrijzing komt er een tsunami van tweedehands spullen en spulletjes op ons af. Ondertussen staan de fabrieken in Azië niet stil. 

Het probleem met op de tweedehands markt komende senioreninboedels is: iedereen heeft al een bank en een koelkast. Witgoed en bruingoed (beeld en geluid) zijn meestal nog niet zo’n probleem; een schemerlamp met een knipoog vindt ook wel een plekje in een studentenkamer. Maar bij overig meubilair is smaak een ding, zegt Van Niekerk. “Voor donkere eikenhouten kasten is weinig afzetgebied, zien we.” 

Om kwart voor negen is het een drukte van belang in het Mamamini-filiaal aan het Noorderplantsoen. De winkel gaat pas om tien uur open, maar er werken al heel veel mensen. Don van Niekerk op zijn managementkamer, Lies en Marjan op de klantenservice, onder leiding van teammanager Femi. Een team van drie vrouwen brengt de kassa in gereedheid. Er lopen mensen met steekkarren heen en weer, klapdeuren gaan open en weer dicht, iemand gaat met een stofzuiger door het pand. 

Even voor tienen staan de eerste klanten voor de deur. Bekende gezichten. Sommige ervan zien ze vrijwel dagelijks, zegt Van Niekerk. Er zijn er die een ronde maken langs alle Mamamini-filialen, en ook langs GoudGoed en de Winkel van Sinkel. Lang niet overal gaat er wat in het mandje, maar het levert altijd sociale contacten op en structuur in lange dagen, kringloopproducten die niets kosten. 

Wat ze al niet hebben. Een doos met gloeilampen, een doos met afstandsbedieningen. Lampenkappen, cassettedesks, muziektorens uit de tijd dat die nog zoveel mogelijk knoppen en lampjes hadden, rode, groene, gele. Een wasdroger, een antiek kolenfornuis. Kastjes, koffers, fietsen. Een hartvormig kussentje met ‘Spoedig herstel’ erop, een slinger met ‘hoera!’. Bij sommige producten zie je niet meteen wat of waarvoor ze zijn. De kringloop is de winkel van de serendipiteit, iets vinden wat je niet zocht. 

Voorbij deuren met ‘Geen toegang’ bevindt zich de afdeling ‘achter de schermen’, zoals Van Niekerk het noemt. Hier is de inbreng, in een koele, werkplaatsachtige ruimte met tl-licht en een laad- en lossluis afgesloten met een na een druk op een knop razendsnel op en neer ratelend rolluik. Hier komen mensen hun dozen, shoppers en vuilniszakken met spullen brengen. Hier lossen de Mamamini-vrachtbussen, die de spullen bij mensen thuis ophalen. 

Met de vergrijzing komt er een tsunami van tweedehands spullen op ons af

Er zijn allemaal verschillende ruimtes achter de schermen. Overal staan radio’s aan, in elke ruimte op een ander station met arbeidsvitaminen. Rondlopend gaat Dancing with Tears in My Eyes in een kakofonische muziekontmoeting over in Disco Inferno, in ‘time keeps on slippin’, slippin’ slippin’, into the future’. Ondertussen rollen containers met vuilniszakken binnen, vol met gebruikt goed. 

De kringloopwinkels worden ‘meer en meer’ bedolven onder ‘enorme ladingen afval’, meldde Hart van Nederland eind vorig jaar. Sinds burgers in steeds meer gemeentes moeten betalen voor de stort, dumpen ze hun grofvuil bij de kringloop. Een medewerker in Anna Paulowna greep zelfs een keer in vies maandverband. Ze trof ‘borden die vies zijn, borden die kapot zijn’. “Mensen proberen hier ook vieze luiers te dumpen.” De kringloopwinkels daarmee opzadelen is absoluut geen oplossing, aldus Hart van Nederland

“De 06 komt binnen,” zegt teamleider transport Henry in zijn telefoon. Het rolgordijn klapt omhoog, en medewerkers dragen een verweerd bankstel naar binnen, een uit elkaar kletterend tweepersoonsbed, een piano met een scheur in het hout en gekleurde stickertjes op de toetsen. Een kerstman aan een lampjesladder gaat in een doos. Een voorraadje coronatesten en een doosje Pickwick-thee, houdbaar tot oktober 2020, gaan bij het afval.

Volgens een nieuwe wet tegen heling en witwassen moeten kringloopwinkels inkomende goederen gaan registreren. In dat geval zou Mamamini de thee en de lichtgevende kerstman moeten administreren. Van sommige invoer kan niemand vertellen wat het is, zelfs Google Lens niet. Het is hoe dan ook geen spul waar helers zorgeloos van kunnen gaan leven, temeer daar de kringloop zijn goed gratis krijgt. 

Orde in de chaos. Op de afdeling kleingoed zijn spullen gerubriceerd in grijze plastic bakken. Er is een bak ‘kunstbloemen’, een bak ‘rekjes’, bakken ‘draadmanden’, ‘knuffels’. ‘Lego/Playmobil’, ‘suiker- en melkkannetjes’ en ‘fonduestellen’, naast tientallen andere bakken. Er is ook een aparte bak voor ‘prullaria’. 

In een aangrenzende nis, te midden van containers en dozen, aan een met gereedschap overladen werktafel, repareert reparateur Ronald een muziekdoos voor baby’s. De helft van de muziekdoos ontbreekt, maar als je hem zó houdt en op die knop drukt, komt er nog muziek uit. Op het bureau, op de vloer en op planken staan zaklampen, wekkerradio’s en een plastic sumoworstelaar op zonne-energie. “Dit moet ook nog allemaal.”

Ronald (61) werkte 35 jaar in een timmerfabriek. Die sloot, hij kwam thuis te zitten, raakte in de put. “Ik zou naar een basisbaan gaan, maar in mijn wijk was niets te doen.” Via het sociaal werkbedrijf Iederz werkt hij nu vijf dagen in de week bij Mamamini, als een van het paar dozijn betaalde krachten. “Hier kan ik m’n ei in kwijt.” De afgelopen dagen gerepareerd, klaar voor de verkoop, zijn onder meer een set muziek makende bevers en een dansende kerstlama, ook met muziek: “Come on baby, let’s do the twist!

Het product van de kringloop zijn niet de tweede-, derde- en zoveelste hands spullen die ze verkopen, zeggen ze bij Mamamini, het product zijn de mensen. De mensen die er werken en de klanten. Ze hebben baat bij een omgeving waar geld verdienen niet het belangrijkste doel is. De waarde van de kringloop zit niet in de spullen, maar in het bezig zijn ermee. Mensen die meer verdienen en meer te besteden hebben werken en kopen bij producenten van nieuwe spullen, die misschien over tien of twintig jaar bij Mamamini te koop zijn. 

Bij de kringloop zie je een wereld die niet door geld of nut wordt geregeerd. Die wereld is wat minder rijk, het tempo ligt wat lager, er brandt tl-licht. Het ruikt er soms ook wat muffer, maar daar wen je aan. Maar de mensen zijn er aardiger, ze rekenen je niet om een vlek of gebrek af. Het product van de kringloop is ook leuk omgaan met elkaar. 

Op een met peuken bezaaide binnenplaats blaast teamleider transport Henry even uit. Het is hectisch vandaag. “Je werkt met vrijwilligers. Je kunt er niet vanuit gaan dat ze er altijd zijn.” Bij Mamamini werken 230 vrijwilligers. Kwetsbare mensen, zegt Henry. Ze komen van onder in de la bij de sociale dienst, van ggz-instelling Lentis. Er zitten taakstraffers bij, gedetineerden en tbs’ers in de laatste fase van hun straf of behandeling. Een deel mag niet mee op de bus.

In de winkel gaan de klanten geduldig langs de koopwaar. Hier moet het precariaat tussen lopen, de onlangs in een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau onderscheiden laagste tree van de maatschappelijke ladder. Een gezin rekent voor €2,50 spullen af bij de kassa, een man koopt een muts voor 1 euro. Een andere man, met lang, nat haar, koopt een heteluchtpistool. Achter de kassa staan de drie caissières behaaglijk onder een straalkachel. Ze dragen mooie kleren, alsof ze een avondje uitgaan. 

Op de klantenservice is het tussen de middag even rustig. De telefoon gaat. “Goedemiddag, kringloopbedrijf Mamamini, met Lies,” klinkt het, maar het blijkt Don van Niekerk die belt. Het meeste gaat via de mail, zegt Lies als ze heeft opgehangen. De medewerkers van de klantenservice schrijven op gele kaartjes wat Mamamini op welk adres moet ophalen. Naast de telefoon ligt een lijst met wat ze niet meenemen: orgels, encyclopedieën, videorecorders, ski’s, stencilmachines, stoeptegels, surfplanken en zonnehemels, onder meer. 

Om half twee vertrekken Menno en Sem op de bus naar het zuiden van de stad. Op driehoog halen ze een set zitmeubels, in een andere flat een boxspringbed, bij een vrouw in Haren een in een garage opgeslagen inboedel. 

Sem was wat later. Hij heeft slecht geslapen, vertelt hij in de bus. Hij deed de pabo en social work op het hbo, maar raakte depressief. Bij Mamamini ligt de lat niet zo hoog dat je er na een slechte nacht niet meer overheen komt. “Als het zou kunnen, zou ik hier willen blijven werken.” 

Als ze de zitmeubels in de bus hebben geladen, tillen de mannen een zware zonnehemel van driehoog naar beneden, waar de eigenaressen ook graag vanaf willen. Misschien kan Mamamini er een medewerker mee in het zonnetje zetten. 

In de winkel aan het Noorderplantsoen heeft Anne Marie Schipper na een halfuurtje scharrelen een magnetronbakje en een souvenirtje uit Cannes, beide 40 cent. “Je vindt altijd wat,” zegt ze. Ze woont om de hoek en komt drie keer per week. Schipper, een vrouw van 67 met hippe laarsjes en een roodbruin jasje van nepvacht, voor haar pensioen hoofd van de afdeling cultuur bij de gemeente Groningen, gaat nooit meer naar een normale winkel. “Zonde, al die nieuwe dingen. Bovendien zijn dingen van vroeger mooier en van betere kwaliteit.”

Sinds burgers in steeds meer gemeentes moeten betalen voor de stort, dumpen ze hun grofvuil bij de kringloop.

Een vrouw met een lange donkere winterjas, een grote gekleurde sjaal en een tas van Albert Heijn is al een aantal keer om de tafel met servies en decoratie gelopen. “Je vindt hier altijd zulke mooie dingen,” zegt ze met een zacht stemmetje. “Maar de mensen zetten ze niet respectvol weer terug.” Ze is op zoek naar paasspullen, die er maar weinig zijn. Met wat er is aan eierdopjes en geel servies heeft ze op een hoek van een tafel een eigen paascompositie gemaakt. 

De vrouw, die niet met haar naam in het blad wil, is beeldend kunstenaar. “Ik heb weleens gevraagd: vinden jullie het leuk als ik kersttafels en paastafels maak?” Een andere klant pakt iets uit haar paastableau. “Zie je wat die mevrouw doet? Ze haalt het eruit en klapt het ergens anders weer neer. Dat is jammer voor de spulletjes.” 

Het is zo heerlijk hier, zegt ze als ze de dingen weer in de goede opstelling heeft teruggezet. “Het is een plaats van fantasie en onverwachte geschenken. Wonderen.” Je hebt het verschijnsel van de synchroniciteit. “Dan denk je thuis aan iets, en vind je het diezelfde middag.” Plannen maken helpt niet. “Je moet niet zoeken, maar je vindt altijd.” 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.