Spring naar de content
bron: anp

Wanneer zou het u schikken, meneer Lepeltak?

Al 35 jaar bericht Thomas Lepeltak alias Stan Huygens dagelijks in De Telegraaf over de Nederlandse society. Veel mensen staan te trappelen om in zijn ‘Stan Huygens Journaal’ te verschijnen. ‘In mijn rubriek staan is een uitgesproken statussymbool. Je bent schatrijk, je hebt echt alles al en nu die verdomde rubriek nog.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Daan Dijksman

Dit artikel verscheen in HP/De Tijd, 13 juli 2001.

“De sfeer is vertrouwelijk,” vermeldt de invitatie voor de Hoofdstadborrel, die ook deze 27ste keer op de bekende locatie, het Amsterdamse Hotel de l’Europe, wordt gegeven, “en het is niet de bedoeling dat er publiciteit aan wordt gegeven.” Het schrijven is afkomstig van Thomas Lepeltak (61), de man die zo’n drieëneenhalf decennium tekent voor het vijfmaal per week verschijnende Stan Huygens Journaal op pagina vier van De Telegraaf. We behoren tot zijn geestdriftige lezers en kennen Lepeltak ook alweer ruim een kwart eeuw als een even aimabele als collegiale confrère. 

Het idee achter de uitnodiging is tweeërlei. Op voorwaarde dat de invité zich aan de Hoofdstadborrel-mores houdt, kan deze een indruk krijgen van een van de weinige bijeenkomsten waar Stan Huygens nu eens niet over schrijft. En voorts lijkt de setting ideaal om na gedane netwerkzaken à deux een vorkje te prikken. We zijn deze zomernamiddag overigens niet voor een glas genood namens onze gastheer privé, maar door het ‘comité van aanbeveling’ waarvan hij deel uitmaakt, samen met een Karel Vuursteen (van Heineken), een Jaap Rost Onnes (oud-ABN Amro-bankier en honorair consul-generaal van Japan) en een Wim Duisenberg (van de Europese Centrale Bank). 

Vervuld van goede voornemens inzake het vertrouwelijkheidsbeding nemen we afscheid van de Hoofdstadborrel op het moment dat ook Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Broertjes zich (in gezelschap van diens Elsevier-confrater Arendo Joustra, die vandaag in Hoofdstadborrel-kringen heeft gedebuteerd) richting vestiaire rept. Het was dáár, zal onze gastheer later schaterend expliceren, dat hij de indruk kreeg dat Broertjes hem met rubriek en al vroeg voor diens naar het midden opgeschoven Volkskrant: “Het was bij de vestiaire – waar dus wel gequoot mag worden, hahaha – dat Pieter me vertelde dat hij als generaalszoon thuis met het Stan Huygens Journaal was opgegroeid en me vroeg te switchen. Waarop ik dus zei: maar Pieter, dat kan jij toch helemaal niet betalen? Hij schijnt er op de krant een hoop gelazer mee te hebben gehad, hahaha.” 

Bovenstaande hilariteit daargelaten: de Volkskrant implementeert per oktober een Lepeltak-achtige (maar dan anders) rubriek op de achterpagina met oud-tv-recensent Cornald Maas als beoogd auteur. Maar los daarvan: in hoeverre is Lepeltaks afscheid bij De Telegraaf op basis van al die lange, zware jaren voorzien? “Ik weet niet waar al die dingen die worden beweerd vandaan komen, misschien denkt men ten onrechte dat het een makkelijk baantje is, maar ik word volgend jaar maart 62 en ben dan dus VUT-gerechtigd. Men heeft me gevraagd na te denken over pro-longatie, ook al omdat met Henk van der Meyden hetzelfde speelt en dat is ook zo’n gezichtsbepalende pijler in de krant.” 

Hij is ridder in de Orde van Oranje Nassau en (net als, to name a few, een Claudia Cardinale en een Wim Duisenberg) drager van het Légion d’honneur. De man achter Stan Huygens mag dan tot het establishment zijn gaan behoren, dat heeft geen afbreuk gedaan aan zijn populistische Telegraaf-instinct. “Ik verbeeld me een chique rubriek te maken, maar ik ben ook graag getuige, of aanstichter, van hier en daar wat heibel. Zoals rond die zogenaamde Volkskrant-transfer. En wil iemand die in mijn bijzijn misschien te openhartig is geweest, voor mij nog enigermate deugen, dan moet die vooral de rug rechten. Of andersgeformuleerd: dus geen lul zijn.” En die eigenschap komt hij niet vaak tegen bij politici, een enkele uitzondering daargelaten.

Hij heeft een hekel aan de tijdgeest die vervlakking en nivellering ademt. Of dat nu op het epicurische vlak is, waarvan hij zoals bekend verstand heeft (“Op het gebied van de Nederlandse Franse topkeuken ben ik wel een beetje uitgegeten”), of op een breder maatschappelijk terrein (“Ik verlang wel eens naar het soort polarisatie waarvan mijn collega en vriend Jacques Gans een exponent was”).

Nee, dat is geen romantische notie, heimwee naar de scheiding die er heerste tussen De Telegraaf en de rest. “We wáren toch beter? Ik heb nooit een poster van Che Guevara boven mijn bed gehad, ik ben altijd anticommunist geweest en heb, anders dan zo’n Elsbeth Etty, niks om me voor te schamen, hahaha.”

Ter redactie werd ooit een detail uit zijn rubriek geschrapt inzake de persoonlijke levenssfeer en daarmee waren naar verluidt de rapen gaar. Daar zou hij uit zichzelf nooit meer over zijn begonnen; het is dat zijn tafelgast er op basis van de vermaledijde knipselmap mee aankomt. “Dat was eens maar nooit meer, met als gevolg dat men nu zelfs van fouten afblijft. Pas was ik bij Berlusconi thuis en bracht ik hem in verband met presidentsverkiezingen, terwijl het uiteraard om het premierschap ging. Dat krijg je óók als ze van  jouw tekst moeten afblijven.”

A propos, nog zo’n oude koe, wat schreef hij nou ooit ook alweer voor lelijks over mevrouw Duisenberg en waarom? “Hou op, dat was was de eerste mevrouw Duisenberg, een gezet type dat lerares Frans was, meen ik. Daar zat ik vele jaren geleden, hij was toen minister van Financiën onder Den Uyl, een keer naast tijdens een diner bij de Belgische ambassadeur. Ze zat almaar te klagen dat ze Wim niet aan het golfen kon krijgen, en toen meende ik dat er toch wel dringender problemen waren dan dat.” 

Pieter Broertjes vertelde me dat hij als generaalszoon thuis met het ‘Stan Huygens Journaal’ was opgegroeid en vroeg me te switchen naar de Volkskrant. Hij schijnt er nog een hoop gelazer mee te hebben gehad.

Het flesje Fleurie is bij wijze van spreken nog niet uitgeschonken of de conversatie heeft al in menige bassende lach geresulteerd. We hebben het over zijn genre rubriek, de diary, zoals dat ooit halverwege de jaren vijftig door Telegraaf-hoofdredacteur J.J. Stokvis — “Een geniaal, geniaal courantier!” — naar Angelsaksisch voorbeeld  (‘William Hickey’ in de Daily Express, ‘Samuel Pepys’ elders) werd gemunt. Hij was met die naam Stan Huygens Journaal, een afkorting van Constantijn Huygens Reisjournaal, gekomen nadat hij zelf in het telefoonboek had gespeurd of er niet iemand bestond die bezwaar zou kunnen maken. Briljant, vond hij, hoefde het niet te wezen, als het maar een rubriek was met dingen die je in geen andere krant aantrof. 

“Ik was niet de eerste rubriekschrijver onder dat pseudoniem. Maar ik heb de rubriek in die pakweg 35 jaar dat ik hem nu doe – vijf keer per week een halve pagina met zo’n twaalfhonderd woorden, dat is echt een uitputtingsslag, ook al heb ik drie collega’s ter assistentie – veel sterker naar mijn hand gezet. Het was Stokvis die tegen me zei: meneer Lepeltak, diplomaten zijn saaie mensen, waarom zou u zich niet meer richten op zeg maar captains of industry? En het was dezelfde Stokvis die me, toen ik eens tegensputterde dat ik een te belichten man niet mocht, van repliek diende met: ‘Meneer Lepeltak, als ik een krant moest maken over mensen die ik aardig vond, dan kwamen we twee keer per jaar uit en dat kan niet de bedoeling zijn.’

“Die boodschap heb ik ter harte genomen, ook al bedriegt de schijn misschien. Echt bevriend ben ik maar met een klein clubje mensen. Met de Amsterdamse oud-hoofdcommissaris Eric Nordholt, met admiraal b.d. Nico Buys, die een blauwe maandag de BVD heeft geleid, gek werd van de ambtenarij en nu de baas is bij Smit International – hij was ook op de Hoofdstadborrel – en met Jaap Rost Onnes, met wie ik die vriendschapsclub voor de Amsterdamse politie heb opgezet. Maar verder zou ik – als ik ooit met dit werk zou ophouden – al blij mogen zijn als er maar 99 procent van al die zogenaamde vrienden zou afvallen. Ik heb genoeg ervaring met dubbele tongen, breek me de bek niet open.”

“Wat ertoe doet in de societies waar ik over bericht? Honorair consul zijn scoort heel hoog. Zoals filmproducent Rob Houwer dat is van een Caraïbisch landje als Grenada; een eigen parkeerplaats is in Amsterdam — de slechtst bestuurde stad van Nederland — nu eenmaal goud waard. Een eigen sigarenkluisje bij Hajenius, wat ik overigens ook heb. Een lidmaatschap van een aantal clubs en sociëteiten. Zelf ben ik onder meer lid van De Witte aan het Plein in Den Haag, hoewel ik daar door tijdgebrek maar een paar keer per jaar kom. Maar mijn scoop over de scheiding van Christina en Jorge Guillermo kwam daar wel vandaan. “Veel mensen in de kringen waar we het nu over hebben, lijken maar één ding te wensen, en dat is heel Nederland via mijn rubriek er deelgenoot van maken dat men fortuin heeft gemaakt. In mijn rubriek staan is een uitgesproken statussymbool. Je bent schatrijk, je hebt echt alles al en nu die verdomde rubriek nog om het bij wijze van spreken te bezegelen. 

“Men hoopt dat ik kom naar hun partij. Sterker nog: wanneer zou het u schikken, meneer Lepeltak? Wim Dik zou groots afscheid van KPN nemen met een party op Kasteel De Wittenberg in Wassenaar. Twee dagen tevoren belde hij me zelf: er was een verschrikkelijke fout begaan. Ik was niet uitgenodigd en nu belde hij maar zelf. Ik heb gezegd dat het me speet, maar dat ik het op deze korte termijn echt niet meer redde, hahaha.”

“Welnee, de toegang tot dat soort kringen blijft bestaan. De toegankelijkheid en ontoegankelijkheid tot mensen is immers met name onverbrekelijk met ijdelheid verbonden. En ijdelheid is, dunkt me, van alle tijden. 

“Het aanbod is enorm, al die post, al die telefoon, ik kan twee derde van wat zich aandient naar de prullenbak verwijzen. Maar als iedereen met vakantie gaat, zoals nu, moet je misschien je drempel een beetje verlagen. Met als gevolg dat er straks in september weer mensen tegen me aan staan te zeiken: goh, je was niet bij mij en nu wel bij hem.”

“Dan zijn er — al kom ik daar door mijn productiedwang nauwelijks aan toe — óók nog partijen waar ik wél voor word gevraagd om vervolgens geacht te worden er niet over te schrijven. Dat is dus het toppunt van status, elkaar de hele avond lopen aanstoten: kijk, Lepeltak is er wel, maar hij schrijft er niet over.”

“Mijn vrouw vraagt zich soms af of ik me wel realiseer dat een verhaal in mijn rubriek voor sommige mensen heel veel geld kan vertegenwoordigen. Daar heb ik lak aan. Natuurlijk beschadig je mensen ook wel eens, maar daar heb ik ook geen boodschap aan. Voor mij telt slechts het belang van de lezer. En ik denk daar, veertig jaar in deze professie werkzaam zijnde, een zéér goede afweging in te kunnen maken.” 

“Nee, nogmaals: natuurlijk ben ik hun goede vriend niet! Henri Minderop, ooit voorzitter van de TROS, God hebbe zijn ziel, zei ooit tegen me, onaangenaam getroffen door iets in mijn rubriek: maar jij hoort er toch bij? Nee dus. Ik kijk naar het circus, maar treed er heel bewust zelf niet in op.”

“Dat realiseer ik me nog altijd terdege, zoals je in deze baan dus ook beslist geen aanleg voor jaloezie moet hebben. Je verkeert in een circuit waar mensen in één dag soms meer uitgeven dan ik, ondanks mijn royale onkostenvergoeding van de krant, in een heel jaar. Daar kan je eigenlijk maar het beste gewoon maling aan hebben.”

“Zoals er veel mensen zijn die er qua status een moord voor zouden doen om tot mijn rubriek door te dringen, zo zouden anderen er inderdaad nog niet dood in willen worden aangetroffen. Wat dat laatste betreft: (oud-Reed Elsevier-topman) Pierre Vinken was razend, echt razend, toen ik indertijd zijn verhouding met Sylvia Tóth onthulde. Hij heeft er werkelijk alles aan gedaan om te achterhalen wie me die foto van hen beiden had geleverd. “Nee, met geld zullen haar liaisons niet zozeer te maken hebben. Ik neem aan dat zij daar meer van heeft dan Vinken, voor wiens intelligentie ze, naar ze me toen vertelde, was gevallen. Vinken en (oud-Philips-topman) Cor Boonstra, dat zijn in wezen toch employés, zij het goed betaalde. Ik was niet op die afscheidspartij van Boonstra. Ik heb wel enig idee over het waarom van die voorkennisklacht tegen hem: dat lijkt me typisch een geval van goed geslaagde wraak op basis van een Philips-verleden. Nee, schei uit, als ik dat harder had kunnen maken, ik dat heus wel opgeschreven. 

“Boonstra’s voorganger Timer ging er vandoor met zijn buurvrouw, en in het egval van de man daarvoor, Van der Klugt, heb ik me — en daar heb ik ook tegenover hem mijn spijt over uitgesproken — door zijn vijanden laten gebruiken door te melden dat hij een verhouding met zijn secretaresse had.”

“Ach, Sylvia. Ze werd met haar Content ooit ‘Zakenvrouw van het jaar’ en die uitverkiezing vindt mede onder auspiciën van het Stan Huygens Journaal plaats. Dat heeft ze toen, terecht wat mij betreft, volledig uitgebeend, om daarna een fundamenteel gebrek aan loyaliteit aan de dag te leggen tegenover de Zakenvrouwen die na haar zijn gekomen. Ik heb overigens grote bewondering voor mensen die echt helemaal selfmade zijn. Bijna ontroerend vind ik dat soms.”

Ontroering lijkt niet helemaal het juiste woord om de relatie met royalty van de society-chroniqueur van de meest royalistische krant van Nederland in te vervatten – althans de relatie tot onze royalty. Hij verhaalt op onderhoudende wijze over hoe hij ooit met zijn vrouw door de Engelse vorstin op Windsor Castle werd ontvangen. Of hij van de Daily Telegraph was, vroeg Her Majesty nadat hij zich aan haar had voorgesteld als zijnde van De Telegraaf. Nou, nee, en zijn krant zou er dus niet over hebben gepeinsd om de transcriptie te publiceren van een afgeluisterd bandje met daarop scabreuze tekst uit de mond van prins Charles.

“Al was het maar, legde ik haar uit, omdat zoiets ons de helft van de oplage zou kosten. ‘Very interesting,’ vond ze dat, net als ze overigens al die echtparen na ons very interesting vond. Achteraf belde de Britse ambassadeur me met het verzoek of ik Her Majesty niet wilde citeren, nadat ik bij binnenkomst ten paleize al met ‘no smoking, no pictures’ was gewaarschuwd. Aan die laatste twee voorwaarden heb ik me dus gehouden; dat van die quotes had men echt eerder moeten zeggen. Toen de Japanse keizer hier was, heb ik een kwartier apart met hem kunnen spreken, en ik sprak ooit uitvoerig met koning Hoessein. Nee, ik heb onze Majesteit nooit meer dan de hand gedrukt, maar ze regeert dan ook een heel belangrijk land. 

“Naar verluidt moet de koningin zich in eigen kring over de de magerte van de verslaggeving hebben beklaagd. Vervolgens werd ik gepolst of ik belangstelling had voor een tweetal staatsbezoeken waarop ik dan een aantal privileges zou krijgen. Dat zou uitzonderlijk zijn geweest, want voor de RVD is de pers altijd één pot nat, of het nou De Telegraaf, Story of HP/De Tijd is. 

“Het is er niet van gekomen. Prins Bernhard belde me uitgerekend in de periode dat ik dat overwoog en nodigde me uit voor de opening van een Oranjemuseumpje in Baarn. Ik kwam daar en dan beginnen een meisje van een jaar of twintig van de RVD en een opper van de marechaussee je verdomme achter een koord te douwen! En daar sta je dan met je ruim veertig jaar journalistieke ervaring. Bernhard vroeg me toen om over dat touw te stappen, 

En dan sta je daar tenslotten, met ZKH en wat van die oude hofhoudingmakkers.

Dan is het: goh, Thomas, je doet niet zoveel meer aan het Koninklijk Huis, hè? Nee zeg, vind je het gek, Op die manier heb ik daar toch geen trek in!” 

Ik heb een héél hard hoofd in het huwelijk tussen Willem-Alexander en Máxima. Daar sta ik ook niet alleen in. Waar die constatering in uitmondt? In niks natuurlijk, dat verandert totaal niks aan de zaak. 

Maar zo’n voorval kan toch onmogelijk de hele verklaring zijn voor het absenteïsme van de Oranjes op zijn pagina vier, zo leggen we onze dis- (en drank)genoot nog maar eens op indringende wijze voor. Want was hij het soms niet die – nota bene twee dagen vóór de Volkskrant – als eerste de naam van Máxima had opgevangen (op een huwelijkspartij van de Loudonnetjes), wat overigens ook verklaarde waarom die moeilijke achternaam verkeerd was gespeld?

Hij last een denkpauze in door een Hajenius-sigaar vanuit de bar te doen aanrukken en steekt dan met een zekere aarzeling van wal. “Ik heb eind jaren zestig of zo eens een paar kritische woorden aan Prins Claus gewijd. Daarover werd ik toen gebeld door Carel van Schelle, de toenmalige grootmeester. Die zei: Thomas, als je voor de monarchie bent, dan is erfopvolging daarbij inbegrepen. Inderdaad, maar dan moeten die lui zich wél aan hun eigen spelregels  houden. Toen was het Claus, die de ene dag nog een doodgewone Duitse tweede ambassadesecretaris in Afrika was geweest en de volgende dag ineens ZKH was. Enfin, ik moest ook als conservatieve monarchist met m’n tijd meegaan. Van Claus werd toen beweerd dat hij van adel was op basis van dat ‘von’, maar zijn moeder was van adel, zijn vader niet, waarop de hele trukendoos vervolgens openging. De kinderen van Margriet en Pieter, die zijn geen prinsen, maar moeten het dan weer wel heten.”

“Ik hecht aan het oude concept van Ebenbürtigkeit, maar dat sprookje wordt door henzelf verstoord. Lees die twee pillen van professor Cees Fasseur over Wilhelmina en vraag je met mij af of iemand die niet onder zo’n regime is opgevoed al die opofferingen wel zal kunnen opbrengen. Beatrix is dan nog without any doubt een dochter van een echte prins. Bezie in die context van Ebenbürtigkeit ook eens hoe Bernhard fluitend die negentig jaar is doorgekomen en hoezeer Claus die hele toestand als een loden last lijkt te hebben ondergaan. 

“De kroonprins van Noorwegen wil met een ongehuwde moeder trouwen, terwijl de vader van dat kind een drugscrimineel was. In Spanje heeft men een kroonprins die verkeert met een model wier voornaamste carrière-verrichting het showen van lingerie behelst. En dan gaat onze kroonprins nu trouwen met de dochter van een foute Argentijnse politicus, een meisje van jaar of dertig uit de Zuid-Amerikaanse jetset. Een combinatie van Hollandse klompendans en Argentijnse tango.

“Deze overigens aardige vrouw, die heel goed overkomt, heeft al twee wat langere relaties achter de rug. Daar moeten nog foto’s van zijn, die boven de markt zweven.”

“Ik heb — ik kan het moeilijk anders verwoorden — een héél hard hoofd in dat huwelijk. Daar sta ik ook niet alleen in; ik heb wel eens wat gesondeerd. Waar die constatering in uitmondt? In niks natuurlijk, dat verandert totaal niks aan de zaak. Maar ik heb toch nog wel recht op mijn hoogstpersoonlijke mening? Dat dacht ik dus ook, hahaha.”