Spring naar de content

Wat zegt u, dokter?

Klare taal is in de medische wereld vaak ver te zoeken. Wat is een hemorroïde of een occulte infectie? Patiënten verdienen beter.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Marcel Levi

Een collega vertelde me dat hij onlangs werd gebeld door een patiënt. Hij had twee jaar geleden de man gezien op de polikliniek en adviseerde destijds onderzoek van de ontlasting naar eventueel verborgen bloedverlies uit de darm. Om de tamelijk gevoelige test niet te beïnvloeden, mocht de man vóór het onderzoek geen rood vlees eten en moest hij tevens afzien van tandenpoetsen, omdat daarbij ook wat bloed in de darm terecht kan komen. Kennelijk was het allemaal toch niet zo goed uitgelegd, want de patiënt vroeg nu of hij na twee jaar eens mocht ophouden met dat dieet en zei dat hij ook zijn tanden wel weer eens wilde poetsen. 

Adequate informatievoorziening door de arts vereist glashelder taalgebruik. Ondubbelzinnige communicatie past ook bij een goede arts-patiëntinteractie. Patiënten en hun familie willen vaak deelhebben aan de verschillende en soms ingewikkelde keuzes rondom de behandeling. Buiten de medische wereld is er een wijdverspreid geloof dat artsen zich in potjes-latijn met elkaar verstaan. Potjeslatijn is een soort verbasterd Latijn (of Grieks), verzonnen door artsen in de zestiende eeuw. Het sierde niet alleen de porseleinen potten die de toenmalige dokters op de plank hadden staan, maar was ook overal in het medisch taalgebruik terug te vinden. 

Wellicht was het vooral bedoeld om de nogal matig presterende artsen in die tijd wat geleerder te laten overkomen. Maar ook nu is het natuurlijk nog heel chic om te spreken van een appendectomie als je een stukje zinloze darm verwijdert, of van hemorroiden als je aambeien bedoelt.

Vanzelfsprekend zal een goede dokter in het gesprek met een patiënt proberen af te zien van professioneel jargon en in voor patiënten begrijpelijke termen te spreken. De ervaring leert dat het vaak toch misgaat, vooral als artsen woorden gebruiken die bij communicatie tussen dokters onderling duidelijk zijn, maar bij contact met niet medisch onderlegde mensen heel anders uitgelegd kunnen worden. 

Zo spreken artsen van een ‘positieve’ testuitslag als er een afwijkend resultaat wordt gevonden, en gaan er dan aan voorbij dat die abnormale laboratoriumwaarde of tumor op de scan voor de patiënt helemaal niet zo positief is. Als ze patiënten vertellen dat er na een serie chemotherapie-kuren ‘progressie’ is van de kanker, betekent dat niet dat de situatie er voor hen op vooruitgegaan is. 

Ook betekent een ‘indrukwekkende’ röntgenfoto in dokterstaal dat er uitgebreide afwijkingen zijn, terwijl de patiënt mogelijkerwijs denkt dat alles imposant in orde is. En als er wordt gesproken van een occulte infectie, denken heel wat patiënten dat het niet zozeer gaat om een nog onontdekte ziekte, maar dat ze slachtoffer zijn van een bovennatuurlijke omstandigheid. 

Adequate informatievoorziening door de arts vereist glashelder taalgebruik.

Kortgeleden werd in het Journal of the American Medical Association (JAMA) een onderzoek gepubliceerd waaruit bleek dat veelgebruikte zinnen in de medische wereld verkeerd werden geïnterpreteerd door meer dan vijftig procent van de patiënten. Er was daarbij geen verband met leeftijd of opleidingsniveau van patiënten en ook was er geen invloed van culturele achtergrond. 

Dit is een duidelijke aanmoediging voor artsen om hun taalgebruik aan te passen. Het wordt des te urgenter nu steeds meer patiënten direct toegang hebben tot testuitslagen in het elektronisch patiëntendossier. Bevindingen bij onderzoek zouden anders opgeschreven moeten worden, zodat ze ook voor niet-artsen ondubbelzinnig duidelijk zijn. 

Het is overigens nog veel erger gesteld met de schriftelijke informatie die volgens de wet aan mensen moet worden aangeboden bij een uitnodiging om deel te nemen aan een wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld naar een nieuwe behandeling. Hoewel dergelijke informatie uitvoerig wordt getoetst en moet worden goedgekeurd door een medisch-ethische commissie waarin verschillende disciplines vertegenwoordigd zijn, alsook een patiënt, blijkt uit onderzoek dat veel minder dan de helft van de potentiële deelnemers deze informatie echt begrijpt. 

De gemiddelde moeilijkheidsgraad van deze patiëntinformatie bij klinische trials ligt ver boven het landelijk gemiddelde niveau van tekstbegrip. Hoewel bekend is dat teksten van meer dan vier pagina’s door driekwart van de mensen sowieso niet worden gelezen, zijn de meeste van deze informatiebrieven meer dan dubbel zo lang. 

Er worden ellenlange lijsten bij geleverd met de meest zeldzame, altijd angstaanjagende en dikwijls irrelevante bijwerkingen, alleen maar om juridische redenen (want als er dan iets gebeurt, dan was de proefpersoon toch gewaarschuwd). Ze leiden eerder tot verwarring en paniek dan dat ze bijdragen aan reële informatievoorziening. Net als vage verzekeringszinnen of volstrekt onbegrijpelijke zinnen met rechten en plichten, die dikwijls nauwelijks van toepassing zijn op de betreffende patiënt. 

In de medische opleiding wordt aan patiëntgerichte communicatie wel wat aandacht besteed, maar zoals vaak volstrekt op het verkeerde moment, namelijk in de eerste jaren van de studie, waarbij studenten nog vooral bezig zijn met de botjes van de pols en bacteriën die longontsteking kunnen veroorzaken. Terwijl als het echt relevant wordt – in het praktische deel van de opleiding en in de vervolgopleidingen – communiceren in begrijpelijke taal voor patiënten niet meer wordt getraind. Zinvolle communicatie tussen arts en patiënt is alleen mogelijk bij beziging van voor beide partijen kraakheldere taal en passend woordgebruik.