Spring naar de content
bron: NABV

Oorlogje voor volwassenen

Een stel mannen houdt een vuurgevecht in een bos bij Nijmegen, met levensechte nepwapens. Nee, het zijn geen militairen, maar beoefenaars van airsoft – een over de hele wereld populaire vorm van oorlogssimulatie. ‘Het geeft een adrenalinekick.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Mark Schalekamp

Een paar honderd meter verderop wordt geschoten; in een vuurgevecht knallen kogels over en weer. Ik verschuil me achter een boom, mijn wapen in aanslag. Het vriest, mijn tenen voel ik al een paar uur niet meer. Ben moe en hongerig en tegelijk zo alert als het maar kan. Is dat een sniper, halverwege dat heuveltje, of zijn het takken en bladeren? Ik probeer beweging te zien, maar ben te ver weg. Zou ’m ook niet kunnen raken – maar hij mij wel. Ik let op mijn maat, een meter of acht naast me. Op zijn hurken wenkt hij me en een, twee, drie, samen rennen we naar een vervallen huisje dat ons nieuwe dekking moet geven, maar een schot klinkt en een kogel raakt mijn bovenbeen. 

Doet HP/De Tijd aan oorlogsverslaggeving, heeft het een correspondent aan het Oekraïens-Russische front? Nee, ik doe mee aan een airsoft-event. En dat zegt u waarschijnlijk niets. Airsoft is een spel dat je het beste kan omschrijven als oorlogje spelen voor volwassenen. Er zijn verschillende vormen, maar het komt er meestal op neer dat de deelnemers – soms tientallen, soms weleens honderden – in twee groepen worden verdeeld, elk met een eigen opdracht. De ene groep speelt bijvoorbeeld een groep commando’s die als doel hebben een terrorist, beschermd door de andere groep, te vinden en uit te schakelen. Amerika tegen IS, zeg maar. Kan een paar uur duren, ook weleens 36 uur of zelfs een week, met zeer weinig slaap en eten. MilSim, heet het dan, militaire simulatie. Net echt. 

‘Ik heb mijn eerste kill,’ zegt een jongen trots.

Wat ook net echt is, zijn de wapens. Het zijn replica’s, dat is een van de belangrijke verschillen met paintball. En het verschil met echte wapens is dan weer dat de kogels daarvan groter zijn en met veel meer kracht doel treffen – al kunnen airsoftkogels, biologisch afbreekbare balletjes van 4,6 millimeter, je ook een behoorlijke blauwe plek bezorgen. 

Dat vuurgevecht van mij vond plaats in een bos niet zo ver van de A50, ergens in de buurt van Nijmegen. Andere airsoft-terreinen vind je bijvoorbeeld in een verlaten mijn bij Landgraaf, een oude fabriek bij Almelo, maar in buitenlanden kan het spectaculairder. Zo kun je in Engeland spelen in een militair oefendorp, normaal gesproken gebruikt door het Britse leger, maar in weekends weleens verhuurd voor grote airsoft-evenementen. 

Het mist, het is zeven uur ’s ochtends, nog donker en het vriest drie graden. “Kou is een emotie,” zegt Yolanda Stakenburg monter, terwijl ze kratten met wapens op een toonbank plaatst, “en die kun je uitschakelen.” Zij en haar man Mark bestieren Critical Hit, een van de 28 Nederlandse airsoft-organisatoren. Ze doet dit naast haar gewone werk, in de zorg bij een gezinsvervangend huis voor verstandelijk gehandicapte kinderen. Een dieselgenerator bromt, want stopcontacten zijn er niet in dit kampement. Vaag schemeren de contouren van een aantal open hokken, met houten banken en een tafel, behangen met camouflagenetten: hier kunnen de deelnemers zich straks voorbereiden. In groepjes druppelen ze binnen, een man of zestig vandaag. “Acht introducés,” zegt Yolanda. Die moet ze aanmelden bij de airsoftbond, nadat ze hun legitimatiebewijs heeft gezien en ze ongeveer 50 euro hebben betaald voor wapen en kleding. Zes keer per jaar introductie is toegestaan. Vaker niet: dan moet je lid worden van een club en krijg je – op voorwaarde van het overhandigen van een goede Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) – een ontheffing van de wapenwet. Daardoor mag je thuis een replica hebben, want anders is dat streng verboden.

Ook ik krijg een wapen. Dat is wennen, want in militaire dienst hoefde ik niet, nadat tijdens een herkeuring een arts welwillend had geoordeeld dat mijn ogen erg slecht waren. “Klopt het dat u een B ziet?” vroeg hij toen ik een met één oog bedekt een grote K op een scherm geprojecteerd zag. Het enige wapen dat ik ooit in mijn handen hield, was een geweer op de kermis waarmee ik voor een tientje een keer of twintig mocht schieten en alles miste, waarna ik van de kraamexploitant uit medelijden een roze pluchen beer kreeg. 

‘Voor mannen is het de vraag in hoeverre ze zich in de huidige samenleving nog op een oermannelijke manier mogen of kunnen uiten’

Iedereen is er. De ervaren jongens staan bij elkaar, stevig rokend, lachend en elkaars wapens bekijkend. De meesten in gewone camouflagepakken, een aantal jongens zelfs in ghillie suit, waarmee je totaal opgaat in de omgeving (‘ik heb weleens meegemaakt dat iemand op me ging staan’, zou eentje later vertellen). Met heel wat minder bravoure wachten de introducés, de nieuwelingen, op een veiligheidsinstructie, een beetje als brugpiepers. Vijf paar jongensogen, wel heel erg bleu, ondanks de zwarte vegen schmink onder hun ogen. Ze zijn net achttien. “Ja, sinds twee weken,” zegt de allerjongste, een brave atheneumscholier. Net oud genoeg, ze konden niet wachten om voor het eerst te airsoften. Vanaf een tafel roept Mark, een grote kerel van  halverwege veertig, de troepen bij elkaar voordat ze het bos in mogen. Op barse toon: “Wanneer je in het kamp bent, mag er geen magazijn in je wapen zitten, en mag je al helemaal nooit schieten, begrepen?”

“Begrepen!”

“Alcohol en drugs niet toegestaan, begrepen?”

“Ook geen Glühwein?” grapt iemand.

“Nee,” antwoordt Mark, “maar als je het wel mee hebt?” 

“Delen!” antwoordt de groep. Gelach.

“Precies! En altijd je veiligheidsbril op. Hoor je iemand ‘danger’ roepen, stop je meteen met het spel.” Want een spel is het. Als je geraakt wordt, roep je verplicht ‘hit’. En moet je naar de respawn, een term afkomstig uit de videogamingwereld, in een hoekje van het terrein. Terug naar af, waar je een aantal minuten moet wachten voor je weer terug naar het front mag. Binnen vijf meter mag je niet schieten, omdat de kogel dan te hard kan aankomen, maar als je van zo dichtbij een vijand verrast doordat je bijvoorbeeld een gebouwtje binnenvalt, kun je die pangen, wat betekent dat je ‘pang’ roept. Bijna net als in het Nederlandse leger toch?

De helft van de mannen krijgt een blauwe band, de andere een rode. Mark maakt de missie bekend: bepaalde vijandelijke elementen in het bos, een hectare of tien, vinden en uiteraard uitschakelen. De komende uren is het oorlog, wordt gerend of juist geduldig gescholen, achter bomen, in loopgraven of achter muurtjes. Hier en daar laait plots een geratel van kogels op, wat gewelddadig zou moeten klinken, maar juist doet denken aan het tikken van spechten. “Ik heb mijn eerste kill,” zegt een jongen trots, wanneer hij langs me terugloopt naar de respawn – kennelijk heeft én is hij geraakt.

Aan de andere kant van Europa, akelig dichtbij, woedt een echte oorlog. Meer dan honderdduizend mannen lieten al het leven, nadat ze een camouflagepak hadden aangetrokken en de wapens hadden opgenomen – niet voor de lol, maar uit bittere noodzaak om hun land te beschermen (de Oekraïners), of in veel gevallen gedwongen door hun overheid (de Russen). Kijken airsofters daar met meer belangstelling naar? Zouden ze misschien, zoals sommige Nederlanders deden, zelfs naar het front willen om te helpen, aan welke zijde dan ook? 

“Nee, ik heb niks met het Oekraïne-conflict,” zegt een van de jongens na afloop van het spel. “Ik heb sowieso niks met oorlog,” zegt de ander, terwijl die met karton en wat natte takken een vuurtje probeert te stoken in een ton. In dienst hadden ze wel gewild; ze vinden het jammer dat die plicht niet meer bestaat. 

Een van hen, een tengere bedachtzame jongeman van een jaar of 25, vertelt dat-ie in het leger zit. “Getekend voor vier jaar.” Hij is niet de enige militair die aan airsoften doet: in die kringen is het een bekende hobby. Hij was op een missie in Noorwegen, maar dat was saai, te weinig actie. In het leger is er te weinig actie en te veel administratie; dat is de reden dat ze graag airsoften. 

Zouden ze naar Oekraïne willen? Of hadden ze willen meedoen aan een operatie in Afghanistan? Nou nee, zeggen ze eensgezind. “Best spannend, maar ik realiseer me donders goed dat als echte kogels om me heen vliegen, het geen lolletje meer is.”

Ze hebben overigens wel last van de oorlog. Want militaire kledij, verkrijgbaar in een airsoftwinkel of in een dumpshop, is veel minder voorhanden. “Er zijn mensen die die kleren kochten en dan naar Oekraïne vertrokken.” 

Het zijn juist de mensen die normaal gesproken rustig en terughoudend zijn die deze sport beoefenen als een soort uitlaatklep.

Maar vooral vervelend is dat de aanvoer gestokt is. Rusland levert geen olie of gas meer, en ook Russische kleding bereikt de West-Europese markt helemaal niet meer, tot teleurstelling van menig airsofter, want die vinden dat mooi spul – niks ideologisch aan. “Moskou heeft het allemaal opgekocht en gegeven aan jochies die nu aan het Oekraïense front moeten vechten. Alleen maatje XS en XXL is nog te vinden.”

Richard is zo iemand die fanatiek aan airsoft doet. Hij zou het liefst elke week gaan, maar hij drijft met zijn ouders een goedlopend Indonesisch restaurant in Amsterdam. “Die ene dag per week dat we gesloten zijn, moet ik vaak juist de marinades maken.” Voor hem begon het online, via de game Operation Flashpoint. “Via het forum kom je in contact met andere spelers, en daar kwam het op airsoft.” 

Da’s twintig jaar geleden. Voor zijn hobby ging hij naar evenementen in Polen en Roemenië. Zijn mooiste? “In Engeland, het was mijn eerste ervaring met MilSim, voor het eerst ook met nachtkijkers.” Een evenement met honderden deelnemers, waar binnen de twee teams ook duidelijke afspraken moeten worden gemaakt, met een structuur en rangorde. Met wachtlopen, met af en toe een uurtje slaap in een kale barak of in het veld. “Het gaf me gevoel van wauw, je voelt je echt een commando. De anderen kwamen uit de hele wereld, en onder hen veel oud-militairen. Bijvoorbeeld een Amerikaan, een voormalig squad leader die zijn rol bloedserieus nam. Het was enorm zwaar, in alle opzichten, ook met een zware bepakking.” 

Het kan een dure hobby zijn: “Ik huur geen kleding, maar heb mijn eigen sets. En ik heb zes airsoftwapens, van pistool tot geweer. Een goede replica kost al snel zo’n 600 euro.” Wat hij er zo mooi aan vindt? “De actie. Je bent in een andere rol, in een omgeving waar je normaal niet bent. Het is fysiek heftig, de competitie, het geeft een adrenalinekick.”

Mannen die oorlogje spelen. Dat kan snel verkeerde beelden oproepen. Ze weten het zelf, laten ze weten rond de vuurton, waar de handen worden gewarmd – het is nog steeds een paar graden onder nul. “Het stigma is dat je een soort kneusje bent. Wat niet helpt is dat het weleens is voorgekomen dat mensen die een aanslag hebben gepleegd, trainden met airsoft. Dus een ander stigma is dat je een rechts-extremist bent die een school shooting voorbereidt.” 

De organisatoren waken ervoor. Zo verbiedt Critical Hit badges, vlaggen, logo’s, kleding en gedragingen met verwijzing naar een verboden of extremistische groepering – deze regel is kennelijk wel nodig. Politiek en airsoft is niet de bedoeling, al hebben veel airsofters tegenwoordig een geel-blauw embleem op hun pak genaaid. Maar ja, dat vlaggetje zie je juist ook in de profielfoto’s van maatschappelijk deugenden. 

Wat stemmen de mannen, wil ik weten. “In ieder geval niet GroenLinks,” krijg ik te horen, want als er iemand een kneus is, is het Jesse Klaver. Airsofters zijn doodgewoon, gemiddeld een jaar of dertig, niet arm en niet rijk, misschien eerder blank dan gekleurd, eerder VVD dan SP. Hun sport wordt ook niet goed gebracht in de media, stellen ze. “Dan zie je wat mannen wezenloos met geweer door het bos rennen, dan komt dan gek over. Maar soms zie je ook alleen beelden van een tafel met replica’s. Met als verontwaardigd commentaar dat dit zomaar mag in Nederland, wapens die niet van echt te onderscheiden zijn, waar je overvallen mee kan plegen.” 

Het is eigenlijk offline gaming, zegt een van de jongens. En het zijn vaak games als Call of Duty, Operation Flashpoint en Battlefield die de opstap vormden om aan airsoft te gaan doen. Het maakt het er niet beter op: videogames liggen in toenemende mate onder vuur. Hoe ethisch is het om mensen dood te schieten in almaar realistischer games? Wetenschappelijk is er geen verband tussen het spelen van deze games en gewelddadig gedrag in het echte leven, maar toch blijft de gedachte: het zijn toch een beetje oorlogszuchtige types die dit doen. 

‘Wanneer je in het kamp bent, mag er geen magazijn in je wapen zitten, en mag je al helemaal nooit schieten, begrepen?’
bron: NABV

Dat lijken de mannen die ik in het bos bij Nijmegen ontmoet niet. De een is een wat bedeesde facilitair medewerker bij Coolblue, de ander een vriendelijke IT’er. Maarten, een geblokte jongen met een staartje, vlassig baardje en vriendelijke oogopslag: “Het zijn juist de mensen die normaal gesproken rustig en terughoudend zijn die deze sport beoefenen als een soort uitlaatklep.”

Psycholoog Hanke Geertsema geeft hem gelijk. “Voor mannen is het de vraag in hoeverre ze zich in de huidige samenleving nog op een oermannelijke manier mogen of kunnen uiten. Rennen, zware dingen dragen, schieten, schreeuwen, samen ten strijde trekken kan en mag in dit spel. Oorlogje voeren is opwindend voor mannen. Het appelleert aan het buitenspelen in de kindertijd: ik ga op avontuur en ga vechten met mijn broertje, zusje en met stokken slaan of met mijn klappistool schieten. Het is vertrouwd en prettig als je dat kan en mag blijven doen. En ik krijg de indruk dat het saamhorigheid geeft, dat het niet zozeer gaat om het aanvallen van de vijand, maar het plezier en de romantiek van verbroedering. Ik kan me voorstellen dat het vaak mannen zijn met wat eenzame beroepen, die gezamenlijkheid missen.” 

Ze gaat nog een stap verder: “Freud noemt ons driftleven, dat bestaat uit vernietigingsdrift – woede, agressie, wraakgevoelens – en doodsdrift: angst voor de dood, de flirt met de dood en de wens om overal van af te zijn en dood te zijn. In dit spel, zo zou je kunnen veronderstellen, worden die driften gesublimeerd en uitgeleefd in die buitenwereld. Dit spel zou je kunnen zien als een flirt, een dans met de dood. Ik kijk de dood aan: kom maar op!” 

Kaders

Geschiedenis van airsoft

Airsoft ontstond rond 1900, toen in de Verenigde Staten een fabrikant luchtdrukwapens maakte, bedoeld voor kinderen, als ‘instapmodel’. Groot werd het in de jaren zeventig in Japan, van waaruit het naar Europa kwam. In Nederland is het pas legaal sinds 2013; daarvoor moest je naar België bij clubs net over de grens. Het is wettelijk zo geregeld dat alleen mensen die lid zijn van de airsoftbond – en dat zijn er 28.000 – een replica in huis mogen hebben. “Als je tenminste een VOG hebt,” zegt Sjoerd D. Kooistra, projectmanager van die bond, de NABV. Zo makkelijk is dat niet: “Mensen die net uit de gevangenis komen, krijgen die niet, die moeten afhankelijk van hun misdaad een jaar of acht wachten.” 

Een kalme man, ook hij, met een grijze baard en vriendelijke ogen. Doet al jaren aan airsoft, vooral in het buitenland, want daar is meer ruimte. “In Servië heb je hele eilanden die ervoor gebruikt worden.” En in Polen is het het minst gereguleerd; daar doet men het gewoon, in de bossen. Het is er minder dichtbevolkt, dus er is minder kans dat een man die zijn hondje uitlaat geraakt wordt door een kogel. In Duitsland is het weer veel strenger, daar moet je je replica markeren met een ‘F’ en moet het geregistreerd staan. “Anders loop je het risico dat de Polizei je tegen het asfalt werkt en wat tiewraps om je polsen schuift.”

Dat is op veel plekken wel een dingetje, dat werken met replica’s. In de Verenigde Staten is het verplicht de loop oranje te maken. “Daar kan bijna iedereen zonder al te veel problemen een vuurwapen kopen,” aldus Kooistra. “Dus dan is het belangrijker dat je een verschil ziet tussen een gewoon en een airsoft-wapen. In Nederland zul je nooit iemand zien met een echte M4, terwijl dat in het veld het basisapparaat is voor airsoft. In Amerika kan dat wel, dus als je iemand ziet met zo’n wapen, is het wel fijn om te weten of het echt of een replica is.” Maar het is weleens voorgekomen dat iemand de loop weer zwart had gemaakt. Dit deed een scholier in Florida, om zijn klasgenoten bang te maken, waarop de politie hem doodschoot – die kon niet weten dat het om een replica ging.

Reactie ministerie van Defensie

Is het ministerie van Defensie enthousiast over airsoft? “Nee, we zijn neutraal,” zegt woordvoerder majoor Van de Beek. Hij weet dat veel militairen het in hun vrije tijd doen, ‘dat staat ze uiteraard vrij’. Het is toch echt wat anders dan het echte militaire werk, al komt MilSim behoorlijk in de buurt, geeft Van de Beek toe. Helpt het wellicht om het leger populairder te maken? “Voor dit soort spellen is altijd interesse geweest; het begint al wanneer jochies cowboytje en indiaantje spelen.”

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.