Spring naar de content
bron: erik smits

Israel van Dorsten: ‘Eenzaamheid voelt nog steeds vertrouwd’

In zijn bestseller Wij waren, ik ben – Weg uit Ruinerwold beschrijft Israel van Dorsten (29) de extreme terreur die zijn vader jarenlang op hem uitoefende. Tot hij op zijn 25ste de boerderij ontvluchtte en ‘de kinderen van Ruinerwold’ wereldnieuws werden. ‘Ik heb alles wat ik heb ervaren zo exact mogelijk opgeschreven.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nathalie Huigsloot

“Het is 31 januari, ik word die dag 23. Het is mijn verjaardag, maar we vieren al jarenlang geen verjaardagen meer,” schrijft Israel van Dorsten in Wij waren, ik ben – Weg uit Ruinerwold. Het is 2017, twee jaar voordat Israel ontsnapt en het gezin ontdekt wordt; drie jaar ervoor is zijn vader getroffen door een hersenbloeding. Meteen als Israel die ochtend uit bed komt ziet hij dat zijn vader iets wil. “Hij blijft naar de plek wijzen waar de geiten staan. Hij wijst langs de nek van de geiten, ze moeten dood.” Israel doet alsof hij het niet begrijpt, maar zijn vader wordt kwader en kwader. Met veel moeite komt hij zijn bed uit, strompelt naar de beesten en wijst heel duidelijk de oudste geiten aan: Kleine Geit en Grote Geit, plus het gebaar dat Israel hun keel moet doorsnijden. Daarna gaat hij terug zijn bed in.

“Wat moet ik nu doen?” schrijft Israel. “Ik kan toch onmogelijk deze geiten doodmaken! We houden allemaal zo veel van deze beestjes. Zeven jaar lang hebben we voor ze gezorgd. Al die tijd hebben ze ons melk gegeven. We hebben zo genoten van het plezier dat ze ons brachten. Ik ben in paniek.”

Israel gaat nog een keer terug naar zijn vader, in een poging om hem op andere gedachten te brengen. Maar zijn vaders woede overstemt alles. Israel durft niks meer te zeggen. Er is geen uitweg.

Er zitten zo veel kanten aan. Het gebrek aan liefde, aandacht en betrokkenheid. De voortdurende manipulatie.

Urenlang sta ik het mes te slijpen. Ik zoek koortsachtig naar een oplossing, maar kan niks bedenken. Hoezeer alles in mij ook protesteert, ik moet doen wat me is opgedragen. 

Langzaam zak ik weg in een waas. Na uren van slijpen is het mes scherper dan ooit. Ondertussen zijn mijn gedachten doodser dan ooit. Ik heb mijn hersenen uitgeschakeld, want hoe kan ik met volle verstand dieren ombrengen waar ik van hou, waar we allemaal zo veel van houden?

Daarna gaat het snel. Ik bid opdat ze een vredig en goed einde mogen hebben. Alles verloopt rustig. Ik hoop dat ze niet hebben geleden. De pijn van dit moment zal nooit meer verdwijnen. Het mes dat ik heb geslepen kan ik niet meer vergeten. Er is een wond achtergelaten die nooit helemaal zal genezen.

Toch betekent dit ene moment veel voor mij. Voor het eerst realiseer ik me hoezeer ik gemanipuleerd word door vader. De wond in mijn hart is een opening naar een nieuw tijdperk.

Minutieus beschrijft Israel in zijn boek hoe de psychologische terreur van zijn vader – die denkt dat hij de messias is die de wereld moet redden – vat op hem kreeg. Zes van diens negen kinderen, waaronder Israel, leefden vanaf 2010 met hem in totale afzondering op een afgelegen boerderij in Ruinerwold, waren niet aangegeven bij de burgerlijke stand en gingen niet naar school, tot Israel in 2019 – op zijn 25ste – alarm sloeg. De drie oudsten waren het gezin al eerder ontvlucht. 

Na de dood van zijn moeder – in 2004, Israel was toen tien jaar oud – en het vertrek van zijn oudere broer liet zijn vader hem steeds vaker fingeren als medium voor honderden geesten. Als dat niet naar wens ging, kreeg Israel straf. Dan moest hij bijvoorbeeld drie dagen en nachten buiten rondjes lopen, zonder eten en zonder slaap. En nadenken over hoe slecht hij was. Gaandeweg raakte hij er steeds meer van overtuigd dat hij waardeloos was en straf verdiende. Dat dacht hij ook als hij maandenlang gedwongen in een koud donker hokje van één vierkante meter in isolatie zat, omdat zijn vader ervan overtuigd was dat hij slechte energieën het huis in bracht. Naarstig brak Israel zich het hoofd over hoe hij het wel goed kon doen. Misschien moest hij voortaan anders tot God bidden! Voortdurend was hij bang voor zijn vader, die ieder moment in woede kon ontsteken en die bepaalde of hij die dag wel of niet eten toegeschoven kreeg. “De reden van zijn woede weet ik nooit,” schrijft Israel. “Als ik geluk heb, gebruikt hij zijn blote handen. Soms heeft hij een stok of een honkbalknuppel bij zich. Het duurt nooit lang. De pijn blijft.”

Wat vond je lastige gebeurtenissen om te schrijven?

“Het stuk over de geiten vond ik heel pijnlijk om aan terug te denken. Ik heb dat uiteindelijk ook veranderd. Eerst had ik ook opgeschreven hoe het allemaal ging, maar dat vond ik toch te heftig voor de lezer. Maar het schrijven is vooral therapie voor me geweest. Ik sprak ook met een psycholoog. Dat heb ik vorige maand afgerond, en het schrijven heeft er wel aan bijgedragen dat ik daar klaar voor was.”

Werd je tijdens het schrijven een personage waarnaar je van een afstandje kon kijken of ging je helemaal op in de ik-persoon? 

“Ik heb het eerst geschreven in de tweede persoon en in de verleden tijd. Gaandeweg heb ik steeds meer toegewerkt naar de ik-vorm en de huidige tijd. Dat proces herkende ik van mijn therapie. Bij mijn therapeut ging ik ook steeds meer terug in de tijd en durfde ik steeds dichter bij de gebeurtenissen te komen die ik had beleefd. In het begin voelde het gewoon te eng om het weer te beleven. Maar toen dat meer en meer lukte, zowel in therapie als in mijn boek, merkte ik dat ik er ook steeds meer grip op kreeg en ik het beter kon verwerken.”

Wat was een groot thema in je therapie?

“Ik denk de sociale aansluiting die ik heb gemist. Ik las het boek De zeven vinkjes van Joris Luyendijk, waarin hij vertelt over hoe mensen die niet die vinkjes hebben moeilijk aansluiting vinden. Dat merk ik ook. Zeker in het begin wist ik niet hoe ik me moest gedragen in sociale settings. En als je dat niet goed weet, voel je je algauw anders. Dus dan ga je je een beetje terugtrekken. Dat is zwaar. Ik studeer nu sociologie en op de universiteit gaat het vaak over allerlei games die iedereen in zijn jeugd heeft gespeeld. Als je dat zelf nooit gedaan hebt, kun je daar niet in meekomen. Zo merk ik op veel vlakken dat die aansluiting moeilijk is. Ik zie het alleen niet als waardevol genoeg om dat allemaal in te halen, dus dan blijft het voor altijd iets waarin je gewoon anders bent.

‘Zijn principes waren moreel gezien goed. Dingen als eerlijkheid, niet stelen, doorzetten en hard werken vond hij allemaal heel belangrijk’

“Een ander groot thema is het gebrek aan betrokkenheid, aan echte liefde van je ouders. Ik denk dat dat wel het moeilijkste stukje is. Als je heel veel ellende meemaakt, maar je hebt mensen die echt van je houden en die er voor je zijn, dan maakt dat die ellende minder zwaar. Dat kunnen ook andere mensen dan je ouders zijn, maar die waren er voor ons ook niet. Dat maakt het nog zwaarder dan alleen wat ze deden.”

Je hebt heel veel fysieke pijn gehad. Laat dat sporen na?

“Niet direct. Dat fysieke is een onderdeel van het mentale onderdrukken, en dat psychologische deel laat meer sporen na. Het is niet dat de lichamelijke pijn went, maar je leert het accepteren en je eroverheen zetten. Er zitten zo veel kanten aan. Het gebrek aan liefde, aandacht en betrokkenheid. De voortdurende manipulatie. Het onder druk gezet worden.”

Je moeder had kunnen ingrijpen, maar heeft dat niet gedaan. Is het lastig geweest om haar dat te vergeven?

“Dat is wel een lastige. Dat is iets waar ik nog niet helemaal doorheen ben. Daardoor kan ik ook niet goed zeggen hoe ik daarover denk of me erover voel. Misschien is er wel geen simpel antwoord op. Want aan de ene kant is zij slachtoffer; zij werd ook gemanipuleerd. Tegelijkertijd vind ik dat je als ouder ook gewoon je verantwoordelijkheid hebt. Zij had moeten verhinderen dat Gerrit Jan ons zo behandelde. Ze had weg kunnen gaan, de politie kunnen inseinen. Het moeilijkste is dat ze is overleden, waardoor ik niet met haar kan praten over hoe zij dacht.”

Hoe zit het met je gevoelens jegens je vader? Probeer je hem als geesteszieke te zien, waardoor je met minder kwaadheid zit? Of is het juist belangrijk dat je die woede toelaat?

“Allebei. Maar dat kan ook naast elkaar bestaan, want het is allebei waar. Het feit dat iemand geestesziek is, neemt niet weg dat het nog steeds onrechtvaardig en onacceptabel is. Dus ik denk dat ik beide kanten de ruimte moet geven, en dat ik daarin geen keuze hoef te maken.”

Ik kan me voorstellen dat je alleen al heel veel kwaadheid voelt over het moeten vermoorden van je lievelingsgeiten op je verjaardag.

“Die is er zeker. Maar dat is misschien iets wat ik nu nog wat bij mezelf houd. Misschien omdat ik dat proces nog niet heb afgerond; ik weet nog niet hoe ik daarmee om moet gaan. Ik weet wel dat ik het zwaar en lastig had toen hij ineens vrijkwam. (De rechtszaak tegen zijn vader werd in maart 2021 stopgezet, omdat de rechtbank door zijn gezondheidstoestand niet kon inschatten of hij zijn eigen zaak wel kon volgen – red.) Dat voelde onrechtvaardig. In het eerste jaar heb ik hem ook nog wel een aantal keren gezien; dat vond ik ook heel ingewikkeld. Maar nu helpt het me wel dat hij in een instelling zit van waaruit hij geen problemen meer veroorzaakt en dat ik geen contact meer met hem heb.” 

In je boek beschrijf je hoe het je maar niet lukt om iets voor je vader verborgen te houden. Als je al een keer stiekem op internet kijkt, biecht je het uit jezelf toch weer op. Het kost je dan ook heel veel moeite om de stap te zetten om de boerderij te verlaten en de politie in te schakelen. Je hebt veel last van schuldgevoel. Lukt het je, nu je onder zijn invloed uit bent, om je vader nooit meer te bezoeken zonder je daarover schuldig te voelen?

“Ja. En daaraan kun je zien hoezeer zo’n systeem op je inwerkt zolang je erin zit. Als je daarvan afgezonderd bent, voelt het ineens heel anders. Twee dingen hebben er, denk ik, voor gezorgd dat ik mijn schuldgevoel achter me heb kunnen laten. Het ene is dat veel dingen die in je zitten echt verbonden zijn aan de omgeving waarin je zit. Nu ik uit die situatie ben, heb ik dat schuldgevoel niet meer. Het andere is dat ik ook wel een proces heb doorgemaakt. Het lukte me pas om daar weg te gaan toen ik me over dat schuldgevoel heen zette, dus daar heb ik toen al stappen in gezet. En dat proces is nog doorgegaan nadat ik ben weggegaan. Door erover na te denken en te realiseren hoe dingen zijn, kreeg ik steeds meer door dat schuldgevoel iets is dat gecreëerd wordt. Het is geen universeel, biologisch iets. Het is altijd afhankelijk van waar je in gelooft en wat je wordt verteld. Dus als dat schuldgevoel soms de kop weer opsteekt, kan ik het snel herkennen en beseffen: o, dat komt door dit patroon uit het verleden, en dat herhaalt zich nu. Dan is het makkelijker om je je daaroverheen te zetten.”

In de media en in de rechtszaal leek het alsof je vader er door zijn hersenbloeding erg slecht aan toe was; daardoor is hij ook niet berecht. In jouw boek lijkt hij nog steeds goed in staat tot manipuleren en duidelijk te maken wat hij bedoelt. Denk je dat hij ondanks zijn hersenbloeding nog steeds zo slim is, dat hij zich expres slechter voordoet dan hij is, om zijn straf te ontlopen?

“Ik weet niet of hij het expres doet; dat vind ik echt lastig te zeggen. Dat wij hem nog wel begrijpen, komt misschien ook doordat wij zo veel met hem hebben meegemaakt, waardoor wij heel goed weten hoe hij zich uitdrukt. Mensen die hem onderzoeken en die hem niet kennen, hebben veel minder een idee van hoeveel hij eigenlijk nog kan. Het is ook niet zo dat de psychiaters die hem onderzochten absoluut zeker wisten dat hij dingen niet kon volgen of begrijpen. Het is meer dat ze concludeerden: we weten niet zeker dat hij het kan, dus dan kunnen we er beter van uitgaan dat hij het niet meer kan.”

Ondanks de nare dingen die je vader doet, blijven jullie je als kinderen heel correct gedragen. Jullie onderlinge band oogt ook heel liefdevol en puur. Kun jij verklaren hoe je zo’n zuiver moreel kompas houdt, terwijl je de hele tijd zo onzuiver wordt behandeld?

“Dat snap ik zelf ook niet helemaal, maar een verklaring zou kunnen zijn dat wat mijn vader ons leerde, wel zuiver was. Zijn principes waren moreel gezien goed. Dingen als eerlijkheid, niet stelen, doorzetten en hard werken vond hij allemaal heel belangrijk. Alleen, als ik nu terugkijk, zie ik hoe vaak hij zich daar zelf totaal niet aan hield. Hij was gewoon niet eerlijk, niet tegen ons, niet tegen de buitenwereld. Maar dankzij zijn principes zijn we opgegroeid met een normaal geweten.”

Zou het er ook nog mee te maken kunnen hebben dat je veel en lang in je eentje werd afgezonderd van de rest?

“Dat zou best kunnen ja. Als je daar toch maar in je eentje zit, dan ga je over heel veel dingen nadenken. En doordat je zo veel op jezelf teruggeworpen bent, leer je op jezelf staan. Ik denk dat we daardoor allemaal vrij autonoom zijn geworden en onszelf niet zo snel verliezen in onzuiverheid.”

Hoe heeft jouw contact met je jongere broer en zusjes, die achterbleven op de boerderij, zich ontwikkeld? De media meldden in eerste instantie dat zij niet blij met je waren. Ze hadden liever op de oude voet doorgeleefd.

“Ja, dat had er veel mee te maken dat vader daar toen nog was en druk op hen uitoefende. Die druk was nog te groot voor hen om daaruit te stappen. Maar nu staan zij er echt niet meer achter. We hebben nu met z’n allen een heel goed contact en doen veel dingen samen.”

Hoe ziet je leven er verder uit? Heb je nu een relatie?

“Nee, die heb ik wel gehad, maar op het moment niet. Ook een relatie is een sociale setting waarover ik nog veel bij te leren heb. Maar dat is denk ik ook logisch. Ik maak het nu pas voor de eerste keer mee.”

Waarom ben je sociologie gaan studeren?

“Ik vind het interessant om te begrijpen waarom dit soort dingen gebeuren. Ik vind sektes ook heel interessant. Onze situatie was eigenlijk ook een sekte. Ik hoop daar meer van te begrijpen. Het is een systeem waardoor je kapot wordt gemaakt. Mensen denken vaak dat het hen niet zal overkomen om daarin verstrikt te raken, maar als je over sektes leest, merk je dat het mensen zijn die heel normaal waren en een normaal leven leidden. Maar onder bepaalde omstandigheden kun je volledig gemanipuleerd worden en jezelf helemaal kwijtraken. Het is echt niet zo dat het alleen zwakke mensen gebeurt. Ik hoop beter te leren begrijpen hoe die processen werken en dat mee te geven aan anderen. Want ik merk ik dat ik het fijn vind om iets waardevols te doen. Dat iets wat ellendig was, toch iets uithaalt waar de wereld hopelijk beter van wordt.”

Je ziet het ook terug bij de wantoestanden in de televisiewereld die nu steeds meer naar buiten komen.

In je boek beschrijf je hoe teleurgesteld je bent als het je, na je vaders hersenbloeding, steeds meer begint te dagen dat het allemaal voor niets is geweest. Jullie gaan helemaal niet een nieuwe, betere wereld maken met je vader. Dat maakt al het lijden ineens zo zinloos. Probeer je er met je boek en je studie toch nog zin aan te geven?

“Misschien dat het daar wel vandaan komt ja. Ik wil zoveel mogelijk dingen die ik heb meegemaakt op een positieve manier gebruiken. Dat geldt trouwens voor veel mensen die in een sekte komen: die zijn niet zwak of slecht, die hebben juist vaak een goed hart. Ze willen iets goeds doen voor de wereld, ze weten alleen niet hoe, en dat drijft ze in de handen van iemand die dat wel zegt te weten. Dat was bij mijn vader en mijn moeder ook het geval; ze vonden dat het niet goed ging met de wereld en wilden die verbeteren. Alleen was hun oplossing niet de juiste. En dan wordt het gevaarlijk, want dan ga je geloven in een oplossing die er niet is. En als je je daarbij ook steeds meer gaat afzetten tegen de buitenwereld – buiten is slecht en binnen is goed –, dan verandert het uiteindelijk in een constante indoctrinatie. Het heeft bij mij heel veel verschil gemaakt dat mijn vader die hersenbloeding kreeg, want daarvoor praatte hij iedere dag urenlang tegen me. En als je de hele dag hetzelfde hoort, ga je daar op een bepaald moment in geloven. Zo doen dictators het ook. Als mijn vader die hersenbloeding niet had gehad, was het heel anders gelopen. Dan had ik niet die ruimte gehad om zelf na te denken. En dan was ik door zijn stroom aan woorden steeds weer teruggebracht naar zijn manier van denken. Maar nu kon hij dat niet. Hij wilde wel dat wij zijn boeken lazen en naar zijn geluidsopnames luisterden, maar dat is toch anders dan wanneer iemand persoonlijk tegen je praat.”

Waarom bleven je oudere broers en zus, die al jaren daarvoor de boerderij hadden verlaten, toch geloven dat ze jullie leven op de boerderij niet moesten verstoren?

“Ja, poeh, dat vind ik lastig om te zeggen. Zij zijn er nooit helemaal overheen gekomen; ze wisten nooit zeker dat mijn vader ongelijk had. Wat ook meespeelde is dat zij niet wisten hoe wij erin stonden. Ze waren heel bang dat wij er niet achter zouden staan als zij er melding van zouden maken. Eigenlijk hetzelfde waar ik ook bang voor was. Toen ik het eenmaal aandurfde om melding te maken van wat zich bij ons thuis afspeelde, liep dat spaak, omdat instanties me eerst wilden ontmoeten. Maar ik wilde dat ze zouden binnenvallen zonder dat iemand doorhad dat ik erachter zat, omdat ik bang was dat mijn broertje en zusjes boos op me zouden worden. Dus toen hebben ze niks gedaan. Pas een maand later, toen ik
’s avonds naar een nabijgelegen dorp was gelopen en het daar in het café had verteld, heeft de politie ingegrepen – die overigens ook zei dat ik eerst nog maar een nacht terug moest gaan naar de boerderij, omdat ze er de volgende ochtend pas mee aan de slag kon. Daarvoor hebben de instanties en de politie later trouwens wel excuses aangeboden. Dus zowel mijn oudere broers en zus als ik waren bang dat we de band kapot zouden maken als we naar buiten traden met ons verhaal. Dat soort angsten speelden mee. En ook wel de onzekerheid. Die is heel groot. Dat wordt vaak onderschat. Van situatie veranderen betekent dat je ergens naartoe gaat waar je niet weet wat er gaat gebeuren. En mensen vinden het juist fijn om stabiliteit te hebben. Pas dan voelt het veilig. Dus om iets te veranderen moet je je echt ergens overheen zetten om tot het punt te komen dat je het aandurft om het onzekere aan te gaan.”

Is dat iets waar je nu heel goed in bent geworden?

“Ik ben daar wel beter in geworden ja. Al zal het nooit heel makkelijk worden, ik denk wel dat ik veranderingen makkelijker aankan dan de meeste mensen. Ik weet dat hoe groot de verandering ook is, ik altijd wel weer een weg vind om ermee om te gaan. En ik hoop dat ik daarmee andere mensen kan helpen. Want hoewel de situatie bij mij thuis buitengewoon bizar was, toch zie je veel patronen van hoe wij gemanipuleerd werden terug in veel andere settings en families.”

In welke settings bijvoorbeeld?

“Ik vind het een beetje tricky om het zo direct te vergelijken, maar ik denk dat je het ook terugziet bij de wantoestanden in de televisiewereld die nu steeds meer naar buiten komen. Hoe erg mensen daar soms onder druk worden gezet en hoe er misbruik van ze wordt gemaakt is best wel hetzelfde als wat er bij ons gebeurde. Natuurlijk, het is een heel andere setting en het gebeurt onder heel andere omstandigheden, maar de manier waarop het gedaan wordt, is erg hetzelfde. De manipulatie, hoe iemand zich in het centrum opstelt en anderen onderdrukt en kleineert, overlapt met de methoden van mijn vader.”

Ook daar is de reactie vaak: waarom is er niet eerder iemand opgestaan?

“Ja precies, daar heb ik eigenlijk nooit zo aan gedacht, maar dat is ook best wel hetzelfde. Mensen vragen mij ook altijd: ‘Waarom hebben je oudere broers en zus nooit wat gedaan?’, maar dezelfde vraag hebben we natuurlijk ook bij allerlei misstanden die nu naar buiten komen. Waarom is er in die wereld nooit eerder iemand opgestaan? Door de druk die op mensen wordt gezet en door de manipulatie blokkeren ze en kunnen ze er heel moeilijk uit stappen. Dat je er niet uit stapt, komt vooral door angst en onzekerheid. Pas als iemand er als eerste uit stapt, wordt het makkelijker voor anderen om erin mee te gaan. En omgekeerd, als niemand eruit stapt, dan voelt het oké om het te laten zoals het is, want iedereen accepteert het, dus dan moet jij het ook maar accepteren. Dat idee is een groot obstakel. Je gaat dan denken: het is gewoon zo, er valt niks aan te doen.”

Jij bent degene geweest die er wel uit stapte. Wat heeft je de moed gegeven, behalve de hersenbloeding van je vader, waardoor er meer ruimte was voor eigen gedachten?

“Het zijn heel veel kleine dingen die samenkomen. Maar overkoepelend denk ik dat je er vooral doorzettingsvermogen voor moet hebben. Dat is wel echt belangrijk, anders kom je er niet. Ik was heel erg bang voor de eenzaamheid die me zou treffen, want als je eruit stapt, dan hoor je er niet meer bij. Dus daar stap je niet zomaar overheen.

‘Ik was heel erg bang voor de eenzaamheid die me zou treffen, want als je eruit stapt, dan hoor je er niet meer bij’

“Wat ook helpt om de stap te durven nemen is dat erover gepraat wordt. En dat kan pas als mensen het herkennen. Dat is het doel van mijn boek. Daarom heb ik alles wat ik heb ervaren zo exact mogelijk opgeschreven. Want ik denk: hoe beter je het vertelt, hoe makkelijker mensen het kunnen herkennen en erover praten. Als die mediawereld opener was geweest, hadden slachtoffers er gewoon over kunnen praten en was het nooit zo ver gekomen.”

Je schrijft in je epiloog over de tijd dat je uit de boerderij weg bent: “Terwijl ik tegen de vogeltjes praat, voel ik me koud en eenzaam, maar juist deze kou en eenzaamheid voelen vertrouwd.”

“Ja, als je dingen heel vaak hebt meegemaakt, kan het fijn of vertrouwd voelen om er weer naar terug te gaan. Dat heb ik nog steeds wel. Eenzaamheid voelt nog steeds vertrouwd. Ik kan me heel erg alleen voelen als ik twee dagen alleen ben en het heel erg missen dat ik niet meer de hele tijd mijn familie om me heen heb, maar dat voelt ook vertrouwd.”

Blijft die eenzaamheid voor altijd in je zitten, denk je?

“Ik denk dat dat altijd wel een beetje blijft ja. Ik heb veel mensen om me heen die heel betrokken bij me zijn, en bij mijn familie heb ik de herkenning van de gedeelde geschiedenis. We delen iets wat anderen niet kunnen begrijpen. Maar zelfs daar blijft er een stuk dat alleen ik heb meegemaakt, waardoor ik toch altijd een beetje in mijn eentje sta.” 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.