Spring naar de content
bron: Gabriël Kousbroek

Belerende onzin

De argeloze museumbezoeker wordt in toenemende mate geconfronteerd met opvoedende bordjes, ziet G.H.B. tot zijn afgrijzen. Gelukkig gebeurt dat niet in Lissabon, noch in Rotterdam. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door G.H.B. Hiltermann

Chers amis, om torenhoge energierekeningen voor mijn nederige woonst in Amsterdam te vermijden, overwinter ik in het bescheiden Conrad-hotel in Quinta do Lago in het uiterste zuiden van Portugal. U zou mij een klimaatvluchteling kunnen noemen. Wie mij een beetje kent, weet dat ik niet met een zandloper ga douchen, of in een jutezak gevuld met stro op de sofa – met mijn tere voetjes op een door gloeiende kooltjes verwarmde stoof – naar de treurbuis ga koekeloeren. 

Het weder is prima hier, en mijn inwendige mens wordt dagelijks versterkt door voedzame maaltijden in restaurantjes als Ocean in Porches, waar mijn goede vriend Hans Neuner de pollepel zwaait, en natuurlijk Vila Joya van Dieter Koschina op het vertrouwde adres Estrada da Galé 118 in Guia. Hans bereidde mij gisteren een simpele edoch overheerlijke cataplana met zeevruchtenkebab, en vandaag nuttigde ik bij ‘der Dieter’ een eenvoudige zesgangenlunch. 

Ja, hoor ik u denken, allemaal best en wel G.H.B., maar een mens kan toch niet alleen leven van knabbels in met Michelin-sterren gedoteerde eethuisjes, en van een balletje tikken op de green van Vale do Lobo? Hoe overleeft u als erkende kunstminnaar de culturele woestijn die de Algarve nou eenmaal is?

Welnu, vrienden, inmiddels is uw museaal Mokum nog meer gedesertificeerd dan de Sahara. In de Volkskrant las ik met stijgend afgrijzen een cursiefje van meisje Witteman, dat naar het Rijksmuseum toog om neushoorn Clara te zien. Zij bekeek een grappig porseleinen beeldje: een knullige neushoorn met een mannetje in Turkse klederdracht op zijn rug. De neushoorn en het mannetje waren zowat even groot. Op het bordje ernaast stond: “De clichématige Turkse man en de neushoorn zijn hier allebei archetypen. Voor de Europese kopers van dit soort porseleinen beeldjes benadrukken zij vooral het ‘anders zijn’(–). Van werkelijke interesse in een neushoorn of in Turken is geen sprake. De man is in verhouding tot de neushoorn trouwens veel te groot weergegeven.”

Geërgerd droop Witteman af naar de vertrouwde Hollandse en Vlaamse meesters. 

“Kijk, dat heerlijke stilleven van Pieter Claesz., uit de zeventiende eeuw. Die pastei, je zou er zo in bijten. Hoe deed Claesz dat toch? Even op het bijschrift kijken. ‘De specerijen in deze pasteien werden door de VOC vaak door geweld en slavernij verkregen. (–) De Ambonezen moesten met door de VOC tot slaaf gemaakte arbeiders de kruidnagels oogsten. Nootmuskaat kwam van de in 1621 gewelddadig ingenomen Banda-eilanden…’”

Witteman, die net als ik steeds woedender wordt: “Ja, wist ik al, hoor. (Let wel, op het hele schilderij is geen specerij te zien.) En door! Nog zo’n schitterend stilleven, ditmaal van oesters en een zoutvaatje. ‘Tot slaaf gemaakte mensen moesten het zout uit de zoutpannen hakken. Ze stonden dag in dag uit met blote voeten in het zoute water en in de brandende zon. Dit zout (–) kwam terecht in luxueuze zilveren zoutvaatjes zoals degene die hier is afgebeeld.’”

Witteman wil terecht niet worden toegesproken als een achterlijk kind, nota bene in krom Nederlands, en uw eigen G.H.B. al helemaal niet, zelfs niet als zijn alzheimer doorzet. 

bron: Gabriël Kousbroek

Deze betuttelende en belerende onzin blijft de Portugese museumbezoeker bespaard. Het afgelopen weekeinde zoefde ik met de snelle, comfortabele trein van Faro naar Coimbra om daar Portugal dos Pequenitos te bezoeken, een stokoud attractiepark dat zich laat vergelijken met Madurodam. Good clean fun uit mijn kindheid: de Bedriegertjes, de Pyramide van Austerlitz en de Westerbouwing. 

Het park is prachtig gelegen aan de rivier de Mondego en op loopafstand van het oude treinstation van Coimbra. De markantste gebouwen uit de Algarve, de Alentejo en andere streken zijn er in het klein nagebouwd. Portugal dos Pequenitos stelt niet teleur en roept met zijn kasteeltjes en torentjes herinneringen op aan het decor van de Vliegende Fakir in de Efteling. 

Zeer overzichtelijk vond ik de geschilderde wereldkaart met Portugese veroveringen en zeevaarders met namen die op sigarenmerken van vroeger lijken. In het gedeelte van de voormalige koloniën verbaasde ik mij over de levensgrote standbeelden van bewoners van Mozambique, Angola, Guinee-Bissau en wat dies meer zij. Die waren enigszins stereotiep: kroeshaar, vuurrode lippen en oorringen. In het Afrika Museum in gidsland Nederland is zulks een doodzonde, om nog maar te zwijgen over het Amsterdam Museum, dat beter in Paramaribo had kunnen staan. 

De terugreis naar de Algarve onderbrak ik voor Os Loucos Anos 20 em Lisboa (de roaring twenties in Lissabon). Mensen mensen, wij denken weleens dat de Portugees stug en introvert is, maar door deze schitterende tentoonstelling in het Museu de Lisboa kreeg ik een heel ander beeld van de Lusitanische medemens. Ik heb de roerige jaren twintig in Amsterdam bewust meegemaakt, maar dat was slappe hap hoor. 

Nee, dan Rotterdam! Eerder dit jaar bezocht ik in het Chabot Museum de tentoonstelling Tussen Josephine Baker en bombardement. Nergens in ons land bloeiden de avant-garde en het modernisme uitbundiger dan in ‘het stiefkind onzer steden’, om met de hoofdpersoon uit Bordewijks roman Karakter te spreken. “Amsterdam is onze nationale stad. Rotterdam onze internationale.” 

Bordewijk, die mij nog goed gekend heeft, schreef zijn beroemde boek in 1938 en doet volledig recht aan de Rotterdamse geldingsdrang op het wereldtoneel. Schepen van de Holland Amerika Lijn en de Rotterdamsche Lloyd vervoerden wekelijks duizenden passagiers van en naar New York en Azië. Katendrecht ontwikkelde zich tot het eerste Chinatown op het Europese vasteland, en dankzij de Rotterdamse bioscoopexploitant Abraham Tuschinski kon het publiek kennismaken met Josephine Baker. 

Wie mij een beetje kent, weet dat ik niet met een zandloper ga douchen

Dirk Hannema, de destijds jonge directeur van Museum Boijmans, adverteerde trots zijn nieuwe kunsttempel in The New York Times als ‘the best new museum in Europe’. De Bijenkorf van Willem Dudok was het grootste in het land en ‘het modernste warenhuis van Europa’. 

Zo ziet u maar, vrienden: Lissabon en Rotterdam doen niet mee aan de woke waanzin van Amsterdam en denken niet in hokjes en kleurtjes. De mens staat daar nog centraal! Ik wens u een zachte winter toe. 

Rectificatie bronvermelding

G.H.B. heeft zijn herinnering (‘Mijn Spaanse Mokum’, HP/De Tijd, november 2022) aan het legendarische restaurant Iberia te Amsterdam – een enthousiaste, prozaïsche beschrijving van het beroemde gerecht zarzuela – deels letterlijk overgenomen van Maeve van der Steen in De Leunstoel, Internetmagazine voor rustige mensen, (zie: nr 3, jaargang 20, 10 november 2022), zonder bronvermelding. Zowel de auteur als de redactie betreurt dit.