Spring naar de content
bron: matthias giesen

Het grote uitsterven is begonnen

Afgelopen zomer sneuvelde het ene na het andere hitterecord. Artikelen over de opwarming van de aarde zijn steeds apocalyptischer van toon. Is het klimaat nog te redden, of zullen we oplossingen vinden? ‘Om de elektriciteit voor zijn airco’s op te wekken bouwt India kolencentrales.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

Het grote uitsterven is begonnen, is de strekking van een artikel van de Britse econoom Umair Haque, in mei gepubliceerd op het online platform Medium. “The Age of Extinction is Here,” schrijft Haque, in in steen gebeiteld Engels. Waarom, vraagt hij zijn jongere zusje in het begin van het stuk, is iedereen een beetje freaked out over what I’m talking about these days? “Omdat je ze eigenlijk vertelt dat het het einde van de wereld is?” zegt het zusje wijs. 

Zo is het. De schrijver heeft het over niets minder dan the Event. De Catastrofe. Het Uitsterven. Tijdens de hittegolf van dit voorjaar in India vielen de vogels dood uit de lucht. De straten lagen bezaaid met dode beesten, honden, katten, koeien. In India was het 50 graden, nu, met 1 graad wereldwijde opwarming. Straks, met 2 graden, tikt het land de 60 graden aan. Zuid-Europa tegen die tijd: 50 graden. Bij 3 graden opwarming: 70 graden rond de evenaar, 60 graden bij ons. 

Dan is het afgelopen, schrijft Haque, nadrukkelijk cursief. Bij 60 graden Celsius word je langzaam gegaard. De deur van de oven staat op het punt om dicht te klappen. Dan zitten we erin. “Bang, poof, gone.”

Echt waar? Je kunt het je moeilijk voorstellen. Neem hier, nu. Groningen, juli. Midzomer. Rond de 20 graden, wolken, zon, een spat regen af en toe. Het lijkt helemaal niet op wat je je bij de Apocalyps voorstelt. Maar je wilt niet naïef zijn, je ogen niet sluiten voor de realiteit, ook als in de zichtbare realiteit weinig op een naderende ondergang wijst. De aarde warmt op, dat wordt gewoon gemeten, en het oorzakelijk verband met wat menselijke activiteit uitstoot in de atmosfeer wordt in een bibliotheek aan onderzoeksresultaten aangetoond. Met het verschijnen van ieder nieuw rapport moet klimaatpanel IPCC van de VN de opwarmingsverwachting naar boven toe bijstellen. Met elke graad wereldwijde opwarming worden de extremen extremer. 

Tijdens de hittegolf van twee jaar geleden, in augustus, was het in Amersfoort 37 graden. Het was te warm om te wandelen of te fietsen. Ik herinner me vakanties van langer geleden, in Rome, Athene en Egypte, waar het 40 graden-plus was. We zagen het Colosseum, de Akropolis en de graftempels van Luxor in een zinderende hitte. Van de bezienswaardigheden herinner ik me weinig, maar het grote glas gekoelde Heineken-bier onder aan de Akropolisheuvel staat me nog helder voor de geest. 

Ik kan de reputatie van Umair Haque niet goed inschatten, maar in het koor van gelijkluidende onheilstijdingen klinken tal van gezaghebbende stemmen door. Journalist David Wallace-Wells publiceerde in 2017 een als een openbaring ontvangen stuk in New York Magazine, ‘The Uninhabitable Earth’ getiteld, erna uitgebreid tot een goed verkopend boek. Het is erger dan je denkt, schrijft Wallace-Wells. Je kunt eigenlijk niet gealarmeerd genoeg zijn. 

De deadline van morgen is urgenter dan de Apocalyps over honderd jaar

“De meeste mensen praten alsof Miami en Bangladesh nog een kans hebben om te overleven,” schrijft Wallace-Wells. Dat hebben ze niet: Miami (toch grotendeels tussen 7 en 12 meter boven NAP) en Bangladesh (tussen 4 en 12 meter) worden straks door de golven verzwolgen. Zelfs de voorzichtigste IPCC-scenario’s beschrijven een dominobaan naar de afgrond, waarvan de eerste steentjes decennia geleden begonnen om te vallen. 

Het zit in het ‘extinction’ van Extinction Rebellion, de protestbeweging waarbij wetenschappers en andere serieuze mensen zich hebben aangesloten. Burgerlijke ongehoorzaamheid is het laatste redmiddel, schrijft een activist op de website van het Amsterdamse debatcentrum Pakhuis De Zwijger, ‘de laatste kans die wij als mensheid hebben om een klimaatcatastrofe en het uitsterven van de mensheid te voorkomen’. 

Gaan we er echt aan? Filosoof en voormalig Denker des Vaderlands René ten Bos onderzoekt die vraag in zijn boek Extinctie (2019). Wetenschappers refereren op grote schaal aan de mogelijkheid, in verschillende toonaarden van alarmisme. Opvallend is dat hoe zorgwekkend de onheilstijding ook is, hoe zwart de scenario’s, de boodschap toch niet helemaal wil doordringen. We kunnen ons weinig voorstellen bij de ondergang. Bovendien hebben we andere dingen aan ons hoofd. De deadline van morgen is urgenter dan de Apocalyps over honderd jaar. 

Andere soorten dan de mens sterven al massaal uit. Dat gebeurt voortdurend – 99 procent van alle organismen die ooit op aarde leefden is inmiddels uitgestorven, schrijft romancier en toekomstdenker Wytske Versteeg vorig jaar in literair tijdschrift De Gids. Maar het gaat harder dan ooit tevoren: op het moment balanceren er meer dan een miljoen op de rand van de afgrond, schrijft Versteeg. De dramatiek van de laatste witte neushoorn trekt de aandacht van media, maar de meeste soorten verdwijnen geruisloos. Bijna niemand wist dat ze er waren, bijna niemand dat ze er nooit meer zullen zijn. 

De catastrofe van een miljoen verdwijnende soorten gaat het voorstellingsvermogen van de meeste mensen ver te boven. Om de ramp weer te geven hebben we armzalige instrumenten als tabellen of de hockeystickcurve, zegt Ten Bos over de telefoon. Een staafje of een lijn op een plaatje staat in geen enkele verhouding tot zo’n verwoesting van biodiversiteit – unieke dieren en planten, voor altijd weg. 

Uitsterven is altijd een belangrijk thema in de filosofie geweest, zegt Ten Bos. In het begin van zijn boek bespreekt hij een essay van Immanuel Kant uit 1794: Het einde van alle dingen. Fascinerend, zo’n totaaleinde, schrijft Ten Bos: “Niet alleen wetenschappers, maar ook bioscoopbezoekers, lezers van sciencefiction of horrorliefhebbers zijn in de ban van het einde: het einde van het leven, van de mensheid, van de planeet.” 

Een publicitair nadeel van de actuele catastrofe is dat die zich geleidelijk voltrekt, zegt Ten Bos. In een artikel in NRC uit 2016 schatten wetenschappers dat er dagelijks honderd soorten (dieren, planten, insecten) uitsterven, een aantal dat lastig te checken is, zeggen ze erbij. Elke dag wordt een klein hapje genomen uit de (weer een schatting) tien miljoen soorten op aarde. Geen spannende ondergangsfilm, maar aan het eind is de koek wel op. 

De witte neushoorn verdwijnt, niet primair vanwege klimaatverandering, maar vooral door stropen en vernietiging van zijn habitat. Verder staan bij de uitgang, als in een donker spiegelbeeld van de dierenrij voor de Ark van Noach: de Afrikaanse olifant, de hawaiikraai, het amoerluipaard, de zwarte neushoorn, de orang-oetang, diverse soorten gorilla’s, tijgers en andere soorten van de lijst met critically endangered species. Op microscopisch niveau, bij de micro-organismen, is een vergelijkbare kaalslag gaande. 

En wij dan, mensen? Tot nu toe heeft ’s werelds innovatiefste soort toch een oplossing gevonden voor de meeste levensbedreigende milieuproblemen: lucht- en watervervuiling, zure regen, het gat in de ozonlaag. Ten Bos: “Er is een groep filosofen die denkt dat we daarom ook op de volgende wereldramp wel weer wat zullen verzinnen. Dat vind ik naïef. Het is in dit geval niet zo makkelijk om te repareren wat je kapot hebt gemaakt. Het is geen tijd om simpel te denken. We moeten leren om complex te denken.”

Complex denken is niet eenvoudig, en voorspellingen over de toekomst, zelfs de nabije, worden meestal door de loop van gebeurtenissen gelogenstraft, zo heeft Covid ons geleerd. Ten Bos: “Er is maar één echt grote vulkaanuitbarsting nodig en alle klimaatscenario’s kunnen de prullenbak in. Bij Napels ligt een caldeira, de supervulkaan Campi Flegrei. Daarbij vergeleken is de Vesuvius een kampvuur. Het is daar heel onrustig onder de grond. Die gaat ooit uitbarsten, daar twijfel ik niet aan.”

De filosoof Sebastien Valkenberg gelooft inderdaad niet – onvoorziene gebeurtenissen daargelaten – dat het einde van de wereld binnen afzienbare tijd te verwachten is, noch dat van de mensheid. “Ik ben geen klimaatontkenner,” zegt hij. “Mijn punt is niet dat we onbekommerd kunnen doorleven. Er komen problemen op ons af, maar uitsterven lijkt me er niet een van. We weten niet welke oplossingen de toekomst brengt. Wat dat betreft kunnen we hoop putten uit het verleden.”

Om dat te illustreren neemt Valkenberg ons mee naar het historische pamflet van de Britse demograaf Thomas Malthus, An Essay on the Principle of Population, 1798. “De voedselproductie zou nooit gelijke tred houden met de bevolkingsgroei. Malthus waarschuwde voor een rampzalige overbevolking. Maar dan, rond 1800, gebeurt er iets geks. De bevolking, lang een horizontale lijn, begint inderdaad exponentieel te groeien. Wat Malthus niet voorzag is dat de voedselproductie even hard meegroeide. 

“In 1968 voorspelde Stanford-bioloog Paul Ehrlich in zijn boek The Population Bomb wereldwijde hongersnood door de bevolkingsgroei. Hij pleit voor het stoppen van hulp aan arme landen, zinspeelt er zelfs op om in India tijdelijke sterilisatiemiddelen aan het drinkwater toe te voegen. Pessimisme gaat wel vaker hand in hand met genocidale gedachten.

“Op zichzelf had Malthus gelijk. Hij constateerde een ontwikkeling en trok die door naar de toekomst. Maar hij voorzag niet de innovaties die eraan zaten te komen. In 1909 lukte het de scheikundige Fritz Haber om de chemische code van mest te kraken. De uitvinding van kunstmest heeft 3,5 miljard mensen behoed voor voortijdig overlijden, zoals je kunt vinden op de website Our World in Data. Ik baseer mijn optimisme deels op de staat van dienst van pessimisten, die in het verleden veel vaker ongelijk kregen.”

Maar hebben menselijke consumptie en productie mogelijk iets gecreëerd wat we niet meer in de hand hebben? De wereldbevolking gaat naar acht miljard mensen. De uitstoot van tonnen CO2 stijgt nog veel harder. 

“We zijn niet aan de goden overgeleverd. In de gereedschapskist zit onder andere kernenergie, een geweldige interventie die amper CO2 uitstoot. Het kabinet wil de haalbaarheid van twee nieuwe kerncentrales versneld onderzoeken.”

Gezien de groeiende energiebehoefte is de met twee kerncentrales te realiseren vermindering van CO2-uitstoot volgens deskundigen te verwaarlozen. Bovendien zijn nieuwe kerncentrales pas over twintig jaar klaar. 

“Ik denk dat we een rijker instrumentarium tot onze beschikking hebben dan we denken. We zetten natuurlijk niet op één ding in. Eieren van Columbus bestaan niet. We kunnen de dijken ophogen, er komen steeds slimmere recyclingtechnieken, er is de genetische knip- en plaktechniek CRISPR-Cas9 van de Amerikaanse scheikundige Jennifer Doudna, waarmee je DNA bijna als een tekst kunt bewerken. De fotosynthese van planten maakt zo een spurt van dertig tot veertig procent, waardoor je op een veel kleiner landoppervlak dezelfde opbrengst krijgt.

“Ik heb weinig vertrouwen in de route van degrowth, afkicken van de groei. De energietransitie kost bakken met geld. Als we armer worden, hebben we helemaal geen geld om de benodigde innovaties te betalen. Het is mogelijk de economie te laten groeien terwijl de CO2-uitstoot afneemt. Dat proces van ontkoppeling is in volle gang, maar wie weet dat? We zijn gewend aan het refrein van minder, minder, minder.”

Vergeleken met de eindtijdtoon van klimaatalarmisten zijn de wetenschappers die meewerken aan de klimaatrapporten van het IPCC, toch de bron van het alarmisme, opvallend feitelijk en genuanceerd. Volgens de alarmisten komt dat doordat de wetenschap naar zijn aard gebonden is aan voorbehouden van bewijsbaarheid en onzekerheidsmarges – uit beschrijvingen van what is kun je niet zomaar beweringen over what ought to be afleiden, zoals de Schotse Verlichtingsfilosoof David Hume (1711-1776) voorschreef. 

Juist dit voorbehoud tempert de boodschap, terwijl de aarde verder verhit. De urgentie is groter dan je in de IPCC-nuance terugleest, vindt schrijver Wytske Versteeg. “De discussie ging heel lang over onzekerheidsfactoren, over de vraag ‘is het wel zo?’ en niet over wat we dreigen te verliezen als het inderdaad zo is.”

Het IPCC bestaat in hoofdlijnen uit drie werkgroepen van elk twee- tot driehonderd wetenschappers, zegt Robbert Biesbroek, bestuurskundige in Wageningen en mede-hoofdauteur van het IPCC-rapport over klimaatgevolgen en adaptatiemogelijkheden. De grootte van de groep auteurs wisselt per rapport. Je bent geen vast onderdeel van zo’n groep, per rapport melden wetenschappers zich aan. Het werk is onbezoldigd en kost vijftien tot twintig uur in de week, zegt Biesbroek. 

De energietransitie kost bakken met geld. Als we armer worden, hebben we helemaal geen geld om de benodigde innovaties te betalen

Sebastien Valkenberg, filosoof

Het IPCC presenteert zijn rapporten met ‘gekalibreerde onzekerheidsverantwoording’, zegt Biesbroek. De hoeveelheid bewijzen en de hardheid ervan bepalen de mate van zekerheid. “Die wisselt behoorlijk per studie en thema. Niet zeker zijn bijvoorbeeld de relatie tussen de opwarming en migratie en conflict.”

De rapporten volgen elkaar in hoog tempo op. Elk heeft een ander deelonderwerp: de natuurwetenschappelijke basis van klimaatverandering, impact van de opwarming, mitigatie; wat er moet gebeuren om de opwarming te beperken. “Het kost ontzettend veel extra maatregelen als we de opwarming onder de 1,5 graad willen houden. Dat vergt grote systeemveranderingen.

“Bij het IPCC kijken we op systeemniveau, naar ecologische systemen, oceaanstromen. Voorbij een bepaald kantelpunt is de schade aan oceaansystemen dusdanig dat zo’n systeem in elkaar kan storten. Een klassiek voorbeeld zijn de koraalriffen. Die verdwijnen voorgoed. Als we de uitstoot van broeikasgas niet sneller beperken, raakt het streven naar maximaal 1,5 graad opwarming uit zicht. Bij 2 of 3 graden zullen grote kritische systemen op plekken verdwijnen.

“Het kan zijn dat de opwarming een tijdelijk fenomeen is, en dat de temperatuur als de uitstoot is verminderd weer gaat dalen, bijvoorbeeld in de 22ste eeuw. Dat betekent bijvoorbeeld dat je actief CO2 uit de lucht moet halen. De technieken daarvoor worden nu ontwikkeld. Maar als voor die tijd bijvoorbeeld oceaanstromen zijn veranderd, keren die niet terug naar hoe ze waren. Dat zijn blijvende gevolgen. 

“We zitten nu al op ruim 1 graad opwarming. De gevolgen zie je voor een groot deel al: periodes met extreme hitte, droogte, overstromingen, vooral in de kwetsbare regio’s rond de evenaar. De bosbranden in Noord-Amerika en Australië. Bij 1,5 tot 2 graden opwarming verschuift de impact noordwaarts. Er komen vaker hittegolven, de intensiteit neemt toe. 

“We zien bij het IPCC dat er iets gaande is. Er is een grote mate van urgentie onder wetenschappers. Maar het is niet goed als de rapportages leiden tot fatalisme of doemgedachten, dat er geen handelingsperspectief meer is. Een dergelijke framing werkt verlammend: er is toch niets meer aan te doen.

“Die gevolgen zien we nu nog niet. Conflicten zijn de trigger voor migratie, het klimaat nog niet. Maar sinds de jaren tachtig is er een stroming in de literatuur die water wars voorspelt. Die scenario’s worden steeds realistischer: strijd om het water in de Nijl, om de Brahmaputra in Noordoost-India. 

“Het IPCC geeft geen aanbevelingen, maar opties voor overheden. We beschrijven de risico’s voor diersoorten, ecosystemen en mensen, maar dat gaat niet over het einde van de wereld.”

Het alarmerende IPCC-rapport van afgelopen april, dat stelde dat het waarschijnlijk niet gaat lukken om de opwarming binnen de anderhalve graad te houden, stelt dat er nog een ‘leefbare toekomst’ mogelijk is, als we onmiddellijk ingrijpende maatregelen nemen. “Bedoeld wordt een leefbare toekomst voor alle soorten,” zegt Maarten van Aalst, hoogleraar klimaatverandering, directeur van het Rode Kruis Klimaatcentrum en eveneens IPCC-hoofdauteur. 

“Er zitten grenzen aan in hoeverre mensen zich aan een warmer wordende wereld kunnen aanpassen. Op sommige plekken lukt dat niet meer. Het is makkelijker om een hittegolf te overleven als je de technische mogelijkheden ervoor hebt. Zonder aanvullende koeling zit er een harde fysieke grens aan hoeveel hitte mensen kunnen verdragen. Dat hangt af van de luchtvochtigheid. Je zweet om af te koelen. Maar naarmate de lucht vochtiger is, kan je lichaam de overtollige hitte moeilijker kwijt.”

Het gaat om de zogeheten natteboltemperatuur. Volgens het KNMI is dat “de temperatuur die een nat voorwerp, dat zich in een luchtstroom bevindt, krijgt door verdamping. Hoe droger de lucht, hoe groter het verschil tussen de nattebol- en ‘gewone’ luchttemperatuur. Bij een volledig verzadigde atmosfeer is er geen verschil. Als de natteboltemperatuur hoger is dan 35 graden, is de hitte dodelijk.”

In een stoombad kun je vijftig graden niet verdragen, maar in een droge sauna kun je het best een halfuurtje uithouden. 

Van Aalst: “Die grens is de grens zonder isolatie. Maar in de praktijk hebben we wél ventilatie. De Golfstaten bereiken die temperaturen een aantal dagen per jaar. Er zijn grote verschillen tussen hoe arm en rijk zich eraan kunnen aanpassen. De huizen in Qatar en Dubai hebben airco, maar bij de bouw van de voetbalstadions zijn Zuid-Aziaten onder andere vanwege de hitte bezweken.

“In Nederland halen we die fatale grenzen niet. Voor kwetsbare groepen ligt het anders. Het is als met een sauna: je houdt het een tijdje vol, maar niet een hele dag. Mensen horen van 1,5 graad opwarming en denken: waar gaat het over. Maar als de temperatuur gemiddeld opwarmt, nemen de extremen met een veelvoud toe. Je krijgt zwaardere en meer onverwachte overstromingen, hongersnoden, orkanen enzovoort.” 

Je kunt toch niet elke overstroming aan klimaatverandering toeschrijven? 

Van Aalst: “Door de opwarming zit er meer energie in het systeem, het hele systeem is actiever. Er is een verband tussen veranderingen in het gemiddelde en extremen. Meer waterdamp in warmere lucht betekent grotere hoeveelheden neerslag tegelijkertijd, meer en heviger tropische orkanen. Dat verband is aantoonbaar. Het voorkomen van de hitte van augustus 2020 is tien keer waarschijnlijker door klimaatverandering. De overstromingen van juli vorig jaar zijn negen keer waarschijnlijker. 

“Ik begrijp de zorgen over het gebrek aan urgentie. Maar als wetenschapper zou ik het niet hebben over het uitsterven van de menselijke soort. De mens is een soort die zich goed aanpast. De armere gebieden krijgen de hardste klappen. We moeten groei van de economie en de rijkdom ontkoppelen van toenemende uitstoot. Als je arm ben, ben je kwetsbaarder voor extremen. Om de elektriciteit voor zijn airco’s op te wekken bouwt India kolencentrales. Dat is een lastige trade-off.” 

Hoe ziet de wereld eruit in 2050? 

“Mijn werk is te kijken wat de opwarming nu al doet. 2050 heeft enorme onbekendheden: wat gebeurt er met machtsverhoudingen, conflicten? Dat is heel onvoorspelbaar. We kunnen wel paden ontwikkelen die de risico’s verminderen.”

Landkaartjes van hoe de wereld eruitziet als al het land- en zee-ijs is gesmolten, zijn populair op sociale media. Op een ervan, dat in juni rondging, is Nederland op Limburg na in zee verdwenen, net als Vlaanderen, Noord-Duitsland en Denemarken (dat grotendeels hoger dan 10 meter boven NAP ligt). De westkust van Frankrijk is ondergelopen, evenals de oostkust van Engeland, de Povlakte en de Baltische staten. De Kaspische Zee is bijna drie keer zo groot. 

Dat is wel heel erg veel ondergelopen land, zegt Marjolijn Haasnoot, die meeschreef aan het Europese hoofdstuk over water in het IPCC-rapport. “In de scenario’s van het IPCC zit dit niet. Dit soort plaatjes gaat uit van de situatie waarin al het ijs is gesmolten. De zeespiegelstijging is nu beperkt. Het gaat richting 30 centimeter in 2100, met een uitloper naar 1 meter 10. Er is een kleine kans dat ooit al het ijs van Antarctica smelt. Het is niet uitgesloten dat de zee in 2150 2 meter hoger is, of 5 meter, in het slechtste geval. 

“Dit soort plaatjes heeft veel aannames waar je vragen bij kunt stellen. Zelfs de komende tweehonderd jaar is dit niet realistisch. Het houdt geen rekening met de duinen en de dijken. Het is ook niet realistisch dat we niks gaan doen.” 

Hoeveel zeespiegelstijging kunnen we aan? 

Haasnoot: “De effectiviteit van maatregelen als dijkverhogingen en andere zeewering is beperkt. Maatregelen lopen tegen grenzen aan om harde redenen – dat het waterniveau zodanig stijgt dat het onoverkomelijk is – en om zachte: dat het te duur wordt. Technisch is veel mogelijk. Maar je kunt niet eindeloos dijken blijven ophogen. Als de druk van de stijgende zee te groot wordt, komt het water onder de bescherming door. En via de rivieren komt het water via de achterdeur binnen.

“Mijn ervaring is dat klimaatwetenschappers altijd heel feitelijk zijn: in dit scenario gebeurt er dit, in dat scenario dat. Ik maak mee dat ik feitelijk uitleg wat we hebben gevonden en dat mensen letterlijk met de handen in het haar zitten, van o jee, wat erg. Ik probeer ze te vertellen dat we er nog van alles aan kunnen doen. Bij een presentatie op Oerol vroegen mensen me: voel je je dan niet ongelukkig, als je dit weet?” 

De aarde is een klomp stenen. Die redt zich wel. Maar wij misschien niet

Wytske Versteeg, romancier en toekomstdenker

In de Volkskrant stond vorig jaar een verhaal over mensen die met een ‘ecodepressie’ naar een klimaatpsycholoog gaan. Chronische klimaatzorgen leiden tot klimaatstress en zelfs klimaatdepressies, stelt de Engelse klimaatpsycholoog Caroline Hickman in het stuk. Ze ziet het verschijnsel als ‘een gezonde, begrijpelijke reactie op wat er gebeurt met onze planeet’. 

Klimaatjournalist Jelmer Mommers van De Correspondent merkt dat de angst voor de gevolgen van de klimaatopwarming blijft toenemen, schrijft hij in een nieuwsbrief. Misschien moeten we niet overdrijven, stelt hij, misschien moeten we het niet erger maken dan het al is. Hij linkt naar een film van Extinction Rebellion, waarin iemand praat over het onderwerp ‘Heading for Extinction and what to do about it’. In andere films op YouTube melden wetenschappers en activisten dat we ons in ‘the Endgame’ van het leven op aarde bevinden. 

Als diersoorten op uitsterven staan, komen ze meestal eerst op de ‘rode lijst’ met bedreigde diersoorten. Op zeker moment zijn er nog maar enkele duizenden exemplaren van de soort over, dan een paar honderd, enkele tientallen, waarna op een droevig moment het laatste exemplaar sterft. 

Met de mensen gaat het vooralsnog de andere kant op. De wereldbevolking passeert dit jaar de grens van acht miljard zielen. Er komen elk jaar 83 miljoen mensen bij, volgens cijfers van de Verenigde Naties. De mensheid staat nog niet op de rode lijst.

Maar dingen kunnen veranderen. Het leven op aarde kende tot nu toe vijf golven van grootschalig uitsterven, schrijft Wytske Versteeg in eerdergenoemd Gids-artikel. Het zou kunnen dat we momenteel in de zesde golf zitten. 

Versteeg is fellow van de Urban Futures Studio van de Universiteit Utrecht, die, zegt ze over de telefoon, onderzoekt welke rol toekomstbeelden spelen en hoe je die beelden effectiever kunt inzetten. “Hoe we ons de toekomst voorstellen heeft enorme impact op wat we doen.” 

Dat voorstellingsvermogen laat te wensen over, zegt Versteeg. We kijken graag naar rampenfilms waarin de wereld vergaat, maar naar Hollywood-recept overleeft degene om wie je geeft. Het is het genre van de cosy catastrophe. De Apocalyps met borrelnootjes erbij. 

Versteeg: “Je kunt niet maar één verhaal over klimaatverandering vertellen; daarvoor is het onderwerp veel te groot. Er zijn veel negatieve verhalen, over schadelijk gedrag dat we moeten laten, dingen die we niet meer moeten doen. We kijken ook naar positievere beelden. Je hebt al die verhalen nodig om mensen van de urgentie te doordringen.

We zijn gewend aan schijnveiligheid. We konden ons de bankencrisis niet voorstellen voordat het zover was, zoals Joris Luyendijk schrijft. Net zo kunnen we ons weinig voorstellen bij een kernoorlog, omdat we die nog nooit hebben meegemaakt. Hersenen zijn kortzichtig. Met nadenken over de toekomst loop je vrij snel tegen grenzen aan, dezelfde als bij nadenken over geschiedenis.

“Het frame ‘uitsterven van de mensheid’ lijkt mij een valse horizon. Alsof we pas daarom iets hoeven te doen. De toekomst is er al, maar ze is ongelijk verdeeld. Lokaal sterft er al heel veel uit. Is dat niet erg genoeg? 

“Bij sommige radicale groepen zie je bijna een soort leedvermaak bij klimaatrampen. Dat ze er voldoening uit halen als het misgaat, van ‘zie je wel, dat krijg je ervan. Hadden wij het niet gezegd?’” Dat helpt niet, net zomin als de notie dat we ‘de aarde moeten beschermen’. “De aarde is een klomp stenen. Die redt zich wel. Maar wij misschien niet.”

bron: matthias giesen