Spring naar de content
bron: pexels

De stelling: ‘Uitbreiding van de EU is een goede zaak’

Na veel mitsen en maren gaf de Nederlandse regering aan het begin van de zomer uiteindelijk groen licht aan het kandidaat-lidmaatschap van Oekraïne en Moldavië. EU-toetreding is echter een proces van de lange adem, dus wat betekent deze status effectief, hoe zit het met de andere kandidaat-lidstaten en bovenal: moet de EU wel willen uitbreiden?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Pieter Jansen

JA

Hylke Dijkstra, universitair hoofddocent Europese Politiek aan de Universiteit Maastricht en lid van de Commissie Europese Integratie van de Adviesraad Internationale Vraagstukken

Waarom bent u het eens met deze stelling?

“Uitbreiding is een lang traject waarin veel van kandidaat-lidstaten wordt gevraagd, maar als zij zich bij de EU willen aansluiten en aan alle voorwaarden voldoen, dan is dat positief. Daarbij schrijven de Europese verdragen voor dat ieder land dat voldoet aan de criteria van Kopenhagen lid mag worden.”

Hebben eerdere uitbreidingen dan niet geleid tot moeilijkheden?

“Dat vind ik ingewikkeld, want stel je voor dat die landen niet bij de EU waren gekomen; dat de Baltische Staten geen lid waren geweest, en we aan onze oostgrens − met druk uit landen als Rusland en Turkije − geen verdediging hadden gehad. De huidige EU is niet meer voor te stellen zonder al die landen, de moeilijkheden met Polen en Hongarije ten spijt.”

Is een andere vorm van samenwerking niet verstandiger?

“Men pleit vaak voor een Europa van meerdere snelheden, maar dat is al de realiteit. Lidstaten zijn binnen de EU verschillend geïntegreerd, kandidaat-lidstaten hebben vaak associatieverdragen met de EU, en per stap die ze zetten in het toetredingsproces krijgen ze meer geld en begeleiding. Daarbij moeten we minder in uitkomsten en meer in processen denken. Een kandidaat-lidstaat wordt niet per definitie lid van de EU. Het toetredingsproces kent meerdere uitkomsten, kijk bijvoorbeeld naar Turkije.”

Is het überhaupt realistisch dat er snel nieuwe lidstaten toetreden?

“Met uitzondering van Montenegro, dat wellicht binnen vijf tot tien jaar kan toetreden, zie ik vooralsnog weinig perspectief voor de huidige kandidaat-lidstaten.”

NEE

Roelien Kamminga, Tweede Kamerlid VVD en tot voor kort woordvoerder Europese Zaken

Waarom bent u tegen deze stelling?

“De discussie over de Europese politieke en veiligheidssituatie wordt nu te veel gevoerd vanuit het idee ‘wel of geen lid’. Toetreding wordt daarmee een doel op zich. Het toetredingstraject is nu erg politiek, de criteria zijn onduidelijk en dit zorgt bij iedere kandidaat-lidstaat voor een andere situatie. De status is daarmee verworden tot een verzamelbakje, waar landen vaak lang in zitten zonder concreet vooruitzicht. Dit leidt vooral tot teleurstelling en frustratie.”

Andere vormen van samenwerking dan maar?

“Bij landen die nog een lange weg te gaan hebben voordat ze lid kunnen worden bieden andere manieren mogelijk een uitkomst. President Macrons idee van een politieke gemeenschap los van de EU kan interessant zijn en sluit aan op waar de VVD al jaren voor pleit: een Europa van meerdere snelheden. Bij de NAVO schuiven landen die geen lid zijn bijvoorbeeld af en toe aan om mee te praten. Dit principe kun je breder trekken. Zo geef je landen het idee dat ze al meebeslissen, ondanks dat ze niet officieel EU-lid zijn.”

En de geopolitieke argumenten voor uitbreiding dan?

“Natuurlijk moet je ervoor waken dat landen aan onze buitengrenzen ontvankelijk worden voor invloeden uit autocratische grootmachten als Rusland en China, maar juist die andere vormen van samenwerking bieden hiervoor een oplossing.”

Kunnen uitbreiding en verdieping van EU-samenwerking los van elkaar worden vormgegeven?

“Die discussies worden nu te veel parallel aan elkaar gevoerd, terwijl je juist goed moet nadenken over de vraag of en op welke manier uitbreiding en meer verdiepende samenwerking kunnen samengaan. Daarnaast is het de vraag of de huidige institutionele kaders van de EU passen bij een Unie met zoveel lidstaten, dus ook daar moet kritisch naar worden gekeken bij eventuele uitbreidingen.”