Spring naar de content
bron: Gabriël Kousbroek

De wraak van Knoet de Grote

G.H.B. is in het Deense Odense, waar hij wandelt door het nieuwe Hans Christian Andersen museum. Ook gaat hij weer naar Noma, naar verluidt het beste restaurant ter wereld, al was het vorige bezoek iets minder goed bevallen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door G.H.B. Hiltermann

Ach vrienden, het leven is gelijk een toiletrol: hoe dichter je bij het einde komt, hoe sneller het gaat. Ik wandel door het spiksplinternieuwe Hans Christian Andersen museum in het Deense Odense en ik waan mij weer in mijn onbezorgde jeugd. Wie is er niet opgegroeid met die sprookjes – en vergeet die prachtige tekeningen van Vilhelm Pedersen niet – die de fantasie van de jongeling vormden en voedden? 

Mijn liefhebbende moeder las ze allemaal voor: De sneeuwkoningin, Het lelijke eendje, De nieuwe kleren van de keizer, De standvastige tinnen soldaat, De Chinese nachtegaal, De prinses op de erwt, De kleine zeemeermin, De tondeldoos, Duimelijntje en Het meisje met de zwavelstokjes

Ongetwijfeld zal men op de Universiteit van Amsterdam deze schitterende vertelsels afdoen als seksistisch, racistisch, niet des wokes, islamofoob en homofoob en wat dies meer zij. Ik heb hierop maar één reactie: mevrouw Wekker en haar gideonsbende kan de pot op (pun not intended) met al die gekkigheid en die moderne fratsen. 

In een volgende versie van Disney’s Little Mermaid heeft de zeemeermin een non-binaire staart

Overigens ontwierp mijn goede vriend, de Japanse toparchitect Kengo Kuma (die u natuurlijk kent van het nieuwe Olympische stadion in Tokyo), het Hans Christian Andersen museum. Kuma liet zich inspireren door het sprookje De tondeldoos. Hierin onthult een magische boom een ondergrondse wereld. Ik citeer: “Het idee achter het ontwerp evenaart Andersens methode, waarbij een kleine wereld zich opeens ontplooit tot een groter universum.” 

Wat een gruwelijk sprookje was dat, maar met een gelukkige afloop! Ik citeer uit de losse pols: 

“Wat wil je eigenlijk met die tondeldoos?” vroeg de soldaat.

“Dat gaat je niks aan!” zei de heks. “Jij hebt nou toch je geld gekregen. Geef mij dus de tondeldoos maar!”

“Niks daarvan!” zei de soldaat. “Vertel me ogenblikkelijk wat je ermee wilt, of ik trek mijn sabel en sla je rotkop eraf, enge heks!”

“Nee,” zei de heks.

Toen hakte de soldaat de kop van de romp van de lelijke heks. Daar lag ze! Maar hij bond al het geld in haar schort, gooide die als een buidel over zijn rug, stopte de tondeldoos in zijn zak en liep recht naar de stad om eens duchtig feest te gaan vieren.

Wat ik natuurlijk herken bij Andersen, is zijn liefde voor reizen. Lees het chapiter ‘Reizen is leven’, in zijn autobiografie Het sprookje van mijn leven en u zult denken: het is warempel net ons aller G.H.B.!

Henrik Lübker, de curator van het museum, vertelde mij dat hij nog steeds verdrietig is over de verkrachting van De kleine zeemeermin door de Disney-film-boeren. In het origineel van Andersen krijgt zeemeermin Ariël prins Erik niet, maar bij de erven van die oude Hitler-fan geschiedt zulks wel, want de yankees zien nu eenmaal graag een happy ending. Mark my words: in een volgende versie van Disney’s Little Mermaid heeft de zeemeermin een non-binaire staart. 

Ik citeer uit het einde van het sprookje, vrienden:

“Gij, arme, kleine zeemeermin hebt met uw geheele hart naar hetzelfde getracht als wij, gij hebt gevoeld en geleden, u verheven tot de wereld der luchtgeesten, nu kunt gij u zelf door goede werken een onsterfelijke ziel geven na driehonderd jaar.” En de kleine zeemeermin hief hare lichte armen op naar Gods zon en voor het eerst voelde zij tranen.

U begrijpt, vrienden, dat ik bij herlezing van dat sprookje in mijn suite ook even zachtjes moest schreien, want het gaat over ons verlangen naar onsterfelijkheid. Nou moet ik eerlijk toegeven dat ik een paar kelkjes Aalborg Taffel Akvavit had gedronken en naar Frank Sinatra luisterde, ach, u kent dat liedje wel:

But now the days are short

I’m in the autumn of the year

And now I think of my life as vintage

Ik dacht aan mijn moeder en aan onze bezoekjes aan de Bedriegertjes bij Kasteel Rosendael, het Drielandenpunt en natuurlijk aan Theehuis De Waarbeek in Hengelo, met zijn schitterende tuinen en roeivijver. Good clean fun, vrienden. Zulks komt nooit meer terug in deze tijden van videospelletjes op de Nokia of hoe die nieuwe technologie ook mag heten. 

bron: Gabriël Kousbroek

De fles zeer oude akvavit had ik overigens gekregen van mijn goede vriend René Redzepi, de kok van Noma in Kopenhagen, naar men zegt het beste restaurant van de wereld. Daar voeg ik altijd gekscherend aan toe: maar dan kent men Old Dutch aan de Rochussenstraat in Rotterdam nog niet! 

Ik was uitgenodigd voor de opening van het zomerseizoen van René en die had wel wat goed te maken, vandaar die kruik levenselixer. De laatste keer dat ik bij René at, werd ik geveld door de wraak van Montezuma of, om in de couleur locale te blijven: de wraak van Knoet de Grote, de legendarische Viking-koning. 

Ik dacht eerst dat mijn rendierpenis-ragout of mijn eendenhersentjes verkeerd waren gevallen, maar het bleek dat een personeelslid heur handen niet had gewassen na het toiletbezoek, met als gevolg dat alle gasten geveld werden door ‘racekak’, zoals mijn interieurverzorgster Agaath het verschijnsel altijd spottend noemt. Als zulks nou bij een Egyptische shoarmaboer gebeurt, soit, maar als je net voor zeshonderd euro hebt zitten souperen, wordt het toch een ander verhaal. 

Binnenkort ga ik lunchen bij de Boertjes van De Librije en als dan weer het hele restaurant aan de ‘slingerpoep’ geraakt (excusez le mot, ik citeerde wederom die dekselse Agaath), dan wordt het tijd dat ik eens bij een internist langsga met mijn grote boodschap in een bakje tupperware. 

Ik was namens René nog uitgenodigd om een praatje te houden op het World Santa Claus Congress in Bakken, het oudste pretpark van de wereld, maar dat heb ik beleefd afgewimpeld. Ik ben misschien een beetje excentriek, maar niet seniel. En tienduizenden kerstmannen hartje zomer in Denemarken, dat gelooft zelfs Agaath niet. Ik wens u een fijne vakans en zie u in het najaar. Tabee, vrinden!