Spring naar de content

Platte en ongevoelige schimpscheuten

Wanneer Rob om advies vraagt over een eventuele overstap van De Telegraaf naar het Egmondse medium Flessenpost, haalt Arthur herinneringen op aan het begin van zijn carrière, bij nieuwsblad Ede Stad. Algauw vliegen de Foute Jongens elkaar weer in de haren.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Foute Jongens

Rob: Tussen u en mij, mijnheer Van Amerongen: uw bejaarde penpal heeft een aanbod gekregen dat zelfs hem, op zijn leeftijd, nog kleine kopjes in de pendek bezorgt. Voor beklinking van de zaak is slechts mijn jawoord vereist, maar aan de andere kant word ik nog steeds door twijfels geplaagd. Indien ik mij inderdaad tot ondertekening van het contract laat verleiden, zal dat namelijk verstrekkende gevolgen hebben voor mijn functioneren als chroniqueur van de samenleving, in dier voege dat ik mijn gedachten over al wat op het ondermaanse gaande is dan vanaf een veel kleiner platform met de lezer zal moeten delen.

Aan mijn aarzeling ligt nog een andere reden ten grondslag: angst. Het idee alleen al dat ik het warme nest dat de T reeds 46 jaar voor mij vormt ervoor zal moeten verlaten, bezorgt mij de beverik, om het maar eens zoals wijlen Jan Heuvel te zeggen. (Ik citeer deze legendarische Amsterdamse horecaman tevens omdat ik de mening ben toegedaan dat hij nimmer in de vergetelheid mag verdwijnen. Zijn lijfspreuk ‘Waar een bil is, is een bef’ – die mijn enigszins hardhorende schoonmoeder tijdens een zeldzaam gezamenlijk bezoek aan zijn etablissement tot haar plezier deed concluderen dat zij met een hardwerkende caféhouder met een groot doorzettingsvermogen van doen had – getuigt weliswaar van een ordinaire inslag, maar hangt wel degelijk ingelijst aan een muur van mijn kantoor.)

Jij eindigt op je ouwe dag zoals ik ooit begon: als krullenjongen bij een huis-aan-huisblad

Arthur van Amerongen

Nooit gedacht dat ik u om advies zou vragen. Wie uw neiging tot vunzigheid tegenover mijn rechtschapenheid zet – ik noem ons beider meest kenmerkende eigenschappen – beseft dat onze werelden daarvoor te ver uit elkaar liggen. Nu, echter, heb ik zelfs aan uw goede raad behoefte. De zaak is zo: de aanbieding komt van Flessenpost uit Egmond, een online orgaan dat met name de inwoners van de drie Egmonden tracht te bereiken. Zoals u weet – u verbleef daar zelf ook enige tijd als bleekneusje – is dat een verzameling kustdorpen waarvan ik als bewoner deel uitmaak wanneer het mij niet langer lukt om mijn verblijf in Amsterdam, waar ik een grachtengordelappartement bezit, naar tevredenheid te verlengen.

Voor dat laatste zal ik u een belangrijke reden noemen: in de persoon van de heer R. Groot Wassink is daar een GroenLinks-wethouder aan het bewind die er niet voor terugdeinst om het lot van de autochtone homoseksuele medemens met het wegmoffelen van rapporten over islamitische potenrammerij aan zijn diversiteitsobsessie ondergeschikt te maken. Dankzij dit soort bestuurlijke onverkwikkelijkheden wordt het mij, als rechtgeaarde liberaal, soms dusdanig droef te moede in 020, dat ik als de wiedeweerga naar Egmond vlucht.

Enfin, die aanbieding dus. Geruime tijd schrijf ik al een maandelijks cursiefje voor Flessenpost, waarin mijn ervaringen als duinwandelaar, strandjutter en zeehondenfluisteraar regelmatig het onderwerp vormen. Het kan niet worden ontkend dat het mij een zeker aanzien in het dorp verstrekt – laatst hoefde ik een kop koffie, zoals genuttigd in het vermaarde strandpaviljoen De Uitkijk, niet af te rekenen. En nu heeft de hoofdredacteur mij gevraagd om vaker te publiceren. Dat zou betekenen, mijnheer Van Amerongen, dat ik mijn positie bij de T dien te heroverwegen. Het is het een of het ander. Is dat het waard? Heeft ú ervaringen op dit gebied? Voordat ik de knoop doorhak, verneem ik dat graag van u.

Arthur: Kennelijk zijn zowel De Telegraaf als de notoire Flessenpost niet op de hoogte van de transfer van de eeuw op journalistiek gebied. Ik werd namelijk gelijk een Messi en een Ronaldo bij de Volkskrant weggekocht door de bengels van GeenStijl. Ik kom daar zo dalijk op terug. Wat ik fascinerend vind, is dat jij op je ouwe dag eindigt zoals ik ooit begon: als krullenjongen bij een huis-aan-huisblad. 

Als jongste bediende van Ede Stad had ik al snel doorgekregen hoe ik gratis aan drank kon komen. Vrijwel dagelijks was er wel een braderie, werd er een winkel geopend of jubileerde de directeur van de meelcoöperatie of van de Boerenbond. En altijd was er jenever. Ik belde dan mijn vrienden het adres van de receptie door en even later zaten we gezamenlijk rond een tafel, vrolijk bolknaks paffend. De pers werd in de provincie nog met alle egards behandeld en we waren de koning te rijk.

Lang duurde mijn carrière bij Ede Stad niet. Eens moest ik naar een modeshow voor bejaarden. Naarstig trommelde ik mijn vrienden weer op en eenmaal in het bejaardencentrum gaven we ons over aan de jenever. Aan het eind van de middag ben ik naar huis gedragen. Zonder aantekeningen moest ik de volgende dag een stuk in elkaar flansen. Het werd een echte gonzo-reportage over een wervelende modeshow, met uitzinnige bejaarden die de tent afbraken. Er was zelfs een bejaarde met hartklachten in het ziekenhuis opgenomen. Twee dagen later werd ik door een woedende hoofdredacteur op het matje geroepen. Het betreffende modehuis wilde niet langer in Ede Stad adverteren.

Nooit gedacht dat ik u om advies zou vragen

Rob Hoogland

Toch bleef ik, ondanks deze vernedering, mijn droom koesteren: eindigen bij Vrij Nederland. Joop ‘meester op het floret’ van Tijn was een soort God die reputaties kon maken en breken, althans dat vond hij zelf, en het wekelijks bijvoegsel gold als het walhalla van de journalistiek. Ik werd dan ook lid van die gideonsbende. Als je dat supplement nu terugziet, schrik je je een hoedje. Het dieptepunt was toch wel Gerard van Westerloo die drie maanden op de pont tussen Amsterdam Centraal en het vermaledijde Noord bivakkeerde en daar vervolgens 87.000 woorden aan wijdde. Toch zei ik tegen Joop dat die gebakken lucht Pulitzerprijs-waardig was.

In mijn tijd was het ook heel gewoon dat Felix ‘Blackadder’ Rottenberg Max van Weezel en Leonard Ornstein (de PvdA-stromannen van VN) belde en woedend riep dat het blad al een week niks over de PvdA had geschreven. Dan kochten Maxi en Leo een krat bier en hield Rottenberg – die toen nog net zoveel krullen had als Didi Samsom – audiëntie op de burelen van de VN. Maxi en Leo brachten vervolgens de toespraak van Rottenberg naar de zetter. Een week later was dat dan de opening van Vrij Nederland en werden de vrijblijvende instructies met buitengewoon veel interesse uitgevoerd door de PvdA-fractie in Den Haag.

Heb jij ook dat gevoel dat er niet één verhaal van jou de tands des tijds zal overleven, laat staan dat het ooit bestudeerd zal worden aan de School voor de Hoernalistiek? Mijn enige reportage die een beetje de moeite waard was, was die over Afghanistan, kort na 9/11. Ik was in Tadzjikistan beroofd door een hoer, was zwaar aan het afkicken van de heroïne en had een delirium tremens van de wodka. Wat wilde je precies weten over mijn spraakmakende transfer naar GeenStijl en wat voor advies wil je precies over hospice De Flessenpost?

Rob: Jammer dit, heel jammer. Wil ik een serieuze conversatie opzetten over mijn vermoedelijk toch echt niet meer zo langdurige toekomst als cursivist, reageert u eerst, in al uw egocentrisme, met een terugblik op de bedroevende start van uw eigen carrière, toen uiteraard reeds van alcohol doordrenkt, en daarna met platte en ongevoelige schimpscheuten. Krullenjongen. Hospice De Flessenpost. Hoe durft u, mijnheer Van Amerongen. Dit doet zoveel pijn. Ik had het kunnen weten, maar ik liet mij er toch weer door verrassen.

Laat ik het maar toegeven: ondanks de aarzelingen zoals in mijn eerste bijdrage aan deze aflevering omschreven zag ik dankzij deze spectaculaire move, die ons vakblad Villamedia ongetwijfeld in rep en roer zou hebben gebracht, een passend einde van mijn loopbaan opdoemen.

Het allereerste wat ik in de journalistiek deed, halverwege 1972 op de sportredactie van het Noord-Hollands Dagblad in Hoorn, bijna vijftig jaar geleden dus (!), was een interview afnemen met de 83-jarige kampioen biljarten van een bejaardensoos in de Coenstad. Welnu, zo wilde ik ook weer eindigen, als sterreporter van Flessenpost.

Jij kent me inmiddels een beetje en je weet dat ik van een geintje hou op zijn tijd

Arthur van Amerongen

Wij hebben in Egmond aan Zee de Prins Hendrik Stichting, vroeger een rustoord voor zeevarenden, maar tegenwoordig een verzorgingshuis voor in geestelijk opzicht behoeftige bejaarden, omdat ze de tent allang niet meer met gepensioneerde schippers, matrozen en hun wederhelften kunnen vullen. Daar moet een senior te vinden zijn die regelmatig het derp in trekt – de Egmonders zelf noemen Egmond aan Zee het derp – om er de keu ter hand te nemen. Die wilde ik interviewen, tenslotte. Van biljartopa naar Björn Borg naar Willem Drees sr. naar Mark Rutte naar biljartopa, zó wilde ik de cirkel in Flessenpost rond maken. Alle vijf sprak ik immers uitgebreid, in die halve eeuw.

Maar ik doe het niet. Mijn besluit staat ineens vast. Ik blijf lekker bij de T, zoals ik De Telegraaf sinds de roemruchte app-conversatie tussen de heer Grapperhaus en mevrouw Halsema na de BLM-manifestatie op de Dam graag noem. ‘De T is nu eenmaal de T’, zei de heer Grapperhaus toen. Als voormalig copywriter heb ik Mediahuis destijds onmiddellijk voorgesteld om daar onze nieuwe slogan van te maken, maar dat durfden ze niet aan. Ik blijf lekker bij de T omdat ik bij nader inzien geen afscheid wil zoals dat van een niet geheel en al onbekende collega van mij, die onlangs een mooie betrekking bij de Volkskrant (ondanks alles een gerenommeerd dagblad) verruilde voor een functie als roadpublicist bij het vulgaire online platform GeenStijl.

Meneer noemt dat zelfs ‘de transfer van de eeuw’!

Kent u hem, mijnheer Van Amerongen?

Zo ja, vindt u dat slim van hem?

Ik niet!

Arthur: Dat is die gast die zich voor mij uitgeeft! Die ‘Arthur van Amerongen’, die zich ook wel Don Arturito noemt, en soms zelfs de Nederlandse Hunter S. Thompson, bezoekt herenclubs en sterrenrestaurants in gans het land en koopt in Amsterdam smerige rotdrugs op de pof bij mijn vrienden van kleur uit de Overzeese Geslachtsdelen en roept dan: stuur de rekening maar naar de Volkskrant, waarin ik elke week een column heb, en als u mij nou niet snel die ganzenlever serveert, dan schrijf ik u helemaal kapot! Rapido, zegt die fraudeur dan ook nog, en dan klapt hij in zijn handen en roept tot overmaat van ramp heel denigrerend: chop chop! Yalla yalla! 

Jij kent me inmiddels een beetje en je weet dat ik van een geintje hou op zijn tijd, mits respectvol en goed getimed, maar dit soort walgelijk koloniaal gedrag is mij volkomen vreemd, toean besar. 

Ik kreeg laatst een telefoontje van hoofdredacteur Pieter Klok en die zei: er ligt hier een vies vodje papier met een nauwelijks leesbare tekst en toen moest Hendrik, de non-binaire hoofdredactiesecretaresse, erbij komen om het te ontcijferen: 8 gram ketamine, 6 gram krekkie, 20 gram heroïne, een literfles poppers en een half dozijn xtc-pillen. 

Klok zei vertwijfeld: Tuurtje, ik heb laatst al 1800 euro overgemaakt naar ene Dikke Jan van seksclub Vienna aan de Rijnstraat, maar deze rekening ga ik echt niet vereffenen, jonge vriend. 

Ik interviewde de 83-jarige kampioen biljarten van een bejaardensoos in de Coenstad

Rob Hoogland

Kijk, Hoogland, toen wist ik dat er iets niet klopte, want Vienna zat toen potdicht vanwege de corona. Ik ken daar toevallig wel de kommersjele sekswerkers Tatiana uit Chişinau (dat is de hoofdstad van Moldavië) en Pemika ‘Pynk’ Ditsaya-methanont, die zegt dat hij miss Korea was in 2004, en Thalita Zampirolli uit Brazilië, die Dikke Jan heel respectloos etaleert als een tsjik met een dik. Die komen weliswaar gewoon bij je langs, maar nooit ofte nimmer kan zulks oplopen tot 1800 euro. 

Jesses, dan moeten ze wel hele rare kamasutrale capriolen uithalen. Voor 1800 piek kan je minimaal twee Siamese tweelingen bestellen via het dark web! Nu we het toch over seks hebben: heb je #Sybrengate gevolgd? Mijn liefste vijand krijst dat hij bijna verkracht werd door Zihni Özdil. Nou ken ik Zihni vrij goed en we delen dezelfde hobby’s, maar hij zou zo’n vies ding als Sybren Kooistra nog niet met een vinger aanraken. Kooistra deed gewoon een Jellebrandtcorstiusje. 

Hetgeen mij op een goed idee brengt: ik ga rondbazuinen dat jij mij probeerde te verkrachten op de golfbaan van Vale do Lobo en dat ik toen op het laatste moment gered werd door Louis van Gaal. En die hield al niet van De Telegraaf. Jouw reputatie gaat eraan, vlerk! Vergeet je feest vanwege het treurige feit dat je vijftig jaar in de journalistiek zit maar!