Spring naar de content

De gruwelen van de feestdagen

Kerstmis en oud en nieuw halen niet altijd de beste herinneringen naar boven in de Foute Jongens. Rob kreeg bezoek van opdringerige ooms en tantes, en Arthur werd in familiekring vergast op tenenkrommende zang.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Foute Jongens

Rob: Toeval bestaat niet, zegt de een. Alles is toeval, zeggen anderen. Zkv-schrijver A.L. Snijders, die ik nog steeds mis, was een aanhanger van de laatste theorie. Om te voorkomen dat u nu bevangen wordt door de vrees dat ik met een onleesbare theoretische verhandeling over begrippen als synchroniciteit en serendipiteit op de proppen kom, haast ik mij te verklaren dat ik slechts wil wijzen op het feit dat Spotify zojuist, op het moment dat ik aan dit stuk wilde beginnen, als achtergrondmuziek ineens It’s the Most Wonderful Time of the Year van Andy Williams ten gehore bracht.

Ik zweer het u, mijnheer Van Amerongen!

Ik wil het over de ellende van de feestdagen hebben en dan krijg ik dit voor mijn kokosnoot!

Toen ik halverwege de jaren tachtig voor het eerst De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera las – het boek werd later nog fraai verfilmd door Philip Kaufman – ontwikkelde zich bij mij vrijwel direct de gedachte dat het leven mij juist niet licht genoeg kan zijn. In mijn columnistische bijdragen deed ik daar regelmatig kond van, waarna ik meestal een holadijeestukje componeerde dat zelfs Benny Hill niet had aangedurfd. 

Toch is er inderdaad één jaarlijkse periode waarin neerslachtigheid en twijfels over het nut van het bestaan bij mij de overhand dreigen te krijgen. Het betreft de laatste weken van december en de eerste twee, drie dagen van het nieuwe jaar.

It’s the most wonderful time of the year

With the kids jingle belling

And everyone telling you

Be of good cheer

It’s the most wonderful time of the year.

Het schalt as we speak door de speakers in mijn werkkamer en het brengt mij in één keer terug naar mijn jeugdjaren, toen Andy Williams met die eeuwige plastic glimlach van ’m wekelijks onze huiskamer terroriseerde. Vergis u niet, collega, The Andy Williams Show was een van de meest bekeken televisieprogramma’s. Ik vluchtte altijd naar mijn zolderkamertje als er een aflevering werd uitgezonden, maar tijdens kerst en nieuwjaar werd mij dat niet toegestaan. Het moest wel gezellig blijven, zeiden mijn vader en moeder. 

De dood werd mijn trouwe metgezel, omdat ik er zo vroeg mee geconfronteerd werd.

Arthur van Amerongen

Regelmatig hadden wij dan bijvoorbeeld ooms en tantes op bezoek die wij verder het hele jaar godzijdank niet zagen, maar met wie op dat moment dan zo nodig de vredesgedachte diende te worden gedeeld. Nog erger was dat zij dan vaak ook bleven eten en oom Gerben nota bene tijdens het nuttigen van míjn kalkoenpoot stiekem probeerde te voetjevrijen met mijn moeder.

Zalig kerstfeest!

Gelukkig nieuwjaar!

Ik hoor de wensen nog geuit worden, ik voel het vocht van de bijbehorende zoenen van tante Geertruida – de ernstig op Bessie Turf gelijkende vrouw van oom Gerben – nog langs mijn bleke jongenswangetjes lopen. Horror, mijnheer Van Amerongen, pure horror! En niemand die er iets van meende. Toen, zo verzeker ik u, is de kiem voor mijn weerzin tegen de winterfeestdagen gelegd. En dan werd ik dus niet eens religieus opgevoed. Wij waren niks, thuis. De kerstboom ontbrak niet, maar de geboorte van het kindeke speelde geen rol. Mag ik aannemen dat dat bij u thuis in Ede wél het geval was?

Arthur: De feestdagen bij de Van Amerongetjes, oef, Hoogland. A blast from the past. Dat was De avonden van Gerard Reve, maar dan ongezellig. Hiermee doe ik mijn lieve ouders wel tekort, want ze deden hun best. Met Sinterklaas werden ik, mijn broertjes en mijn zusje overladen met cadeaus. Ik heb een foto van zo’n viering. Mijn broertje Gerard ligt op een ziekenhuisbed bij ons thuis. Hij is kaal en uitgemergeld door de jeugdkanker en de chemotherapie. Op dat bed liggen cadeautjes uitgestald. Mijn moeder staat achter het bed te lachen. Mijn zusje, die drie jaar jonger is dan ik, op de achtergrond, verdrietig kijkend. Voor het bed zitten mijn tien jaar jongere broertje Willem, die nu in Thailand woont, en ik.

Ik was vol aan het puberen, had een Donny Osmond-kapsel en een spijkerpak. Op die kiek speel ik quasi-cool met mijn hondje Blackie, die geheel wit was. Het is een bizar tafereel, vol verdriet en opgeklopte feestelijkheid. Ik koester die foto, niet uit een soort masochisme, maar om niet te vergeten waar ik vandaan kom. En het is ook memento mori. Denk eraan te moeten sterven. De dood werd mijn trouwe metgezel, omdat ik er zo vroeg mee geconfronteerd werd. Nu ik met negen tenen in het graf sta en de onwelriekende adem van Magere Hein scherper ruik dan ooit, vind ik het allemaal wel best. Kom maar op, trouwe metgezel, ik lust je rauw. 

Mijn vader maakte altijd foto’s, overal en van iedereen, en bij voorkeur op familiefeestjes. Dan hoefde hij niet te socializen met de broers van moeder – die hij haatte – en had als smoes dat hij alles moest vastleggen. Hij heeft mij ooit gefotografeerd op de sinterklaasviering bij de Kema. Ik zit jankend op schoot bij de goedheiligman, vermoedelijk omdat ik diens pielemuis voelde prikken. Dat was nog mijn vrolijkste sinterklaasviering ooit, kan je nagaan. 

Ik zal je zo vertellen over onze kerstfeesten en het oudejaarsavondritueel. Maar eerst nog even over de Kema, je weet wel, die sticker van Kema-keur op je strijkijzer. Mijn vader was chemicus, had in Wageningen gestudeerd en werkte de rest van zijn leven bij de Kema in Oosterbeek. Hij kon nog geen ei koken, met zijn twee linkerhanden, maar verrichtte vreemd genoeg wel onderzoek met uranium. Ik moet nog ergens een foto van hem hebben in een ruimtepak.

Toeval bestaat niet, zegt de een. Alles is toeval, zeggen anderen.

Rob Hoogland

Paps vertelde me ooit met enige schaamte dat het radioactieve afval gewoon de grond in ging op het terrein van de Kema. De zoon van de opzichter van de Kema speelde altoos in het zand van het terrein en overleed aan kanker. Bij mij bleef de schade beperkt tot twaalf tenen en twee enorme piemels, maar desondanks bleek ik – als geëxcommuniceerd lid van de linkse kerk – niet interessant genoeg voor het programma Andere Tijden, dat een hele aflevering aan het schandaal wijdde. Tegenwoordig staat het hippe Paviljoen van de Kookplaats op de verdoemde Kema-grond. De menukaart is lichtend groen volgens de jou welbekende Hanny Roskamp, die regelmatig gaat snacken op die gifgronden. Ik ga je zo vertellen over mijn gruwelijkste kerstmisherinnering, maar wellicht kan jij daar nog overheen!

Rob: Laten we er geen wedstrijdje van maken, mijnheer Van Amerongen. Zoals ik reeds vertelde, kan het leven mij niet licht genoeg zijn en daarom laat ik uw onthulling, waarnaar ik in de eerste plaats uitkijk omdat een zekere hang naar platvloersheid en obsceniteiten mij niet vreemd is, voorafgaan door een anekdote waaruit blijkt dat er wel degelijk een kerstfeest is geweest waar ik met genoegen aan terugdenk.

Wij schrijven december 1981, collega. Ik heb zojuist een verblijf van een dag of vijf op Sri Lanka achter de rug, waarvan ik mij bijvoorbeeld de taxirit, na mijn aankomst, van het vliegveld naar mijn hotel Mount Lavinia in de outskirts van Colombo herinner, het voormalige Britse gouverneurshuis op dat paradijselijke eiland. De taxichauffeur moest onderweg tanken, ik stapte uit zijn auto om mijn benen te strekken en ik werd terstond aangesproken door een heerschap dat op een jongetje van een jaar of acht wees. “You like to fuck my little sister?” vroeg hij.

De toon was gezet!

De voorkamer stond op oudejaarsavond blauw van de sigarenrook. Bolknaks waren pa’s enige geneugte.

Arthur van Amerongen

Enfin, ik zou in Bombay, tegenwoordig Mumbai, het WK hockey verslaan dat op 29 december van dat jaar zou beginnen en kon daar na dat vijfdaagse verblijf op het voormalige Ceylon alleen via Karachi naartoe vliegen. Daar wachtte mij op 24 december een verrassing: er stond mij eerst drie dagen later een vlucht naar Bombay ter beschikking. Dat betekende dat ik de kerstdagen in het Midway House in Karachi diende door te brengen. Deze grote Pakistaanse stad was een belangrijke KLM-hub, reden voor onze nationale luchtvaartmaatschappij om een belang in dat hotel te nemen. Er logeerde altijd wel een KLM-bemanning en dat was ook toen het geval.

Hoe viert men kerst in een streng-islamitische en dus volledig drooggelegde stad? Zowel de bemanning als ikzelf had op Schiphol – onafhankelijk van elkaar, maar we kenden onze pappenheimers – een aantal flessen alcoholhoudende drank ingeslagen, waarvan er bij de aankomst op Karachi Airport eentje onderhands bij de dienstdoende douanier diende te worden ingeleverd. Anders zou alles in beslag worden genomen. Met de resterende flessen whisky, gin en rum vierden we gezamenlijk het kerstfeest in de hermetisch afgesloten tuin van het Midway House, al slaagden verschillende Pakistani er nog wel in om ons vanachter het hek toe te schreeuwen dat zij in ruil voor een fles drank een aanzienlijke hoeveelheid hasj in de aanbieding hadden.

Ach ja, die islam toch.

Hoe dan ook: niemand ging op die aanbiedingen in, en op het moment dat in Nederland het kerstontbijt werd geserveerd, werkten de KLM’ers en ik in dezelfde tuin (in Karachi was het vier uur later) een tafeltennistoernooi af, waarbij ik alle stewardessen behalve eentje versloeg. ’s Avonds lieten wij ons de kerstmaaltijd serveren, waarvan het menu ons reeds op een schoolbord naast een armzalig plastic kerstboompje in de hotellounge was aangekondigd: voorgerecht kippensoep, hoofdgerecht bami, dessert pudding. Dit alles begeleid met ontelbare glazen jus d’orange, die door de toevoeging van het een en ander steeds transparanter werden.

Ik weiger verder in detail te treden.

Maar voor mij was het wel het leukste kerstfeest ooit.

Arthur: Daar kan ik wel overheen, ouwe. Mijn gruwelijkste kerstavond moet zijn geweest rond 1974. Ik woonde nog thuis en had een vriendinnetje, Astrid. Die had een hippe broer en die woonde buiten Ede, echt in de brousse, in een boerderij. Er waren drugs, er was heel veel drank, en er was heel veel vet eten van de Chinees. Op een gegeven moment ging ik knock-out en bracht mijn schoonbroer mij naar de Nachtegaallaan in Ede. Ergens tussen Bennekom en Ede moest ik projectielkotsen. Bijna al het braaksel landde in de auto van de zwager, die keiharde remde in de berm. Ik kroop naar buiten, onder de kots, en wat denk je? Ik flikker zo in een poepsloot! Stond ik daar tot mijn middel in de stront, met mijn bovenlijf vol kots. Ik bivakkeerde helemaal op de zolder van ons enorme ouderlijk huis en ben op de een of andere manier naar boven gekropen, een goor slakkenspoor achterlatend, dat wil jij niet weten, amigo. 

De volgende dag was het dus Kerstmis en mijn moeder – een echte Miep Kraak – heeft voordat ze naar de kerk ging de hele boel schoon staan schrobben, het arme mensje. Ik schiet vol, want ik mis die lieverd, die alles zo goed bedoelde en altijd voor iedereen klaarstond. Op oudejaarsavond zong ze gezang 160 van Rhijnvis Feith: “Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen.” 

Hoe viert men kerst in een streng-islamitische en dus volledig drooggelegde stad?

Rob Hoogland

Mijn ouders maakten – helaas – zelf muziek. Eerst was er een harmonium, ook wel traporgel genoemd. Daarna kwam er een massief kerkorgel dat praktisch de hele voorkamer vulde. Mijn vader speelde met een sigaar in de mond psalmen, geholpen door een nummersysteem dat op de toetsen lag. Mijn moeder begeleidde hem met zang. Ik zou het tafereel huiselijk, warm en gezellig kunnen noemen, maar ik vond het tenenkrommend vreselijk. De voorkamer stond op oudejaarsavond blauw van de sigarenrook. Bolknaks waren pa’s enige geneugte. Op de tafel een schaal met verkoolde appelflappen en oliebollen. Pa haalde altijd siervuurwerk bij de ijzerwinkel en droeg een veiligheidsbril als hij dat heel voorzichtig aanstak. Ik mocht niet mee naar buiten en drukte mijn gezicht tegen het raam. Alle andere kinderen waren op straat. 

Op de laatste avond van het jaar mocht pa van mama twee advocaatjes naar binnen lepelen. Daar werd hij tipsy en een beetje baldadig van. Als mama dan even wegliep, zong hij zijn versie van gezang 160: “Uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaap door ’t veen. Ambtenaren uitgezonderd, geldt deez’ regel iedereen.” Daar moesten we allebei vreselijk om lachen, papa en ik. Ik mis mijn oudjes. 

Hoor ik je daar zachtjes wenen, heer Hoogland? 

Boas festas! 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.