Spring naar de content
bron: kippa

Theoland, het land van Moet Kunnen

“We leven in het land van Moet Kunnen”, schreef Jan Kuitenbrouwer kort na de moord op zijn gewezen boezemvriend Theo van Gogh. Zeventien jaar later is er nauwelijks iets veranderd. “Dertig procent van alle werkenden in Nederland krijgt met verbaal en/of fysiek geweld te maken, bijna twee keer zoveel als in andere Europese landen. Verklaring: in Nederland wordt zulk gedrag gebagatelliseerd en onder de mat geveegd.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Ook ik denk, als het weer 2 november is, aan Theo van Gogh. Ook op andere momenten in het jaar, we waren ooit immers boezemvrienden. Het spijt me nog steeds dat dat niet zo kon blijven. Op het moment dat hij vermoord werd was ik liever dikke vrienden met hem geweest dan gebrouilleerd, hoe gek het misschien ook klinkt. Op afstand rouwen is moeilijker dan dichtbij. Dat de vriendschap gedoemd was, lijdt geen twijfel. In het tableau van mensen dat hij uiteindelijk om zich heen had, zou ik misstaan. Die waren te dom of te slim om hem tegen te spreken. Ik zat daartussenin, denk ik.

Een paar dagen na zijn dood schreef ik een opiniestuk in de Volkskrant, getiteld ‘Made In Holland’. In de commentaren over de moord ging het vooral over het moslimextremisme. Logisch, gezien Mohammed B’s achtergrond en de brief die hij bij Theo achterliet. Het was Theo’s straf voor zijn blasfemie, een sharia-terechtstelling.

Heet-van-de-naald commentaren op monumentale gebeurtenissen, jaren later maken ze vaak gênante lectuur, maar toen ik het van de week herlas viel het me mee. Het meeste van Made In Holland staat zeventien jaar later nog overeind. Helaas. Herman Vuijsje vroeg zich in een krantenstuk af ‘wie wij allemaal hebben toegelaten en hun gang hebben laten gaan’, kennelijk even vergeten dat Mohammed B. in Nederland werd geboren. Daar wilde ik op attenderen met dat stuk. Het gebeurde in Nederland, een Nederlander vermoordde een andere Nederlander. Andere landen hebben soortgelijke problemen met immigranten, schreef ik, daar worden – inmiddels moet ik zeggen werden – geen columnisten afgeslacht. Andere landen hebben populistische politici die tegen immigratie zijn, maar ze worden niet vermoord. Wel in Nederland.


“In het land van Moet Kunnen,’ schreef ik. ‘Waar buren, winkeliers, leraren, badmeesters, scheidsrechters en supporters, buschauffeurs, conducteurs en treinpassagiers zomaar door vreemden bedreigd en mishandeld kunnen worden. Waar je kunt worden doodgeschopt om een aanmerking op iemands gedrag. Waar perfide spreekkoren in stadions jaar-in-jaar-uit getolereerd worden en voetbalcoaches die het ‘verkeerd’ doen verbaal worden gelynched. Waar de politie de sanctiecategorie ‘streng toespreken’ kent, waar asocialen als de Tokkie-famile op het schild worden getild en de cabaretier die het verst durft te gaan de volste zalen trekt. In Moet Kunnen-land. Dat misschien wel waarden kent, maar geen normen stelt. In het land van Theo van Gogh.”

Nederland staat in Europa op nummer 1 als het gaat om agressie tegen professionals

Theo was gefascineerd door het Glenn Mills Instituut, waar ontspoorde jongeren met harde hand worden ‘heropgevoed’, hij had er net een film over gemaakt (Cool!, 2004).


“Glen Mills werkt, niet omdat ze daar de islam uit jongeren halen, maar omdat ze Nederland erin stoppen. In een stoomcursus van een paar maanden, die moet compenseren wat wij decennialang verzaakten. Bij Glen Mills heet het ‘therapie’ en dan mag het ineens wel. Dat Theo van Gogh dit instituut bewonderde is begrijpelijk. Het schijnt dat hij zijn eigen zoon ook streng opvoedde. Volkert en zijn kameraden hebben vele gewelddaden op hun naam, van bomaanslagen en brandstichting tot juridische terreur, Volkerts persoonlijke specialisme. Een milieu-inspecteur werd dood in de bossen gevonden. De Centrum Democraten kregen tijdens een vergadering een brandbom door het raam, de secretaris verloor een been en belandde in een rolstoel. Het werd vergoelijkt, gedoogd, als een vorm van politieke folklore. Als een charmante verworvenheid haast van een vrijgemaakte natie. Moet kunnen! ‘Uw rechtsstaat is de onze niet!’ riepen de krakers. Misschien heeft Mohammed B. het gehoord, en zich verwonderd, net als ik, dat dat hier zomaar kon. Hoe dan ook, we lezen het terug in de brief die hij achterliet op Theo’s lijf. De Nederlandse wet en grondwet lijken niet te bestaan.”

Er is niet veel veranderd. In het radioprogramma De Nieuws BV hoorde ik van de week een gesprek met Caroline Koetsenruijter, schrijfster van Het Agressieparadijs. Ten opzichte van 2004 is er nog maar weinig veranderd, Nederland is Europees kampioen als het gaat om agressie tegen professionals. Ontremde landgenoten die erop los schelden of slaan als winkeliers, leraren, badmeesters, scheidsrechters en supporters, buschauffeurs, conducteurs en treinpassagiers, maar ook ambulanceverplegers, politieagenten, BOA’s, obers en serveersters, caissières, scheidsrechters of crèche-medewerkers, niet doen wat zij willen.

Nee, liever dan ontoelaatbaar gedrag onderdrukken wij ontoelaatbare ideeën. De Nederlandse rechtsstaat anno nu: schop een oud vrouwtje omver en je bent thuis voor de thee, kwets een minderheid en je slaapt in de cel.

Dertig procent van de Nederlanders werkzaam in publieksfuncties krijgt met verbaal en/of fysiek geweld te maken, bijna twee keer zoveel als in andere Europese landen. Dit gedrag neemt ook in andere landen toe – individualisering, informalisering, informatisering, de bekende sociologische grabbelton – maar Nederland onderscheidt zich doordat wij zulk gedrag bagatelliseren en onder de mat vegen, stelt Koetsenruijter. Professionals krijgen een ‘agressiemanagementtraining’ en worden zelfs naar de sportschool gestuurd om ‘weerbaarder’ te worden. Lerarenopleidingen ruimen lestijd in voor ‘omgaan met ouderlijke agressie’. De plegers worden niet aangepakt, de slachtoffers worden gecoacht. Vorige week kondigde de KNVB opnieuw ‘maatregelen’ aan tegen het voetbalgeweld, dat ondanks twintig jaar ‘beleid’ nog altijd toeneemt, omdat dat beleid niet gericht is op repressie – vies woord- maar op kanaliseren, incasseren, mitigeren. Managen.

Zo was het in 2004, zo is het nu.

“Nee, liever dan ontoelaatbaar gedrag onderdrukken wij ontoelaatbare ideeën,’ schreef ik. ‘De Nederlandse rechtsstaat anno nu: schop een oud vrouwtje omver en je bent thuis voor de thee, kwets een minderheid en je slaapt in de cel. En als justitie niet meewerkt zijn er nog wel andere methoden om je in het gareel te krijgen: van een stil, sluipend ostracisme tot openlijke karaktermoord met termen als ‘fascist’, ‘racist’ en ‘antisemiet’. Van een suggestief ‘Das nie wieder’ tot het ritueel aanroepen van Anne Frank. Alles in het nette natuurlijk, keurig met woorden, maar de boodschap is duidelijk: dwarsdenkers zijn spelbrekers en spelbrekers krijgen straf.
Te veel repressie van ‘ontoelaatbare’ ideeën en te weinig repressie van ontoelaatbaar gedrag, dat is ónze bijdrage aan de dood van Theo van Gogh geweest, die zelf amper meer het verschil zag tussen die twee, maar er ook (te) zelden op werd gewezen. [—] De laatste tijd was hij vooral omringd door gniffelende ja-knikkers.”

“Theo van Gogh werd twee keer gedood, met twee wapens: het pistool en het mes. Voor de schuld moeten wij naar het Oosten kijken, maar ook naar het Westen. Naar onszelf.”

Dat hebben we niet erg gedaan. We zijn nog steeds een land van Moet Kunnen. Het kabinet en Corona: niet durven optreden, niet durven doorpakken, bang om impopulair te zijn, ‘eigen verantwoordelijkheid’, ‘vrije keuze’, pappen en nathouden. Wegkijken.

Wat veranderde is het internet. Het onderdrukken van abject gedrag is nog steeds not done, het onderdrukken van abjecte ideeën is ondoenlijk geworden. Dit is de tijd waarvoor Theo van Gogh geboren werd.