Spring naar de content
bron: Gabriël Kousbroek

Herinneringen aan de rode kunstredactie


Nadat G.H.B. door overmacht zijn reis door Zuid-Amerika had moeten onderbreken, memoreerde hij thuis in Amsterdam met Nico Koster de gouden jaren op de burelen van De Telegraaf.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door G.H.B. Hiltermann

Amigas y amigos, ik ben ietwat vroeger dan verwacht weer thuis, omdat ik mijn grand tour door het schitterende Zuid-Amerika door overmacht heb moeten onderbreken. Ik vertoefde in Villa Baviera, een Duits paradijsje midden in de Chileens woestenij, toen plotsklaps de noodtoestand werd uitgeroepen. De Mapuche, een inheems volk, eisten voor de zoveelste keer hun onafhankelijkheid en president Sebastián Piñera moest wel hardhandig optreden. De president had mij in zijn Palacio de La Moneda bij een kopje thee overigens al gewaarschuwd voor een en ander, maar ik zei nog: doe dat nou niet, Sébas, want dan krijg je een slechte pers en het mondiale journaille is die toestand met Allende nog niet vergeten. Ik was er destijds bij en ik kan u verzekeren dat er een onaangenaam sfeertje hing in het stadion, waar ik werd rondgeleid door het leger. 

Villa Baviera, waar ik net aan het bijkomen was van een chikungunya-aanval, heette vroeger Colonia Dignidad, en het toeval wil dat videokanaal Netflix daar momenteel een documentairereeks over uitzendt. Ik bezocht de Duitse kolonie in de jaren zestig en de sfeer deed mij denken aan een kibboets, maar dan anders. Iedereen werkte keihard en al die lederhosen, Tiroler hoedjes en bonte Heidi-jurkjes hadden wel iets vertederends. Het viel mij toen al op dat oprichter Paul Schäfer wel heel erg intiem was met die Kinderlein en na de val van zijn vriend Augusto Pinochet zou de viezerik dan ook worden opgepakt wegens knapenschenderij. Wat ik niet wist, was dat men in Colonia Dignidad nog steeds zo verknocht was aan het Derde Rijk; ik dacht dat het gewoon heimwee naar de heimat betrof. 

Kurzum, de noodtoestand noopte mij terug te vliegen naar Mokum. 

Oost west, thuis best, dacht ik toen ik mijn twee teckels en mijn trouwe huishoudster Agaath huilend bij de voordeur aantrof. Het goede mens was negentig geworden en ik vroeg wat voor bijzonder cadeau zij ditmaal wilde. Saampjes naar de nieuwe James Bond in Tuschinski, G.H.B., fluisterde ze. Dat kwam mij goed uit, want zulks is minder begrotelijk dan een weekeindje steengrillen en kienen in Sporthuis Centrum, een activiteit die ze voor haar zeventigste jaardag had bedacht.

De tekst gaat onder de illustratie verder.

bron: Gabriël Kousbroek

James Bond is helaas James Bond niet meer. Miss Moneypenny bleek ineens een mens van kleur, Q was getransformeerd tot een fat die de Griekse beginselen had uitgevonden en verbeterd en de beoogde opvolger van 007 was een juffrouw die met haar hakken over de sloot afgestudeerd was aan de spinazieacademie van Kingston op Jamaica. De slechterik, een Egyptenaar, was hoofdzakelijk afschrikwekkend door een slagveld van acne-littekens. 

Ik heb dan ook zitten klappen in Tuschinski toen de heer Bond werd teruggestuurd naar zijn Schepper. Het einde was tranentrekkend pathetisch en ik kan u nu reeds verklappen dat zijn dochter, een vervelende blaag, de nieuwe Bond wordt. Zij zal ongetwijfeld lesbisch zijn, net als de oudste dochter van onze koning (als ik meneer Rutte tenminste mag geloven). 

Gelukkig had ik daarna een vernissage bij galerie Jaski, waar de fotograaf Nico Koster de mooiste kiekjes van zijn boezemvriend Karel Appel presenteerde. Ik ken Nico natuurlijk nog uit mijn Telegraaf-tijd en we hebben heerlijk herinneringen opgehaald aan de ‘rode’ kunstredactie. Chef Jan Spierdijk haalde Dimitri Frenkel Frank, Adriaan Venema, Eelke de Jong en Haya van Someren binnen. Wat een xantippe was Haya, vrienden, ik heb nog nooit een vrouw meegemaakt die zo kon vloeken. Bovendien zoop ze al die kerels onder tafel. Fotograaf Anton Veldkamp probeerde eens helemaal lazarus zijn auto het Americain binnen te rijden en zuipschuit Eelke de Jong had de gewoonte om onderweg van de hoofdredactie naar de kassa de bonnen te vervalsen. Lag hij ’s nachts te slapen in de grote leren fauteuil van hoofdredacteur Stokvis, omdat hij te dronken was om zijn bed te halen.

De Jong schreef samen met Rijk de Gooyer jarenlang een column in notabene mijn Haagsche Post over de mislukte, oude journalist Koos Tak, gebaseerd op reeds genoemde chef kunst Jan Spierdijk. Spierdijk had De Jong ontslagen en De Gooyer omschreven als een acteur van lik-me-reet. Elke feuilleton was een wraakexpeditie voor beide sujetten en het wordt tijd dat de Haagsche Post excuses aanbiedt aan de erven Spierdijk. 

Fotograaf Nico Koster en ik hebben het uiteraard uitvoerig over Karel Appel gehad. U mag best weten dat ik in november 1950 met Karel, Constant en Corneille per trein naar Parijs vertrok. Ik heb daar uiteraard nooit ruchtbaarheid aan gegeven. Er kon niemand meer bij in de coupé, die volgestouwd was met schilderijen, rollen papier en verf. Ik had in Amsterdam tegen Karel gezegd dat hij naar Parijs moest, want iedereen zat daar: Picasso, Miró, Max Ernst, Léger, Chagall. Daar werd kunstgeschiedenis geschreven. 

Ik vertelde Nico dat Karel Appel altijd aan het eten was. Dan stond hij een enorme biefstuk te bakken en gaf hij die arme Corneille daar niet eens een flinter van. Die droop af als een hond die geen eten krijgt van zijn baas. 

Ik heb zitten klappen in Tuschinski toen de heer Bond werd teruggestuurd naar zijn Schepper

Veel bekende Nederlandse schilders die mijn advies om naar Parijs te verkassen negeerden, bleven provinciale figuren. Denk maar aan Jan Sluijters. Als die man naar Parijs was gegaan, was hij een wereldster geworden. Ik moet er niet aan denken dat Mondriaan in Amersfoort was blijven wonen. 

Kees van Dongen is godzijdank doorgebroken, omdat-ie op mijn bescheiden advies ook naar Parijs ging. Ik ben daar nog eens bij hem langsgegaan, hij was al 91. Ik belde bij hem aan en hoorde een stofzuiger. Ik dacht dat het de werkster was. Bleek het Van Dongen zelf te zijn. Al 91 en dan nog stofzuigen, met een pet op en een pijp in de mond. Zo’n wereldberoemde man die gewoon staat te stofzuigen. Een bankier zou het niet doen. Ze zijn allemaal dood, vrienden, en daarom was ik blij dat ik op ze kon proosten met Nico Koster, de laatste der Mohikanen